1 Ik vraag dan: ^°God verstoot^* Zijn ^°volk toch niet? Moge het daar niet van komen^*! Want ook ik ben Israeliet, uit het zaad van Abraham, van de stam van Benjamin. [Filip. 3:5]
2 ^°God verwerpt^* Zijn ^°volk niet dat Hij tevoren kent, of weten jullie niet wat Elia in de Schrift zegt, als hij bij ^°God pleit tegen ^°Israel? [1Sam. 12:22]
3 Heer, Uw profeten doden zij, Uw ^°altaren graven ^* zij weg, ik alleen ben overgebleven^* en zij zoeken mijn ^°ziel. [1Kon. 19:10,14]
4 Maar wat zegt hem het antwoord? Ik liet Mij zevenduizend mannen overblijven^* die de knie niet buigen^* voor de Baäl. [1Kon. 19:18]
5 Zo is dan ook in de huidige tijd naar de verkiezing van de genade een restant geworden.
6 Indien het nu uit genade is, dan is niet meer uit werken, anders zou het geen ^°genade meer zijn. [Rom. 9:27] - [Gal. 3:18]
7 Wat dan? Wat Israel najaagt, dit heeft het niet verkregen^*, maar de keuze heeft het verkregen^*, de rest werd verhard^*, [Rom. 9:31]
8 zoals het werd geschreven: ^°God gaf aan hen een geest van bedwelming, ogen om niet te zien, oren om niet te horen, tot de dag van ^°heden. [Deut. 29:4]
9 En David zegt: Laat hun ^°tafel tot een val worden en tot een net en tot een schandaal, voor hen tot vergelding.
10 Laten hun ^°ogen verduisterd^* zijn, zodat zij niet zien en hun ^°rug zich altijd kromt^*. [Psalm 69:23]
11 Ik zeg dan: zij struikelen^* toch niet zo dat zij zouden vallen^*? Moge dat er niet van komen^*! Maar door hun ^°overtreding is de redding tot de heidenen gekomen, om hen tot ^°jaloezie op te wekken^*. [Deut. 32:21] - [Hand. 13:46]
12 Maar als hun overtreding de rijkdom voor de wereld is, en hun vermindering de rijkdom voor de natiën, hoeveel te meer hun ^°volheid!
13 Maar tot jullie, de natiën, zeg ik: zeker omdat ik apostel van de natiën ben, verheerlijk ik mijn ^°bediening.
14 opdat ik mogelijk die van mijn ^°vlees zijn tot jaloezie zou opwekken^* en ik enkelen uit hen zou redden^*.
15 Want indien hun ^°verwerping verzoening van de wereld is, wat zal de terugneming zijn? Is het niet leven uit de doden? [Eze. 37:1-6]
16 Maar als de eerstelingen heilig zijn, dan ook het deeg. En indien de wortel heilig is, dan ook de takken. [Num. 15:17-21]
17 Maar indien enkele van de takken zijn weggebroken^*, en jij als wilde olijf te midden van hen werd geënt^* en jij mede deelnemer bent geworden^* aan de vetheid van de wortel van de olijf, [Efe. 2:11,12]
18 beroem je niet tegen de takken! Indien jij je er tegen beroemt: niet jij draagt de wortel, maar de wortel jou! [Joh. 4:22]
19 Jij zult dan zeggen: takken zijn weggebroken^* opdat ik geënt zou worden^*.
20 Wel, om het ongeloof zijn zij weggebroken^* en door het geloof sta jij. Wees jij dan niet hooghartig van houding, maar vrees! [Rom. 12:16]
21 Want indien ^°God de natuurlijke takken niet spaart^*, ook jou zal Hij niet sparen.
22 Neem^* dan waar: de goedheid en de strengheid van ^°God! De strengheid over de vallenden^*, maar over jou goedheid van God, indien jij blijft^* bij de goedheid, anders zul jij ook weggekapt^* worden. [Joh. 15:6]
23 maar ook zij, wanneer zij niet volharden in het ongeloof, zullen geënt worden. Want ^°God is in staat hen opnieuw te enten^*.
24 Want indien jij uit de van nature wilde olijf werd weggekapt^* en tegen de natuur geënt^* werd op de gecultiveerde olijf, hoeveel te meer zullen dezen naar hun natuur geënt worden op de eigen olijf?
25 Want ik wil niet dat jullie onwetend zijn, broeders, van dit ^°geheim, opdat jullie niet eigenwijs zult zijn, dat een verharding, ten dele, over ^°Israel is gekomen, totdat de volheid van de natiën zal binnengaan^*. [Rom. 12:16] - [Joh. 10:16]
26 En zo zal heel Israel gered worden, zoals het is geschreven: Uit Sion zal de Verlossende arriveren. Hij zal de oneerbiedigheden van Jacob afwenden. [Matt. 23:39] - [Psalm 14:7] - [Jes. 27:9]
27 En dit is Mijn verbond met hen, wanneer Ik hun zonden verwijder. [Jes. 59:20,21]
28 Naar het evangelie zijn zij zeker vijanden, vanwege jullie, maar naar de keuze zijn zij geliefden, vanwege de vaderen.
29 Want de genadegeschenken en de roep van ^°God zijn onberouwelijk.
30 Want evenals jullie ooit ongehoorzaam zijn^* aan God, maar nu mededogen werd betoond^* door hun koppigheid,
31 zijn^* ook dezen nu koppig door dit mededogen van jou, opdat ook hen nu mededogen betoond zou worden^*.
32 Want ^°God heeft ^°allen onder koppigheid besloten^*, opdat Hij ^°allen mededogen zou betuigen^*. [Gal. 3:22]
33 O diepte van rijkdom en wijsheid en kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn ^°oordelen en hoe onnaspeurlijk Zijn ^°wegen! [Jes. 45:15]
34 Want wie kende^* het denken van de Heer, of wie werd^* Zijn raadgever? [Job 15:8] - [Jer. 23:18]
35 En wie geeft^* eerst aan Hem, en het zal hem terug betaald worden? [Job 41:2]
36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem is het al. Hem zij de heerlijkheid tot in de aionen. Amen. [1Kor. 8:6]



Terug naar de index.
Naar Romeinen 12