|
(Ga met de muis op een onderstreepte naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En een van de vrouwen van de zonen van de profeten schreeuwde naar , zeggend: "Uw dienaar, mijn man, is dood, en u, u weet dat uw dienaar Jahweh vreesde. En de schuldeiser kwam om mijn twee kinderen te nemen als dienaren."
2 En zegt tot haar: "Wat zal ik voor jou doen? Vertel mij, wat heb je in huis?" En zij zegt: "Uw dienares heeft niets in huis, behalve een oliezalving."
3 En hij zegt: "Ga, vraag voor jou vaten van buiten, van al jouw buren, lege vaten. Het moet niet zo zijn dat je er maar een paar krijgt.
4 En jij gaat binnen en je sluit de deur achter je en achter je zonen. En jij giet in al deze vaten en de volle zal jij verplaatsen."
5 En zij gaat bij hem weg en zij doet de deur achter zich dicht en achter haar zonen. Zij brengen haar de vaten en zij giet.
6 En het gebeurt, toen de vaten vol waren, dat zij tot haar zoon zegt: "Breng mij nog een ander vat!" En hij zegt tot haar: "Er is geen ander vat." En de olie stopt.
7 En zij komt en zij spreekt tot de man van de Elohim en hij zegt: "Ga, verkoop de olie en betaal jouw schuldeiser. En jij en jouw zonen zullen leven van wat resteert."
8 En de dag komt dat langs gaat, en daar is een grote vrouw. En zij moedigt hem aan om brood te eten. En het gebeurt zo vaak als hij langs komt, dat hij daarheen afweek om brood te eten.
9 En zij zegt tot haar man: "Zie!, alstublieft, ik weet dat hij een heilig man van Elohim is, voortdurend bij ons langs gaand.
10 Wij zullen een kleine bovenkamer maken aan de zijmuur en we zullen voor hem een bank plaatsen en een tafel en een stoel en een kandelaar; en het gebeurt bij zijn komst naar ons dat hij zich daar zal terugtrekken."
11 En de dag komt en hij gaat daar binnen en hij trekt zich terug in de bovenkamer en hij ligt daar neer.
12 En hij zegt tot , zijn jongeman: "Roep deze Shunammitische!" En hij roept haar en zij staat voor zijn aangezicht.
13 En hij zegt tot hem: "Zeg, alstublieft, tot haar: Zie!, jij beeft voor ons. Al dit beven, waarom doe je dit? Moet jij tot de koning spreken of tot de leider van de menigte?" En zij zegt: "Ik verblijf te midden van mijn volk."
14 En hij zegt: "En wat kunnen we voor haar doen?" En zegt: "Echt, zij heeft geen zoon en haar man is oud."
15 En hij zegt: "Roep haar!" En hij roept haar en zij staat in de ingang.
16 En hij zegt: "Op deze afgesproken tijd, naar het seizoen van de levende, omhels jij een zoon." En zij zegt: "Het moet niet zo zijn, mijn heer, man van de Elohim, het moet niet zo zijn dat u liegt tegen uw dienares."
17 En de vrouw wordt zwanger en zij baart een zoon op deze afgesproken tijd, naar het seizoen van de levende, zoals tot haar sprak.
18 En de jongen groeit op en de dag komt dat hij uit gaat naar zijn vader, naar die oogsten.
19 En hij zegt tot zijn vader: "Mijn hoofd, mijn hoofd!" En hij zegt tot de jongeman: "Draag hem naar zijn moeder."
20 En jij tilt hem op en hij brengt hem naar zijn moeder. En hij zit op haar knieën tot aan het middaguur. En hij is stervende.
21 En zij gaat op en zij legt hem op de bank van de man van de Elohim. En zij sluit de deur achter hem en zij gaat weg.
22 En zij roept tot haar man en zij zegt: "Zendt, alstublieft, naar mij een van de jongemannen en een van de ezelinnen. Dan zal ik rennen tot zo ver als de man van de Elohim en ik zal terugkeren."
23 En hij zegt: "Wat is de reden dat jij vandaag naar hem gaat? Het is geen nieuwe maan en geen sabbat!" En zij zegt: "Welzijn!"
24 En zij zadelt de ezelin en zij zegt tot haar jongeman: "Leidt en ga; het moet niet zo zijn dat je je voor mij inhoudt bij het rijden, alleen wanneer ik het tot je zeg."
