|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 "En jij houdt van Jahweh, jouw Elohim, en jij neemt Zijn last waar en Zijn verordeningen en Zijn oordelen en Zijn opdrachten, alle dagen.
2 En jullie weten vandaag (niet jullie zonen die niet weten en die niet zagen) van de tuchtiging van Jahweh, jullie Elohim, Zijn grootheid, Zijn standvastige hand en Zijn uitgestrekte arm,
3 en Zijn tekenen en Zijn daden die Hij midden in Egypte deed tegen Farao, de koning van Egypte en tegen heel zijn land,
4 en wat Hij deed tegen het leger van Egypte, tegen haar paarden en tegen haar strijdwagens, waarover Hij het water deed drijven van de Zee van het zeegras, over hun aangezicht tijdens hun achtervolging van jullie (en Jahweh vernietigt hen tot op deze dag), [Exo. 14:28]
5 en wat Hij voor jullie deed in de wildernis, tot jullie zo ver komen als deze plaats,
6 en wat Hij deed met Dathan en met Abiram, zonen van Eliab, zonen van Ruben, voor wie het land haar mond wijd opende en hen opslok, met hun huishouding en hun tenten en al die op hun voeten opgestaan waren in het midden van heel Israel. [Num. 16:31,32]
7 Want jullie ogen waren het die elke grote daad van Jahweh zagen die Hij deed.
8 En jullie nemen alle opdrachten waar die ik jullie vandaag opdraag, opdat jullie standvastig zullen zijn. En jullie gaan binnen en jullie bezitten het land waarheen jullie oversteken om het te bezitten,
9 en opdat jullie de dagen zullen verlengen op de grond die Jahweh zwoer aan jullie vaders te geven en aan hun zaad, een land, vloeiend van melk en honing.
10 Want het land waarin jullie binnen gaan om het te bezitten, is niet als het land van Egypte, waaruit jullie uit kwamen, waar jij jouw zaad zaaide en waar jij met jouw voet water gaf, zoals in een groentetuin.
11 Maar het land waarheen jullie oversteken om het te bezitten, is een land van bergen en valleien. Van de regen uit de hemelen drinkt het water,
12 een land dat Jahweh, jouw Elohim, onderzoekt. Voortdurend zijn de ogen van Jahweh, jouw Elohim, er in, van het begin van het jaar tot het laatste deel van het jaar.
13 En het gebeurt als jullie aandachtig luisteren naar mijn opdrachten die ik jullie vandaag opdraag, om Jahweh, jullie Elohim, lief te hebben en Hem te dienen met heel jullie hart en met heel jullie ziel, [Lev. 26:3-5]
14 dat Hij regen zal geven op jullie land in het seizoen, de vroege regen en de late regen. En jij verzamelt al jouw graan en jouw druivensap en jouw geklaarde olie,
15 en Hij geeft het groene kruid in jouw veld voor jouw beesten; en jij eet en jij wordt bevredigd.
16 Bewaakt je voor jezelf, anders zal jullie hart je verleiden en wijken jullie af en dienen jullie andere elohim en buigen jullie je voor hen.
17 Dan is de boosheid van Jahweh heet tegen jullie en weerhoudt Hij de hemelen en er zal geen regen zijn en de grond zal haar gewas niet geven en jullie vergaan haastig van het goede land dat Jahweh aan jullie geeft.
18 En jullie plaatsen deze woorden van mij op jullie hart en op jullie ziel, en jullie binden ze als een teken op jullie hand en zij worden tot voorhoofdbanden tussen jullie ogen.
19 En jullie onderwijzen ze aan jullie zonen, ze tot hen sprekend, zittend in jouw huis en wanneer jij wandelt op de weg en wanneer jij gaat liggen en wanneer jij opstaat.
20 En jij schrijft ze op de deurposten van jouw huis en in jouw poorten, [Deut. 6:6-9]
21 opdat jullie dagen, en de dagen van jullie zonen, vele zullen zijn op de grond die Jahweh aan jullie vaders zwoer aan hen te geven, als de dagen van de hemelen over het land.
22 Wanneer jullie inderdaad al deze opdrachten zullen waarnemen, die ik jullie opdraag, ze doende, Jahweh, jullie Elohim, liefhebbend, wandelend in al Zijn wegen en aan Hem klevend,
23 dan verdrijft Jahweh al deze natiën van voor jullie aangezicht en bezitten jullie natiën die groter en krachtiger zijn dan jullie.
24 Iedere plaats die de zool van jullie voet zal betreden, zal voor jullie worden. Van de wildernis en de Libanon, van de stroom, van de stroom van de Eufraat, tot zo ver als de zee die achter jullie is, zal jullie grensgebied zijn.
25 Niemand zal zich voor jullie aangezicht stellen. Jahweh, jullie Elohim, zal ontzag voor jullie en de vrees voor jullie geven op de gezichten van heel het land waarop jullie zullen treden, zoals Hij tot jullie sprak. [Joz. 1:3-5]
26 Zie! Ik geef vandaag voor jullie aangezicht zegen en geringschatting.
27 De zegen, indien jullie luisteren naar de opdrachten van Jahweh, jullie Elohim, die ik vandaag aan jullie opdraag;
28 de geringschatting, indien jullie niet luisteren naar de opdrachten van Jahweh, jullie Elohim, en jullie afwijken van de weg die ik jullie vandaag opdraag, en achter andere elohim gaan die jullie niet kenden.
29 Wanneer het gebeurt dat Jahweh, jouw Elohim, jou zal brengen naar het land, waarin jij binnen gaat om het te bezitten, dan geef jij de zegen op de berg Gerazim en de geringschatting op de berg Ebal. [Joz. 8:33-35]
30 Zijn zij niet aan de overzijde van de Jordaan, achter de weg van het onder gaan van de zon, in het land van de Kanaäniet, in de vlakte tegenover Gilgal, naast de eiken van Moreh?
31 Want jullie zijn het die de Jordaan oversteken om het land te bezitten dat Jahweh, jullie Elohim, aan jullie geeft. En jullie bezitten het en jullie verblijven er in.
32 En jullie nemen waar alle opdrachten en oordelen te doen die Ik vandaag voor jullie aangezicht geef."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 12
|
|