|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 "En het gebeurt wanneer jij in het land komt dat Jahweh, jouw Elohim, als lotdeel aan jou geeft en jij het bezit en jij er in verblijft,
2 dat jij van de eerste van de vrucht van de grond neemt die jij brengt van jouw land, dat Jahweh, jouw Elohim, aan jou geeft. En jij plaatst het in de mand en jij gaat naar de plaats die Jahweh, jouw Elohim, zal kiezen om daar een tabernakel voor Zijn naam te maken. [Exo. 23:19]
3 En jij komt bij de priester die er in die dagen zal zijn en jij zegt tot hem: Ik vertel vandaag aan Jahweh, jouw Elohim, dat ik kwam op het land dat Jahweh aan onze vaders zwoer aan ons te geven.
4 En de priester neemt de mand uit jouw hand en hij laat die achter voor het altaar van Jahweh, jouw Elohim.
5 En jij antwoordt en jij zegt voor het aangezicht van Jahweh, jouw Elohim: Mijn vader was een Arameër die verloren was, en hij daalde af naar Egypte en hij woonde daar met een paar ter dood gedoemden en hij werd daar tot een grote natie, krachtig en talrijk.
6 En de Egyptenaren doen ons kwaad en zij vernederen ons en zij leggen ons een zware dienst op.
7 En wij schreeuwen tot Jahweh, Elohim van onze vaders, en Jahweh hoort onze stem en Hij ziet onze vernedering en ons zwoegen en onze onderdrukking.
8 En Jahweh brengt ons met standvastige hand uit Egypte en met uitgestrekte arm en met grote vrees en met tekenen en met wonderen.
9 En Hij brengt ons naar deze plaats en Hij geeft aan ons dit land, vloeiend van melk en honing.
10 En nu, zie!, ik breng de eerste van de vrucht van de grond die U, Jahweh, aan mij gaf. En jij laat het achter voor het aangezicht van Jahweh, jouw Elohim, en jij buigt je neer voor het aangezicht van Jahweh, jouw Elohim.
11 En jij verheugt je over al het goede dat Jahweh, jouw Elohim, aan jou geeft en over jouw huis, jij en de Leviet en de bijwoner die in jouw midden is.
12 En wanneer jij voldaan hebt aan de tiende, van alle tienden van jouw inkomen in het derde jaar, dan geef jij het aan de Leviet, aan de bijwoner, aan de wees en aan de weduwe, zodat zij eten in jouw poort en zij verzadigd worden. [Deut. 14:28,29]
13 Dan zeg jij voor het aangezicht van Jahweh, jouw Elohim: Ik haalde van de heiligheid van het huis tevoorschijn en ik gaf het ook aan de Leviet en aan de bijwoner, aan de wees en aan de weduwe, geheel naar Uw opdracht die U mij opdroeg. Ik week niet van Uw opdracht af en ik heb niet vergeten.
14 Ik at er niet van in mijn wetteloosheid en ik bracht er niet in mijn onreinheid van tevoorschijn en ik gaf er niet van voor de doden. Ik luisterde naar de stem van Jahweh, mijn Elohim. Ik deed naar alles wat U mij opdroeg.
15 Staar vanuit Uw woonplaats van heiligheid, van de hemelen, en zegen Uw volk Israel en de grond die U aan ons gaf, zoals U zwoer aan onze vaders, een land vloeiend van melk en honing.
16 Deze dag draagt Jahweh, jouw Elohim, jou op deze verordeningen en de oordelen te doen. En jij neemt ze waar en doet ze met heel jouw hart en met heel jouw ziel.
17 Aan Jahweh bevestigde jij vandaag dat Hij jou tot Elohim zal zijn en dat jij Zijn wegen zal bewandelen en Zijn verordeningen zal waarnemen en Zijn opdrachten en Zijn oordelen, en naar Zijn stem zal luisteren.
18 En Jahweh, Hij bevestigt jou vandaag dat jij voor Hem een bijzonder volk zal zijn, zoals Hij tot jou sprak, al Zijn opdrachten waarnemend, [Titus 2:14]
19 en aan jou de oppermacht gevend over alle natiën die Hij maakte, tot lof en voor een naam en voor schoonheid, en voor jou om een heilig volk voor Jahweh, jouw Elohim, te zijn, zoals Hij sprak."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 27
|
|