25 En zij gaat en zij komt bij de man van de Elohim op de berg . En het gebeurt als de man van de Elohim haar van op een afstand ziet, dat hij tot , zijn jongeman, zegt: "Zie!, dit is de Shunammitische!
26 Ren nu, alstublieft, om haar te ontmoeten en zeg tot haar: Gaat het jou goed? Gaat het jouw man goed? Gaat het goed met het kind?" En zij zegt: "Welzijn!"
27 En zij komt bij de man van de Elohim, op de berg, en zij houdt zijn voeten stevig vast. En komt dichtbij om haar weg te werpen, maar de man van de Elohim zegt: "Hou je van haar weg, want haar ziel is bitter voor haar, en Jahweh hield het voor mij verborgen en Hij vertelde het mij niet."
28 En zij zegt: "Vroeg ik een zoon van mijn heer? Zei ik niet: U zal mij niet op mijn gemak stellen!"
29 En hij zegt tot : "Omgordt jouw middel en neem mijn staf in jouw hand en ga! Wanneer jij een man vindt zal jij hem niet zegenen en wanneer iemand jou zegent zal jij hem niet antwoorden. En jij plaatst mijn staf op het gezicht van de jongen."
30 En de moeder van de jongen zegt: "Jahweh leeft en uw ziel leeft, indien ik u verlaat." En hij staat op en hij gaat achter haar aan.
31 En ging voor hen uit en hij plaatst de staf op het gezicht van de jongen. En er is geen stem en er is geen aandacht. En hij keert terug om hem te ontmoeten. En hij vertelt hem, zeggend: "De jongen werd niet wakker."
32 En komt in het huis en zie!, de jongen is dood, liggend op zijn bank.
33 En hij gaat binnen en hij doet de deur dicht achter hen beiden. En hij bidt tot Jahweh.
34 En hij gaat op en hij ligt neer op de jongen en hij plaatst zijn mond op diens mond en zijn ogen op diens ogen en zijn handpalmen op diens handpalmen en hij ligt voorover liggend op hem. En het vlees van de jongen wordt warm.
35 En hij keert zich weg en hij gaat in het huis, een maal hier en een maal daar. En hij gaat op en hij ligt voorover op hem. En de jongen niest tot zeven maal en de jongen opent zijn ogen.
36 En hij roept naar en hij zegt: "Roep om deze Shunammitische!" En hij roept haar en zij komt bij hem en hij zegt: "Til je zoon op!"
37 En zij komt binnen en zij valt aan zijn voeten. En zij buigt zich naar het land. En zij tilt haar zoon op en zij gaat uit. [Hebr. 11:35]
38 En keerde terug naar . En de hongersnood is in het land en de zonen van de profeten zitten voor zijn aangezicht. En hij zegt tot zijn jongeman: "Zet de grote pot op jouw haardsteen en kook een stamppot voor de zonen van de profeten."
39 En hij gaat uit naar het veld om kruiden te verzamelen en hij vond een wijnstok van het veld en hij verzamelt daarvan kolokwinten*1), de volheid van zijn mantel. En hij snijdt ze in de stoofpot, want zij kenden ze niet.
40 En zij gieten het uit voor de stervelingen, om te eten. En het gebeurt als zij van de stamppot eten, dat zij het uitschreeuwen. En zij zeggen: "De dood is in de pot, man van de Elohim!" En zij zijn niet in staat er van te eten.
41 En hij zegt: "Brengt meel!" En hij werpt het in de pot en hij zegt: "Giet het uit voor het volk en zij eten." En er was niets kwaads in de pot.
42 En een man kwam van , en hij brengt naar de man van de Elohim brood van eerstelingen, twintig gerstebroden en groene aren in hun huls. En hij zegt: "Geef het aan het volk, en zij zullen eten."
43 En zijn dienaar zegt: "Wat? Zal ik dit geven voor het aangezicht van honderd mannen?" En hij zegt: "Geef aan het volk en zij zullen eten, want zo zegt Jahweh: Eet en heb over."
44 En hij geeft voor hun aangezicht en zij eten en zij hebben over, naar het woord van Jahweh.
*1) Kolokwint - de vrucht van een plant die een beetje op een wijnstok lijkt. Populaire naam is: knalkomkommer, omdat bij het groeien de schil onder grote spanning staat. Bij kleinste aanraking klapt de vrucht uit elkaar. Erg bitter!
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 5
|
|