(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)

1 "In die tijd zei Jahweh tot mij: Snij voor jezelf twee stenen tabletten zoals de eerste, en klim naar Mij op op de berg. En maak voor jezelf een kist van hout. [Exo. 34:1-5]
2 Dan zal Ik op de tabletten de woorden schrijven die op de eerste tabletten waren, die jij brak, en jij plaatst ze in de kist.
3 En ik maak een kist van acaciahout en ik snijd twee stenen tabletten, zoals de eerste, en ik klim de berg op en de twee stenen tabletten zijn in mijn hand.
4 En Hij schrijft op de tabletten zoals het eerst geschrevene, de tien woorden die Jahweh tot jullie op de berg sprak, vanuit het midden van het vuur, tijdens de dag van de bijeenkomst. En Jahweh geeft ze aan mij.
5 En ik keer om en ik daal van de berg af en ik plaats de tabletten in de kist die ik maakte. En zij zijn daar gekomen zoals Jahweh mij opdroeg. [1Kon. 8:9]
6 En de zonen van Israel reisden van de bronnen van de zonen van Jaakan naar Moserah. Daar stierf Aäron en hij werd daar begraven. En Eleazar, zijn zoon, wordt priester in zijn plaats. [Num. 20;28]
7 Van daar reisden zij in de richting van Gudgodah en van Gudgodah in de richting van Jotbathah, een land van waterlopen met water.
8 In die tijd scheidde Jahweh de stam van Levi af om de kist van het verbond van Jahweh te dragen, om voor het aangezicht van Jahweh te staan, om Hem te dienen en te zegenen in Zijn naam, tot op deze dag. [Num. 3:5-9]
9 Daarom was er voor Levi geen deel of lotdeel met zijn broeders. Jahweh, Hij is zijn lotdeel, zoals Jahweh, jouw Elohim, sprak. [Num. 18:20]
10 en ik, ik bleef op de berg zoals de eerste veertig dagen en veertig nachten, en Jahweh luistert ook in die tijd naar mij. Jahweh zou jullie niet vernietigen. [Exo. 34:28]
11 En Jahweh zegt tot mij: Sta op, ga op reis vóór het volk. En zij zullen binnen gaan en zij zullen het land bezitten dat Ik zwoer aan hun vaders te geven om het aan hen te geven.
12 En nu, Israel, wat vraagt Jahweh, jouw Elohim van jou, anders dan Jahweh, jouw Elohim, te vrezen, te wandelen in al Zijn wegen en Hem lief te hebben met heel jouw hart en met heel jouw ziel,
13 de opdrachten van Jahweh waarnemend en Zijn verordeningen, die ik jou vandaag opdraag, ten goede van jou?
14 Zie! Voor Jahweh, jouw Elohim, zijn de hemelen en de hemelen van de hemelen, het land en al wat er in is,
15 maar aan jouw vaders was Jahweh gehecht, hen liefhebbend en hen kiezend in hun zaad na hen, in jullie, uit alle volken, zoals in deze dag.
16 En jullie besnijden de voorhuid van jullie hart en jullie zullen jullie nek niet langer stijf houden.
17 Want Jahweh, jullie Elohim, Hij is Elohim van de elohim en Heer van de heren, de EL, de grote, de machtige, de gevreesde, Die niet gezichten optilt en geen omkoping aanneemt, [1Tim. 6:15] [Rom. 2:11]
18 die het oordeel geeft van wees en weduwe, Die de bijwoner liefheeft, aan hem brood en kleding gevend.
19 Jullie zullen de bijwoner liefhebben, want jullie werden bijwoners in het land van Egypte.
20 Jahweh, jouw Elohim, zal jij vrezen. Hem zal jij dienen en aan Hem zal jij kleven en bij Zijn naam zal jij zweren.
21 Hij is jouw lofuiting en Hij is jouw Elohim, Die met jou deze grote en gevreesde daden deed die jouw ogen zagen.
22 Met zeventig zielen daalden jouw vaders af naar Egypte en nu plaatste Jahweh, jouw Elohim, als de sterren van de hemelen, tot een menigte." [Gen. 46:27] [Gen. 15:5]

Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 11