|
(Ga met de muis op een onderstreepte naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En , zoon van Achab, werd koning over in in het achttiende jaar van , koning van , en hij regeert twaalf jaren.
2 En hij doet het kwade in de ogen van Jahweh, maar niet zoals zijn vader en zijn moeder; en hij neemt het monument van de weg, dat zijn vader maakte.
3 Maar aan de zonden van , zoon van , die hij deed zondigen, hield hij vast. Hij trok zich er niet van terug.
4 En , koning van , was veehoeder, en hij stelde de koning van schadeloos met honderd duizend lammeren en honderd duizend rammen, met de wol.
5 En het gebeurt als Achab sterft, dat de koning van overtreedt tegen de koning van .
6 En koning gaat die dag uit van en hij monstert heel .
7 En hij gaat en hij zendt naar , koning van , zeggend: "De koning van overtrad tegen mij. Gaat u met mij mee naar om te strijden?" En hij zegt: "Ik zal opgaan, zoals ik, zoals u, zoals mijn volk, zoals uw volk, zoals mijn paarden, zoals uw paarden."
8 En hij zegt: "Waar is het, de weg die wij zullen opgaan?" En hij zegt: "De weg van de wildernis van ."
9 En de koning van en de koning van en de koning van gaan en zij gaan rond op de weg, zeven dagen. En er was geen water voor het kamp en voor het beest dat in hun voetsporen ging.
10 En de koning van zegt: "Ach!, dat Jahweh riep tot deze drie koningen, om hen in de hand van te geven."
11 En zegt: "Is hier geen profeet van Jahweh, dat wij door hem aan Jahweh zullen vragen?" En een van de dienaren van de koning van antwoordt en hij zegt: "Hier is , zoon van Shafat, die water uitgoot op de handen van ."
12 En zegt: "Bij hem is een woord van Jahweh." En zij gaan af naar hem, de koning van , en de koning van .
13 En zegt tot de koning van : "Wat is er met mij en met u? Ga naar de profeten van uw vader en naar de profeten van uw moeder!" En de koning van zegt tot hem: "Het moet niet zo zijn dat Jahweh riep tot deze drie koningen om hen in de hand van te geven."
14 En zegt: "Jahweh van menigten leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, dat tenzij ik het aangezicht van , koning van , respecteer, indien ik naar jou kijk en indien ik jou zie.
15 En nu, brengt mij een speler!" En het gebeurt als de speler speelt, dat de hand van Jahweh over hem kwam,
16 en hij zegt: "Zo zegt Jahweh: Maak in deze waterloop sloten, sloten.
17 Want zo zegt Jahweh: Jullie zullen geen wind zien en jullie zullen geen neerslag zien, maar die waterloop zal gevuld worden met water, en jullie drinken, jullie en jullie grootvee en jullie beesten.
18 En het is iets kleins in de ogen van Jahweh en Hij geeft in jullie handen.
19 En jullie slaan iedere versterkte stad en iedere uitgekozen stad, en iedere goede boom zullen jullie vellen en alle waterbronnen zullen jullie doen stoppen en ieder goed deel zullen jullie bederven met stenen."
20 En het gebeurt in de ochtend, bij het offeren van de geschenkaanbieding, en zie!, water komt van de kant van en het land wordt gevuld met water.
21 En heel hoorde dat de koningen opkwamen om tegen hen te vechten. En zij worden opgeroepen, van een ieder die een gordel omgordt tot daarboven, en zij staan op het grensgebied.
22 En zij staan vroeg in de morgen op en de zon straalde op het water. En ziet van de overzijde het water, rood als bloed.
23 En zij zeggen: "Dit is bloed! De koningen werden zeker op het zwaard gebracht en een ieder slaat zijn naaste. En nu de buit: !"
24 En zij komen naar het kamp van . En staat op en zij slaan . En zij vluchten voor hun aangezicht. En zij dringen het land binnen en zij slaan .
25 En zij verwoesten de steden en op ieder goed deel werpt een ieder zijn steen en zij vulden het. En elk van de waterbronnen doen zij ophouden en iedere goede boom vellen zij, totdat men in de stenen achter deed blijven. En de slingeraars omringen en zij slaan haar.
26 En de koning van ziet dat de strijd voor hem te sterk was. En hij neemt met zich zeven honderd mannen, het zwaard trekkend om tot de koning van door te stoten, maar zij konden het niet.
27 En hij neemt zijn zoon, de eerstgeborene, die in zijn plaats koning wordt, en hij offert hem, een opstijgoffer, op de muur. En er komt een grote toorn over en zij breken hun kamp op van tegenover hem en zij keren terug naar het land.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 4
|
|