(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)

1 "Aan het eind van zeven jaren zullen jullie een losmaking doen. [Deut. 31:10]
2 En dit is de wijze van de losmaking: iedere bezitter maakt de lening van zijn hand los die hij leent aan zijn naaste. Hij zal het niet vorderen van zijn naaste of van zijn broeder, want het wordt een losmaking aan Jahweh genoemd.
3 Van de vreemdeling zal jij vorderen, maar wat van jou werd van jouw broer, zal jouw hand losmaken,
4 alleen omdat er onder jou geen hulpbehoevenden zijn, want Jahweh zal zeker zegenen in het land dat Jahweh, jouw Elohim, als lotdeel aan jou geeft om te bezitten.
5 Maar indien jij zeker luistert naar de stem van Jahweh, jouw Elohim, heel deze opdracht waarnemend om te doen die ik vandaag aan jou opdraag,
6 dan zegent Jahweh, jouw Elohim, jou, zoals Hij tot jou sprak. En jij zal vele natiën aan jou zekerheden doen geven, maar jij zal geen zekerheden geven. En jij heerst over vele natiën en zij zullen niet over jou heersen.
7 Wanneer er onder jou een hulpbehoevende zal zijn, een van jouw broeders in een van jouw poorten in jouw land dat Jahweh, jouw Elohim, aan jou geeft, dan zal jij jouw hart niet hard maken en zal jij jouw hand niet sluiten voor jouw broeder, de hulpbehoevende. [Lev. 25:35]
8 Want jij zal jouw hand voor hem openen en jij zal hem zeker zekerheid verlenen, voldoende voor zijn gebrek waaraan hij tekort heeft. [Exo. 22:25]
9 Bewaak jezelf, anders zal er in jouw hart een decadent woord zijn, zeggend: Het zevende jaar is nabij, het jaar van de losmaking, en jouw oog is kwaad tegen jouw broeder die hulp nodig heeft en jij geeft niet aan hem. Dan roept hij over jou tot Jahweh en het zal in jou zonde worden.
10 Jij zal zeker aan hem geven en jouw hart zal niet slecht voelen als jij aan hem geeft, want dankzij deze zaak zal Jahweh, jouw Elohim, jou zegenen bij al jouw daden en bij al het ondernemen van jouw hand.
11 Want de hulpbehoevende zal het land niet verlaten, daarom draag ik jou op, zeggend: Jij zal zeker jouw hand openen voor jouw broeder en voor wie hulp nodig heeft in jouw land. [Matt. 26:11]
12 Indien jouw broeder aan jou verkocht werd, een Hebreeuwse man of een Hebreeuwse vrouw, en hij dient jou zes jaren, dan zal jij hem in het zevende jaar van jou wegzenden, vrij. [Jer. 34:14]
13 En wanneer jij hem vrij van jou zal wegzenden, zal jij hem niet met lege handen wegzenden.
14 Jij zal hem zeker een voorziening geven van jouw schaapskudde en van jouw dorsvloer en van jouw wijnvat; van dat waarmee Jahweh, jouw Elohim, jou zegende, zal jij aan hem geven.
15 En herinner je dat jij dienaar werd in het land van Egypte en Jahweh, jouw Elohim, jou vrij kocht. Daarom draag ik jou vandaag dit woord op.
16 Maar gebeurt het dat hij tot jou zegt: Ik zal niet bij jou weggaan, omdat hij van jou en jouw huishouding houdt, omdat het voor hem goed was bij jou,
17 dan neem jij de priem en jij doet hem in zijn oor en in de deur, en hij wordt jou tot dienaar voor de aion, en zo zal jij ook doen met jouw dienares.
18 Het zal niet zwaar zijn in jouw ogen, wanneer jij hem vrij wegzendt van bij jou, want hij was dubbel de huur van een gehuurde waard toen hij jou zes jaren diende. En Jahweh, jouw Elohim, zegent jou bij alles wat jij zal doen.
19 Al het mannelijke eerstgeborene dat in jouw kudde en in jouw schaapskudde geboren wordt, zal jij heiligen voor Jahweh, jouw Elohim. Jij zal niet werken met de eerstgeborene van jouw stier en jij zal de eerstgeborene van jouw schaapskudde niet scheren. [Exo. 13:2,12]
20 Voor het aangezicht van Jahweh, jouw Elohim, zal jij het jaar na jaar eten in de plaats die Jahweh zal kiezen, jij en jouw huishouding.
21 En wanneer er in daarin een fout zit, lam of blind, iets van een erge fout, zal jij hem niet offeren aan Jahweh, jouw Elohim. [Mal. 1:8]
22 In jouw poorten zal jij het eten, de onreine en de reine samen, zoals met de gazelle en met het hert.
23 Maar zijn bloed zal jij niet eten. Op het land zal jij het als water uitgieten." [Gen. 9:4]

Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 16