|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En het gebeurt na de dood van Mozes, dienaar van Jahweh, dat Jahweh spreekt tot Jozua, zoon van Nun, de dienaar van Mozes zeggend:
2 "Mijn dienaar Mozes stierf. En nu, sta op!, steek deze Jordaan over, jij en heel dit volk, naar het land dat Ik aan hen geef, aan de zonen van Israel.
3 Iedere plaats die jullie voetzool zal betreden, aan jullie geef Ik hem, zoals Ik sprak tot Mozes.
4 Van deze wildernis en de Libanon en tot aan de grote rivier, de rivier de Perath*1), al het land van de Hittieten en tot aan de grote zee, het ondergaan van de zon, zal jullie grens worden.
5 Niemand zal zichzelf voor jouw aangezicht stellen, alle dagen van jouw leven; zoals Ik met Mozes was, zal Ik met jou zijn. Ik zal jou niet verwaarlozen en Ik zal jou niet in de steek laten. [Deut. 11:24,25] [Deut. 31;6,8]
6 Wees standvastig en wees resoluut, want jij, jij zal dit volk het land doen lotdelen dat Ik aan hun vaders zwoer aan hen te geven.
7 Maar wees standvastig en zeer resoluut om waar te nemen te doen naar heel de wet die Mozes, Mijn dienaar, aan jou opdroeg. Het moet niet zo zijn dat jij er van afwijkt, rechts en links, maar dat jij verstandig zal voortgaan bij al wat jij doet.
8 De rol van deze wet zal niet uit jouw mond verwijderd worden, maar jij houdt er een alleenspraak mee, dag en nacht, zodat jij zal waarnemen te doen naar al wat er in geschreven werd, want dan zal jij voorspoed hebben op jouw weg en dan zal jij verstandig voortgaan.
9 Droeg Ik jou niet op standvastig en resoluut te zijn? Het moet niet zo zijn dat jij bang bent en het moet niet zo zijn dat jij ontmoedigd wordt, want Jahweh, jouw Elohim, is met jou, waarheen jij ook gaat."
10 En Jozua geeft opdracht aan de opzichters van het volk, zeggend:
11 "Gaat naar het midden van het kamp en geeft het volk opdracht, zeggend: Bereidt voor jullie voorraad voor, want over drie dagen steken jullie deze Jordaan over om het land binnen te gaan en te bezitten, dat Jahweh, jullie Elohim, aan jullie geeft om het te bezitten."
12 En tot de Rubeniet en tot de Gadiet en tot de helft van de stam van Manasse sprak Jozua, zeggend:
13 "Denk aan het woord dat Mozes, dienaar van Jahweh, aan jullie opdroeg, zeggend: Jahweh, jullie Elohim, geeft jullie rust en Hij geeft jullie dit land. [Num. 32:28-32]
14 Jullie vrouwen, jullie peuter en jullie vee zullen verblijven in het land dat Mozes jullie gaf aan de overzijde van de Jordaan. En jullie, jullie zullen oversteken, die met vijftig zijn, voor het aangezicht van jullie broers, alle machtige mannen, de dapperen, en jullie helpen hen,
15 totdat Jahweh rust zal geven aan jullie broeders, net als aan jullie, en zij bezitten, ook zij, het land dat Jahweh, jullie Elohim, aan hen geeft. En jullie keren terug naar het land van jullie bezit en jullie bezitten datgene wat Mozes, dienaar van Jahweh, aan jullie gaf aan de overzijde van de Jordaan, het opkomen van de zon."
16 En zij antwoorden Jozua, zeggend: "Alles wat u opdroeg zullen wij doen en overal waarheen u ons stuurt zullen wij gaan.
17 Zoals wij luisterden naar Mozes, zo zullen wij luisteren naar u, maar Jahweh, uw Elohim, zal met u zijn zoals Hij met Mozes was.
18 Iedere man die uw bevel weerstaat en niet naar uw woorden luistert, naar alles wat u hem zal opdragen, hij zal ter dood gebracht worden. Maar u, wees standvastig en resoluut!"
*1) Perath - waarschijnlijk de Eufraat.
Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 2
|
|