|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 "En het gebeurt indien jij zeker luistert naar de stem van Jahweh, jouw Elohim, waarnemend en doende al Zijn opdrachten die ik jou vandaag opdraag, dat Jahweh, jouw Elohim, jou het overwicht geeft over alle natiën van het land.
2 En al deze zegeningen komen over jou en zij bereiken jou, omdat jij luistert naar de stem van Jahweh, jouw Elohim. [Deut. 11:13-15]
3 Jij wordt gezegend in de stad en jij wordt gezegend in het veld.
4 Gezegend wordt de vrucht van jouw buik en de vrucht van jouw grond en de vrucht van jouw beest, de toename van jouw huisdieren en die in jouw schaapskudde geworpen worden.
5 Gezegend wordt jouw mand en jouw rijstrog.
6 Gezegend wordt jij bij jouw binnenkomst en gezegend wordt jij bij jouw vertrek.
7 Jahweh zal jouw vijanden, die tegen jou opstaan, neergeslagen geven voor jouw aangezicht. Op één weg trekken zij naar jou uit en op zeven wegen zullen zij vluchten voor jouw aangezicht.
8 Jahweh zal de zegen opdracht geven in jouw opslagruimten en in iedere onderneming van jouw hand, en Hij zegent jou in het land dat Jahweh, jouw Elohim, aan jou geeft.
9 En Jahweh zal jou voor Hem doen opstaan als een heilig volk, zoals Hij aan jou zwoer, wanneer jij de opdrachten van Jahweh, jouw Elohim, waarneemt en jij in Zijn wegen wandelt.
10 En alle volken van het land zien dat de naam van Jahweh over jou is uitgeroepen, en zij vrezen voor jou.
11 En Jahweh geeft aan jou overvloed van het goede, in de vrucht van jouw buik en in de vrucht van jouw beest en in de vrucht van jouw grond, op de grond die Jahweh zwoer aan jouw vaders om aan jou te geven.
12 Jahweh zal aan jou Zijn goede schat openen, de hemelen, om regen te geven op jouw land in het seizoen en om elke daad van jouw hand te zegenen; en jij verplicht vele natiën, maar jij, jij zal niet lenen.
13 En Jahweh geeft aan jou om hoofd te zijn en niet de staart, en jij zal zeker boven komen en jij zal niet beneden zijn, omdat jij luistert naar de opdrachten van Jahweh, jouw Elohim, die ik vandaag opdraag om waar te nemen en te doen.
14 Jij zal niet afwijken van enige van de woorden die ik jullie vandaag opdraag, rechts noch links, achter andere elohim aangaande om hen te dienen.
15 En het gebeurt wanneer jij niet naar de stem van Jahweh, jouw Elohim, luistert, om al Zijn opdrachten en Zijn verordeningen waar te nemen en te doen die ik jou vandaag opdraag, dat al deze kleineringen over jou komen en zij jou overvallen. [Deut. 11:16,17]
16 Vervloekt wordt jij in de stad en vervloekt wordt jij in het veld.
17 Vervloekt wordt jouw mand en jouw rijstrog.
18 Vervloekt wordt de vrucht van jouw buik en de vrucht van jouw grond en de toename van jouw huisdieren en die in jouw schaapskudde geworpen worden.
19 Vervloekt wordt jij bij jouw binnenkomen en vervloekt wordt jij in jouw vertrek.
20 Jahweh zal in jou de vloek zenden, het ongemak en de berisping, bij iedere onderneming van jouw hand die jij zal doen, totdat jij uitgeroeid wordt en totdat jij haastig vergaat, vanwege het kwade van jouw daden waarmee jij Mij verliet.
21 Jahweh zal aan jou de plaag doen kleven, totdat Hij jou doet ofouden op de grond waarheen jullie binnen gaan om die te bezitten.
22 Jahweh zal jou slaan met vermagering en met koorts en met hitte uitbarstingen en met de hete hitte en met de droogte en met de meeldauw en met vergeling; en zij achtervolgen jou tot jij vergaat.
23 En jouw hemelen die boven jouw hoofd zijn worden tot koper en het land dat onder jou is tot ijzer.
24 Jahweh zal de regen van jouw land geven: stof en grond. Van de hemelen zal het neerdalen op jou, totdat jij uitgeroeid bent.
