|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En het tweede lot gaat uit voor Simeon, voor de stam van de zonen van Simeon, voor hun families, en het wordt tot lotdeel te midden van het lotdeel van de zonen van Juda.
2 En Beer-Sheba en Sheba en Moladah worden voor hen tot lotdeel.
3 en Hazar-Shual, en Balah, en Azem,
4 en Eltolad, en Bethul, en Hormah,
5 en Ziklag, en Beth-Marcaboth, en Hazar-Susah,
6 en Beth-Lebaoth, en Sharuhen; dertien steden en hun hoven;
7 Ain, Rimmon en Ether en Ashan, vier steden en hun hoven.
8 en alle hoven die rondom deze steden zijn, tot zo ver als Baalat-Beer, Ramah-Negev. Dit is het lotdeel van de stam van de zonen van Simeon, voor hun families. [1Kron. 4:28-33]
9 Uit het deel van de zonen van Juda is het lotdeel van de zonen van Simeon, want het deel van de zonen van Juda was te veel voor hen. En de zonen van Simeon krijgen hun lotdeel te midden van hun lotdeel.
10 En het derde lot komt op voor de zonen van Zebulon, voor hun families. En het grensgebied van hun lotdeel komt tot zo ver als Sarid,
11 en hun grensgebied gaat op in de richting van de zee en het komt aan bij Dabbesheth en het komt aan bij de waterloop die is voor Jokneam,
12 en het keert terug van Sarid, naar het oosten, bij de zonsopkomst, bij het grensgebied van Chisloth-Tabor en het komt uit bij Daberath en het gaat op naar Jafia,
13 en van daar gaat het verder naar het oosten, in de richting van de zonsopkomst, in de richting van Gad-Hefer en het komt uit bij Rimmon-Methoar, bij Neah.
14 En het grensgebied gaat er rondom, van het noorden van Hannathon. En zijn uitgangen komen in de vallei van Riftah-El,
15 en Kattath, en Nahallal, en Shimron, en Idalah, en Beth-Lehem; twaalf steden en hun hoven.
16 Dit is het lotdeel van de zonen van Zebulon, voor hun families, deze steden en hun hoven.
17 Voor Issachar komt het vierde lot uit, voor de zonen van Issachar, voor hun families.
18 en hun grensgebied komt in de richting van Jezreel en Chesulloth en Shunem,
19 en Hafraim, en Shihon, en Anaharath,
20 en Rabbith, en Kishion, en Abez,
21 en Remeth, en En-Gannim, en En-Haddah, en Beth-Pazzez;
22 en het grensgebied komt aan in Tabor en in de richting van Shahazimah en Beth-Shemesh, en hun uitgangen komen bij de Jordaan; zestien steden en hun hoven.
23 Dit is het lotdeel van de stam van de zonen van Issachar, voor hun families, de steden en hun hoven.
24 En het vijfde lot gaat uit voor de stam van de zonen van Asher, voor hun families.
25 En hun grensgebied wordt Helkath en Hali en Beten en Achshaf,
26 en Allammelech en Amad en Mishal en het komt aan in Carmel, in de richting van de zee, en in Shihor-Libnath.
27 En het keert terug naar de opkomst van de zon en het komt aan bij Zebulon en bij de vallei van Iftah-El, naar het noorden van Beth-Emek en Neiel en het gaat uit naar Cabul van de linkerkant,
28 en Hebron en Rehob en Hammon en Kanah, tot zo ver als het grote Sidon.
29 En het grensgebied keert terug naar Ramah, tot zo ver als de versterkte stad Tyrus; en het grensgebied keert terug naar Hosah. En zijn uitgangen komen in de richting van de zee, van het gebied dat is in de richting van Achzib,
30 en Ummah en Afek en Rehob; tweeëntwintig steden en hun hoven.
31 Dit is het lotdeel van de stam van de zonen van Asher, voor hun families, deze steden en hun hoven.
32 Voor de zonen van Naftali kwam het zesde lot naar voren, voor de zonen van Naftali, voor hun families.
33 En hun grensgebied wordt van Helef, van Allon in Zaananim, en Adami, Nekeb en Jabneel, tot zo ver als Lakkum. En hun uitgangen komen bij de Jordaan.
34 En het grensgebied keert terug in de richting van de zee, naar Aznoth-Yabor, en het gaat van daar uit in de richting van Hukkok, en het komt aan in Zebulon, vanaf de Negev, en in Asher komt het aan vanaf het westen en tegen Juda bij de Jordaan, bij de opkomst van de zon.
35 En de versterkte steden zijn Ziddim, Zer, en Hammath, Rakkath, en Chinnereth,
36 en Adamah, en Ramah, en Hazor,
37 en Kedesh, en Edrei, en En-Hazor,
38 en Iron, en Migdal-El, Horem, en Beth-Anath, en Beth-Shemesh; negentien steden en hun hoven.
39 Dit is het lotdeel van de stam van de zonen van Naftali, voor hun families, de steden en de hoven.
40 Voor de stam van de zonen van Dan, voor hun families, kwam het zevende lot naar voren.
41 En het grensgebied van hun lotdeel wordt: Zorah, en Eshtaol, en Ir-Shemesh,
42 en Shalabbin, en Aijalon, en Jethlah,
43 en Elon, en Thimnathah, en Ekron,
44 en Eltekeh, en Gibbethon, en Baalath,
45 en Jehud, en Bene-Barak, en Gath-Rimmon,
46 en Me-Jarkon, en Rakkon, met de grens tegenover Jafo.
47 En het grensgebied van de zonen van Dan gaat van hen uit, en de zonen van Dan trekken op en zij vechten met Leshem en zij nemen haar in bezit en zij slaan haar met de rand van het zwaard. En zij verblijven in haar en zij noemen Leshem Dan, naar de naam van Dan, hun vader. [Richt. 18:27-29]
48 Dit is het lotdeel van de stam van de zonen van Dan, voor hun families, deze steden en hun hoven.
49 En zij voltooien met het verdelen van het in lotdelen, naar haar grensgebieden. En de zonen van Israel geven een lotdeel aan Jozua, zoon van Nun, in hun midden.
50 Op bevel van Jahweh gaven zij aan hem de stad die hij vroeg: Timnath-Serah, in het gebergte van Efraïm. En hij bouwt de stad en hij verblijft in haar. [Joz. 24:30]
51 Deze zijn de lotdelen die Eleazar, de priester, en Jozua, zoon van Nun, en de hoofden van de vaders, bij loting in Shiloh toedeelden aan de stammen van de zonen van Israel, voor het aangezicht van Jahweh, bij de ingang van de tent van de afspraak. En zij voltooien het land te verdelen.
Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 20
|
|