Dit is een eigen Het Beste Nieuws vertaling van
Jozua
Hoofdstuk 21

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)

1 En de hoofden van de vaders van de Levieten komen dichtbij naar Eleazar, de priester, en naar Jozua, zoon van Nun, en naar de hoofden van de vaders van de stammen van de zonen van Israel.
2 En zij spreken tot hen in Shiloh, in het land van Kanaän, zeggend: "Jahweh droeg op door de hand van Mozes om ons steden te geven om in te verblijven, met hun gemeenschappelijk land voor onze beesten." [Num. 35:2-5]
3 En de zonen van Israel geven aan de Levieten van hun lotdeel, op bevel van Jahweh, deze steden met hun gemeenschappelijke landerijen.
4 En het lot gaat uit naar de families van de Kohatiet, en het wordt voor de zonen van Aäron, de priester (uit de Levieten), uit de stam van Juda en uit de stam van de Simeoniet en uit de stam van Benjamin, door het lot, dertien steden.
5 En voor de zonen van Kohath die over bleven, uit de stam van de families van Efraïm en uit de stam van Dan en uit de helft van de stam van Manasse, door het lot, tien steden.
6 En voor de zonen van Gershon zijn, uit de families van de stam van Issachar en uit de stam van Asher en uit de stam van Naftali en uit de helft van de stam van Manasse in Bashan, door het lot, dertien steden.
7 Voor de zonen van Merari, voor hun families, uit de stam van Ruben en uit de stam van Gad en uit de stam van Zebulon, twaalf steden.
8 En de zonen van Israel geven deze steden aan de Levieten, met hun gemeenschappelijke landerijen, zoals Jahweh opdroeg door de hand van Mozes, door het lot.
9 En zij geven uit de stam van de zonen van Juda en uit de stam van de zonen van Simeon, deze steden die men bij naam noemt:
10 en zij worden voor de zonen van Aäron, uit de families van de Kohathiet, uit de zonen van Levi, want voor hen werd het eerste lot.
11 En zij geven aan hen Kiriath-Arba, de vaderstad van de Anak (dat is Hebron), in het gebergte van Juda, met de gemeenschappelijke landerijen rondom haar,
12 en het veld van de stad en haar hoven gaven zij aan Kaleb, zoon van Jefhunneh, tot zijn bezit.
13 En aan de zonen van Aäron, de priester, gaven zij de toevluchtstad voor de moordenaar, Hebron, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Libnah, met haar gemeenschappelijke landerijen,
14 en Jattir, met haar gemeenschappelijke landerijen en Esthemoa, met haar gemeenschappelijke landerijen,
15 en Holon, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Debir, met haar gemeenschappelijke landerijen,
16 en Ain, met haar gemeenschappelijke landerijen en Juttah, met haar gemeenschappelijke landerijen, Beth-Shemesh, met haar gemeenschappelijke landerijen, negen steden uit deze twee stammen.
17 En uit de stam van Benjamin: Gibeon, met haar gemeenschappelijke landerijen, Geba, met haar gemeenschappelijke landerijen,
18 Anathoth, met haar gemeenschappelijke landerijen en Almon, met haar gemeenschappelijke landerijen; vier steden.
19 Al de steden van de zonen van Aäron, de priester, zijn dertien steden met hun gemeenschappelijke landerijen.
20 En voor de families van de zonen van Kohath, de Levieten, die over bleven van de zonen van Kohath, worden de steden naar hun lot uit de stam van Efraïm.
21 En zij geven hen de toevluchtsstad voor de moordenaar, Shechem, met haar gemeenschappelijke landerijen, in het gebergte van Efraïm, en Gezer, met haar gemeenschappelijke landerijen,
22 en Kibzaïm, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Beth-Horon, met haar gemeenschappelijke landerijen; vier steden.
23 En uit de stam van Dan: Eltekeh, met haar gemeenschappelijke landerijen, Gibbethon, met haar gemeenschappelijke landerijen,
24 Aijalon, met haar gemeenschappelijke landerijen, Gath-Rimmon, met haar gemeenschappelijke landerijen; vier steden.
25 En uit de helft van de stam van Manasse: Taanach, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Gath-Rimmon, met haar gemeenschappelijke landerijen; twee steden.
26 Alle steden zijn er tien, met hun gemeenschappelijke landerijen, voor de families van de zonen van Kohath, die over bleven.
27 En voor de zonen van Gershon, van de families van de Levieten, uit de helft van de stam van Manasse, een toevluchtstad voor de moordenaar, Golan in Bashan, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Be-Estherah, met haar gemeenschappelijke landerijen; twee steden.
28 En van de stam van Isachar: Kishion, met haar gemeenschappelijke landerijen, Daberath, met haar gemeenschappelijke landerijen,
29 Jarmuth, met haar gemeenschappelijke landerijen, En-Gannim, met haar gemeenschappelijke landerijen; vier steden.
30 En van de stam van Asher: Mishal, met haar gemeenschappelijke landerijen, Abdon, met haar gemeenschappelijke landerijen,
31 Helkath, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Rehob, met haar gemeenschappelijke landerijen; vier steden.
32 En uit de stam van Naftali: een toevluchtstad voor de moordenaar, Kedesh in Galilea, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Hammoth-Dor, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Kartan, met haar gemeenschappelijke landerijen; drie steden.
33 Alle steden van de Gershonieten, voor hun families, zijn tien steden, met hun gemeenschappelijke landerijen.
34 En voor de families van de zonen van Merari, de Levieten die achter bleven, zijn uit de stam van Zebulon: Jokneam, met haar gemeenschappelijke landerijen, Kartah, met haar gemeenschappelijke landerijen,
35 Dimnah, met haar gemeenschappelijke landerijen, Nahalal, met haar gemeenschappelijke landerijen; vier steden.
36 En uit de stam van Ruben: Bezer, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Jahaz, met haar gemeenschappelijke landerijen,
37 Kedemoth, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Mefaath, met haar gemeenschappelijke landerijen; vier steden.
38 En uit de stam van Gad: een toevluchtstad voor de moordenaar, Ramoth, in Gilead, met haar gemeenschappelijke landerijen, en Mahanaim, met haar gemeenschappelijke landerijen,
39 Hesbon, met haar gemeenschappelijke landerijen, Jazer, met haar gemeenschappelijke landerijen; alles bij elkaar vier steden.
40 Alle steden voor de zonen van Merari voor hun families, die achter bleven van de families van de Levieten, hun lot wordt twaalf steden.
41 Alle steden van de Levieten te midden van het bezit van de zonen van Israel, zijn achtenveertig steden, met hun gemeenschappelijke landerijen.
42 Deze steden worden elk steden met rondom hun gemeenschappelijke landerijen; zo is het voor al deze steden.
43 En Jahweh geeft aan Israel al het land dat Hij aan hun vaders zwoer te geven. En zij bezitten het en zij verblijven er in.
44 En Jahweh geeft aan hen rust, rondom, zoals Hij zwoer aan hun vaders. En er stond geen man voor hun aangezicht op van welk van hun vijanden dan ook. Jahweh gaf hun vijanden in hun hand.
45 En er is geen woord vervallen van het woord dat Jahweh sprak tot het huis van Israel; het geheel kwam uit. [1Kon. 8:56]

Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 22
   


© www.hetbestenieuws.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.