|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 Dit zijn de woorden van het verbond dat Jahweh aan Mozes opdroeg te snijden met de zonen van Israel in het land van Moab, naast het verbond dat Hij met hen sneed bij de Horeb.
2 En Mozes roept tot heel Israel en hij zegt: "Jullie, jullie zagen alles wat Jahweh voor jullie ogen deed in het land van Egypte, met Farao en met al zijn dienaren en met heel zijn land,
3 de grote beproevingen die jouw ogen zagen, de tekenen en die grote wonderen.
4 En Jahweh gaf jullie niet een hart om te kennen en ogen om te zien en oren om te horen, tot deze dag. [Rom. 11:8]
5 En ik doe jullie veertig jaren in de wildernis gaan; jullie kledingstukken versleten niet aan jou en jouw sandaal versleet niet aan jouw voet.
6 Brood aten jullie niet en wijn en iets bedwelmends dronken jullie niet, zodat jullie zullen weten dat Ik, Jahweh, jullie Elohim ben.
7 En jullie komen tot deze plaats, en Sihon, koning van Heshbon, en Og, koning van Bashan, trekken uit om ons te ontmoeten voor de strijd en wij slaan hen. [Num. 21:21-25] [Num. 21:31-35]
8 En wij nemen hun land en wij geven het als lotdeel aan de Rubeniet en aan de Gadiet en aan de helft van de stam van de Manassiet. [Num. 32:33]
9 En jullie nemen de woorden waar van dit verbond en jullie doen ze, zodat jij verstandig zal handelen bij alles wat jullie zullen doen.
10 Jullie zullen vandaag, allemaal, voor het aangezicht van Jahweh, jullie Elohim, geplaatst worden, jullie hoofden, jullie stammen, jullie ouden en jullie opzichters, iedere man van Israel,
11 jullie peuter, jullie vrouwen en jouw bijwoner die binnen jouw kampen is, van de kapper van jouw hout tot die jouw water put,
12 overstekend in het verbond van Jahweh, jouw Elohim, en in Zijn vervloeking, die Jahweh, jouw Elohim, vandaag met jou snijdt,
13 om jou vandaag voor Hem als volk te vestigen. En Hij zal voor jou tot Elohim worden, zoals Hij tot jou sprak en zoals Hij aan jouw vaders zwoer, aan Abraham, aan Izaäk en aan Jacob.
14 En niet met jullie, jullie alleen, snij Ik het verbond en deze vervloeking,
15 want het is met die hier vandaag met ons staat voor het aangezicht van Jahweh, onze Elohim, en met hem die vandaag hier niet met ons is.
16 Want jullie, jullie weten hoe wij verbleven in het land van Egypte en hoe wij doorgingen te midden van de natiën die we passeerden.
17 En jullie zien hun gruwelen en hun vieze afgoden van hout en steen, zilver en goud, die bij hen zijn,
18 tenzij er onder jullie een man of een vrouw of een familie of een stam is van wie het hart vandaag afkeert van Jahweh, onze Elohim, weggaand om elohim van deze natiën te dienen, tenzij er in jullie een wortel is die vruchtbaar is in gif en alsem, [Hebr. 12:15]
19 en het gebeurt bij het horen van deze woorden van vervloeking, dat hij zichzelf zegent in zijn hart, zeggend: Vrede zal er met mij zijn, want ik ga met de controle over mijn hart, om de dronkaard op te vegen met de dorstige.
20 Jahweh zal niet willen hem te vergeven, want dan zullen de boosheid van Jahweh en Zijn jalousie roken tegen die man en op hem rust heel de vervloeking die is opgeschreven in deze rol. En Jahweh wist zijn naam uit van onder de hemelen.
21 En Jahweh zal hem scheiden van alle stammen van Israel vanwege het kwaad, naar alle vervloekingen die geschreven zijn in deze rol van de wet."
22 En hij zegt: "De laatste generatie van jullie zonen die na jullie zullen opstaan en de vreemdeling die zal komen uit een ver land, en zij zien de slagen van dit land en haar lotdelen waarmee Jahweh haar ziek maakte,
23 al haar land verbrand met zwavel en zout; er zal niet gezaaid worden en er zal niets uitspruiten en er zal niets opschieten van kruid, zoals bij Sodom en Gomorrah, Admah en Zebolim, die Jahweh omkeerde in Zijn boosheid en razernij. [Gen. 19:24,25]
24 En alle natiën zeggen: Waarom deed Jahweh zo met dit land? Waarom de hitte van deze grote boosheid?
25 En zij zeggen: Omdat zij het verbond van Jahweh, de Elohim van hun vaders, vergaten, dat Hij met hen sneed bij hun uittrekken uit het land van Egypte.
26 En zij gaan en zij dienen andere elohim en zij buigen zich voor hen neer, elohim die zij niet kenden en die Hij niet aan hen toebedeelde.
27 En de boosheid van Jahweh is heet tegen dat land, het alle kleineringen brengend die geschreven zijn in deze rol.
28 En Jahweh plukt ze van hun grond in boosheid en in razernij en in grote toorn, en Hij werpt hen in een ander land, zoals vandaag.
29 De verborgen dingen zijn voor Jahweh, onze Elohim, en de onthulde dingen zijn voor ons en voor onze zonen, tot de aion, doende alle woorden van deze wet."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 30
|
|