1 Ik moedig jullie dan aan, broeders, door de barmhartigheden van ^°God, dat jullie je ^°lichamen stellen^* tot een levend, heilig en welgevallig offer aan ^°God, jullie ^°logische eredienst, [Rom. 6:11,13]
2 en wordt niet gelijk gevormden aan deze ^°aion, maar worden jullie omgevormd door de vernieuwing van het denken, opdat jullie onderzoeken wat de wil van ^°God is: het goede en welgevallige en volgroeide. [Efe. 4:23] - [Efe. 5:10,17]
3 Want ik zeg door de genade, de mij geschonkene^*: aan een ieder ^°onder jullie zijnde, niet hoger te streven dan past, maar streef naar zelfbeheersing, iedereen, zoals ^°God toebedeelt naar de maat van het geloof. [1Kor. 12:11]
4 Want zoals wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde functie hebben, [1Kor.12:12]
5 zo zijn wij, de velen, één lichaam in ^°Christus, maar afzonderlijk leden van elkaar. [1Kor. 12:27]
6 Nu hebbend genadegeschenken naar de ons gegeven genade, naar ^°gelang van ons ^°geloof, of dat nu profetie is,
7 of diaken in de diakonie, of de lerende in het onderwijs.
8 of de bemoedigende bij het bemoedigen, wie deelt in vrijgevigheid, wie leidend met ijver, wie mededogend in barmhartigheid. [2Kor. 9:7] - [1Petr. 4:10,11]
9 De liefde zij ongeveinsd, walgende van het kwaad, verbonden aan het goede, [1Tim. 1:5] - [Amos 5:15]
10 in broederlijke ^°liefde voor elkaar, elkaar teder beminnend in eerbetoon, elkaar hoog achtend, [2Petr. 1:7] - [Filip. 2:3]
11 in ijver, niet lui van ^°geest, de Heer vurig dienend. [Hand. 18:25]
12 verheugend in de verwachting, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed, [1Thess. 5:17]
13 bijdragend in de noden van de heiligen, de gastvrijheid najagend. [Hebr. 13:2]
14 Zegen de jullie vervolgenden, zegen en vervloek niet. [Matt. 5:44]
15 Verheugt je met de verheugden, huilt met de huilenden. [Psalm 35:13]
16 Weest onder elkaar eensgezind, niet zinnende op hoge dingen, maar voegt je in het eenvoudige; wordt niet eigenwijs, [Rom. 15:5] - [Rom. 11:25]
17 vergeldt niemand kwaad met kwaad, voorzie in het goede met het oog op alle mensen. [1Thess. 5:15] - [Spreuken 3:4]
18 Indien mogelijk en voor zover het uit jullie is: houdt vrede met alle mensen, [Mar. 9:50]
19 wreekt jullie zelf niet, geliefden, maar geef ruimte aan de toorn, want het is geschreven: Mij is de wreking. Ik zal vergelden, zegt de Heer. [Lev. 19:18] - [2Thess. 1:6,7] - [Deut. 32:35]
20 Maar indien uw ^°vijand zou hongeren, geef hem voedsel, indien hij dorst heeft, geef hem te drinken, want dit doende zul jij vurige kolen ophopen op zijn ^°hoofd. [Spr. 25:21]
21 Wees niet overwonnen door het kwaad, maar wees het kwade overwinnende door het goede!



Terug naar de index.
Naar Romeinen 13