25 Jahweh zal geven dat jij neergeslagen wordt voor het aangezicht van jouw vijanden. Op één weg zal jij tegen hem uittrekken en op zeven wegen zal jij vluchten voor zijn aangezicht. En jij wordt tot ontzetting voor alle koninkrijken van het land.
26 Jouw karkas zal tot voedsel worden voor iedere vogel van de hemelen en voor het beest van het land, en er is niemand die hen doet beven.
27 Jahweh zal jou slaan met de buil van Egypte en met aambeien en met schurft en met jeuk, waarvan jij niet in staat zal zijn te worden genezen.
28 Jahweh zal jou slaan met gekte en met blindheid en met verbijstering van het hart.
29 En jij wordt een tastende in het middaguur, zoals een blinde tast in de duisternis, en jouw wegen zullen geen voorspoed kennen. En jij wordt afgeperst en geplunderd, alle dagen, en er is geen redder.
30 Jij zal een vrouw verloven en een andere man zal met haar liggen. Jij zal een huis bouwen en jij zal er niet in verblijven. Jij zal een wijngaard planten en jij zal niet beginnen hem te gebruiken.
31 Jouw stier wordt voor jouw ogen geslacht, maar jij zal niet van hem eten. Jouw ezel zal voor jouw aangezicht weggegrist worden en hij zal niet naar jou terugkeren. Jouw schaapskudde zal aan jouw vijanden gegeven worden. En er is voor jou geen redder.
32 Jouw zonen en jouw dochters worden aan een ander volk gegeven, en jouw ogen zien en hunkeren naar hen, heel de dag, maar er is niets ter beschikking van jouw hand.
33 Een volk dat jij niet kent zal de vrucht van jouw grond en al jouw werk verslinden en jij wordt alleen maar afgeperst en gekneusd, alle dagen.
34 En jij wordt gek gemaakt door het zicht van jouw ogen dat jij zal zien.
35 Jahweh zal jou slaan met een kwade zweer op de knieën en op de benen, waarvan jij niet in staat zal zijn te worden genezen, van de zool van jouw voet tot aan jouw kruin.
36 Jahweh zal jou doen gaan, met jouw koning, die jij over jou aan zal stellen, naar een natie die jij noch jouw vaders kende, en jij dient daar andere elohim van hout en steen. [2Kon. 24:14-16] [Deut. 4:27,28]
37 En jij wordt tot een verlatenheid, een spreekwoord, een smaadwoord onder alle volken waarheen Jahweh jou zal leiden.
38 Veel zaad zal het veld voortbrengen en weinig zal jij verzamelen, want de sprinkhaan zal het opeten.
39 Jij zal wijngaarden planten en jij bewerkt die, maar wijn zal jij niet drinken. En jij zal geen voorraad aanleggen, want de worm zal die verteren.
40 Er zullen voor jou olijfbomen zijn in heel jouw gebied, maar de olie zal jij niet wrijven, want jouw olijven zullen afvallen.
41 Zonen en dochters zal jij voortbrengen, maar zij zullen niet van jou worden, want zij zullen in gevangenschap gaan.
42 Elk van jouw bomen en de vrucht van jouw grond zal door de cicade kaal gemaakt worden.
43 De bijwoner die bij jou is zal over jou opstaan, hoger en hoger, maar jij zal neerdalen, lager en lager.
44 Hij zal jou verplichten en jij zal hem niet verplichten. Hij zal tot hoofd worden en jij zal tot staart worden.
45 En al deze kleineringen komen over jou. En zij achtervolgen jou en zij halen jou in, totdat jij uitgeroeid bent, omdat jij niet luisterde naar de stem van Jahweh, jouw Elohim, om Zijn opdrachten en Zijn verordeningen waar te nemen die Hij aan jou opdroeg.
46 En zij komen als teken en als wonder onder jou en onder jouw zaad, tot de aion.
47 Aangezien jij niet Jahweh, jouw Elohim, diende met blijdschap en met de goedheid van jouw hart over de overvloed van alles,
48 dien jij jouw vijanden die Jahweh tegen jou zal zenden, met hongersnood en met dorst en met naaktheid en met gebrek aan alles. En Hij geeft een ijzeren juk op jouw nek, totdat Hij jou uitgeroeid heeft.
