|
(Ga met de muis op een onderstreepte naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En , leider van de menigte van de koning van , werd een groot man voor het aangezicht van zijn heer, en gerespecteerd, want door hem gaf Jahweh veiligheid aan . En de man was machtig in kracht, maar lepralijder. [Luc. 4:27]
2 En ging uit met overvalsgroepen en zij nemen uit het land van een klein meisje in bezit en zij komt voor het aangezicht van de vrouw van .
3 En zij zegt tot haar meesteres: "Ach, dat mijn heer voor het aangezicht van de profeet zou zijn die in is, dan herstelt hij hem van zijn lepra."
4 En men komt en men vertelt aan zijn heer, zeggend: "Zo en zo sprak het meisje dat uit het land van is."
5 En de koning van zegt: "Ga! Kom, dan zal ik een rol zenden naar de koning van ." En hij gaat en hij neemt tien talenten van zilver en zes duizend goudstukken in zijn hand en tien wisselkledingstukken.
6 En hij brengt de rol naar de koning van , zeggend: "En nu, bij het komen van deze rol tot u, zie!, ik zend tot u , mijn dienaar. Herstel hem van zijn lepra."
7 En het gebeurt als de koning van de rol leest, dat hij zijn kleding scheurt en hij zegt: "Ben ik Elohim, ter dood brengend en in leven houdend, dat deze tot mij zendt om een man van zijn lepra te herstellen? Ja, want weet, alstublieft, en ziet dat hij een aanklacht tegen mij zoekt!"
8 En het gebeurt als , man van de Elohim, hoort dat de koning van zijn kledingstukken scheurde, dat hij naar de koning zendt, zeggend: "Waarom scheurde u uw kledingstukken? Hij zal, alstublieft, tot mij komen en hij zal weten dat er een profeet is in ."
9 En komt op zijn paarden en op zijn strijdwagen en hij staat in de ingang van het huis van .
10 En zendt een boodschapper tot hem, zeggend: "Ga en was je zeven maal in de , en jouw vlees zal voor jou hersteld worden en je bent rein."
11 En is vergramd en hij gaat en hij zegt: "Zie!, ik zei: Tot mij komt hij zeker uit. En hij staat en hij roept in de naam van Jahweh, zijn Elohim. En hij zwaait zijn hand naar de plaats en hij herstelt de lepraplek.
12 Zijn de en de , stromen van , niet beter dan alle wateren van ? Zal ik mij niet in hen wassen en rein zijn?" En hij draait zich om en hij gaat boos weg.
13 En zijn dienaren komen naderbij en zij spreken met hem en zij zeggen: "Mijn vader, de profeet sprak een groot ding tot u. Doet u het niet? Jazeker, want hij zei tot u: Was je en wees rein!"
14 En hij gaat af en hij dompelt zich zeven maal in de , naar het woord van de man van de Elohim. En zijn vlees wordt hersteld zoals het vlees van een kleine jongen, en hij is rein.
15 En hij keert terug naar de man van de Elohim, hij en heel zijn kamp. En hij komt en hij staat voor zijn aangezicht, en hij zegt: "Zie!, alstublieft, ik weet dat er geen Elohim is op al het land, behalve in . En nu, neem, alstublieft, de zegen van uw dienaar."
16 En hij zegt: "Jahweh leeft, voor Wiens aangezicht ik sta; indien ik die neem." En hij dringt er bij hem op aan die te nemen, maar hij weigert.
17 En zegt: "En zo niet, alstublieft, zal aan uw dienaar een lading grond op een paar muilezels gegeven worden, opdat uw dienaar niet langer opstijgoffers en slachtoffers zal brengen aan andere elohims, maar aan Jahweh.
18 In deze zaak zal Jahweh vergeving schenken aan uw dienaar, bij het binnen gaan van mijn heer in het huis van , om zich daar te buigen. En hij leunt op mijn hand en ik buig mij in het huis van . Bij mijn neerbuigen in het huis van zal Jahweh, alstublieft, uw dienaar in deze vergeven."
19 En hij zegt tot hem: "Ga in vrede!" En hij gaat, met bij zich een kibrath*1) land.
20 En , de jongeman van , de man van de Elohim, zegt: "Zie!, mijn heer hield , deze Arameeër, weg van het nemen uit zijn hand wat hij bracht. Jahweh leeft! Maar ik ren liever achter hem aan en ik neem iets van hem aan."
21 En achtervolgt . En ziet iemand achter zich aan rennen en hij stapt van zijn strijdwagen om hem te ontmoeten. En hij zegt: "Welzijn?"
22 En hij zegt: "Welzijn! Mijn heer zond mij, zeggend: Zie!, nu dit. Twee jongemannen van het gebergte van , van de zonen van de profeten, kwamen tot mij. Geef, alstublieft, voor hen een talent zilver en twee wisselkledingstukken."
23 En zegt: "Ga je gang, neem twee talenten." En hij dringt er bij hem op aan en hij bundelt twee talenten zilver in twee buidels en twee wisselstukken kleding en hij geeft het aan twee van zijn jongemannen en zij dragen het voor zijn aangezicht.
24 En hij komt op de hoogte en hij neemt het uit hun hand en hij brengt het in het huis. En hij zendt de stervelingen weg, en ze gaan.
25 En hij ging binnen en hij staat voor zijn heer. En zegt tot hem: "Van waar, ?" En hij zegt: "Uw dienaar ging niet naar hier of daar."
26 En hij zegt tot hem: "Mijn hart ging niet toen de man zich omkeerde op zijn strijdwagen om jou te ontmoeten. Is het een tijd om zilver te nemen en om kledingstukken te nemen en olijfgaarden en wijngaarden en een schaapskudde en grootvee en dienaren en dienaressen.
27 En de lepra van zal aan jou kleven en aan jouw zaad, voor de aion." En hij gaat uit van voor zijn aangezicht, melaats als de sneeuw.
1) Kibrath - waarschijnlijk "een weinig". Dit slaat op Naäman's vraag in vers 17
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 6
|
|