49 Hij zal tegen jou een natie oprichten die veraf is, van het eind van het land, zoals de gier neerstrijkt, een natie van wie jij de taal niet hoorde,
50 een natie, sterk van aangezicht, die niet kijkt naar het gezicht van de oude en niet genadig is tegen de jongere.
51 En zij verteert de vrucht van jouw beest en de vrucht van jouw grond, totdat jij uitgeroeid bent, die voor jou geen graan over laat, druivensap en geklaarde olie, de toename van jouw huisdieren en die door jouw schaapskudde geworpen worden, totdat zij jou vernietigt.
52 En zij zal jou belegeren in al jouw poorten, totdat jouw hoge en verdedigde muren, waarop jij vertrouwt, naar beneden komen in heel jouw land. En zij belegert jou in al jouw poorten in heel jouw land dat Jahweh, jouw Elohim, aan jou gaf.
53 Dan eet jij de vrucht van jouw buik, het vlees van jouw zonen en van jouw dochters, die Jahweh, jouw Elohim, aan jou gaf tijdens de belegering en tijdens de opsluiting waarmee jouw vijand jou zal opsluiten.
54 De zachte man onder jou en de zeer fijngevoelige, zijn oog zal kwaad zijn tegen zijn broeder en tegen de vrouw van zijn boezem en tegen de rest van zijn zonen die hij over zal hebben,
55 door een van hen weg te houden van het vlees van zijn zonen, omdat hij eet van wat voor hem over bleef tijdens de belegering en door de opsluiting waarmee jouw vijand jou zal opsluiten in al jouw poorten.
56 De zachte vrouw onder jou en de fijngevoelige, die niet probeert de zool van haar voet op de grond te zetten, omdat ze fijngevoelig en zacht is, haar oog zal kwaad zijn tegen de man van haar boezem en tegen haar zoon en tegen haar dochter,
57 en tegen haar nageboorte die uitkomt van tussen haar voeten en tegen haar zoons die zijn baart, want zij zal hen eten bij gebrek aan alles, in de verborgenheid, tijdens de belegering waarmee jouw vijand jou zal opsluiten in jouw poorten. [2Kon. 6:28,29]
58 Indien jij niet waarneemt om al deze woorden van deze wet te doen, die geschreven zijn in deze rol, deze heerlijke en te vrezen naam vrezend: Jahweh, jouw Elohim,
59 dan maakt Jahweh jouw slagen en de slagen van jouw zaad buitengewoon, slagen die groot en blijvend zijn, en erge, blijvende ziekten.
60 En Hij brengt over jou alle ziekten van Egypte terug waarvoor jij terugschrok, en zij zullen aan jou kleven;
61 bovendien iedere ziekte en iedere slag die niet geschreven staat in de rol van deze wet. Jahweh zal ze over jou brengen totdat jij uitgeroeid bent.
62 En van jullie blijven maar weinig ter dood gedoemden over, in plaats van dat jullie werden als de sterren van de hemelen, tot een menigte, want jij luisterde niet naar de stem van Jahweh, jouw Elohim.
63 En het gebeurt dat, net zoals Jahweh uitgelaten was over jullie, jullie goed doende en jullie doen toenemend, zo zal Jahweh uitgelaten over jullie zijn, jullie vernietigend en jullie uitroeiend en jullie weg vegend van de grond waarheen jullie binnen gaan om die te bezitten.
64 En Hij verstrooit jou onder alle volken, van het ene einde van het land tot aan het andere einde van het land, en jij dient daar andere elohim die jij niet kende, jij en jouw vaders, van hout en van steen.
65 En onder die natiën zal jij geen verademing vinden en er zal geen rustplaats zijn voor jouw voetzool. En Jahweh geeft daar aan jou een verontrust hart en een falen van ogen en het wegkwijnen van de ziel.
66 En jouw leven wordt daar voor jou gehangen. En jij bent dag en nacht bang, en jouw leven zal niet zeker zijn.
67 In de morgen zal jij zeggen: Wanneer is het avond? En in de avond zal jij zeggen: Wanneer zal het morgen worden? door de vrees van jouw hart waarmee jij bang zal zijn en van het zicht van jouw ogen dat jij zal zien.
68 En Jahweh brengt jou in schepen terug naar Egypte, via een weg waarvan ik tot jou zei: Jij zal die niet langer zien. En jullie verkopen jezelf daar aan jouw vijanden, als dienaren en als meiden, en er is niemand die koopt."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 29
|
|