|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een onderstreepte naam, dan ziet u de betekenis)
1 En de koning zendt en zij verzamelen bij hem alle ouden van en .
2 En de koning gaat op naar het huis van Jahweh en iedere man van en een ieder die verblijft in gaat met hem, en de priesters en de profeten en al het volk, van de kleine tot de grote. En hij leest in hun oren alle woorden van de rol van het verbond, die gevonden werd in het huis van Jahweh.
3 En de koning staat tegen de pilaar en hij snijdt het verbond voor het aangezicht van Jahweh, om te gaan achter Jahweh en om Zijn opdrachten te houden en Zijn getuigenissen, met heel het hart en met heel de ziel, en de woorden van dit verbond uit te voeren dat geschreven is op deze rol. En heel het volk staat in het verbond. [2Kron. 34:29-32]
4 En de koning geeft , de hogepriester, opdracht, en de priesters van de tweede ordening, en zij die de dorpel bewaken, om uit de tempel van Jahweh alle gereedschappen te brengen die gemaakt zijn voor de en voor de Astartepaal van blijdschap en voor heel de menigte van de hemelen. En hij verbrandt ze aan de buitenzijde van , in het veld van en men droeg de grond er van naar . [2Kon. 21:3]
5 En hij deed de afgodenpriesters ophouden, die de koningen van gaven, want zij rookten wierook in de hoge plaatsen van de steden van en die rond , en die wierook roken voor de , voor de zon en voor de maan en voor de tekens van de dierenriem en voor heel de menigte van de hemelen.
6 En hij brengt de Astartepaal van blijdschap uit het huis van Jahweh, naar de buitenzijde van , naar de waterloop van . En hij verbrandt deze in de waterloop van en hij verpulvert de grond. En hij werpt de grond er van over de graven van de zonen van het volk.
7 En hij breekt de huizen van de gewijde mannelijke prostituees af, die in het huis van Jahweh zijn, daar waar de vrouwen behuizingen weven voor de Astartepaal van blijdschap.
8 En hij brengt alle priesters uit de steden van bijeen en hij ontwijdde de hoge plaatsen, waar de priesters wierook rookten, van tot aan . En hij brak de hoge plaatsen van de poorten af, die zijn bij de ingang van de deur van de poort van , leider van de stad, die aan de linkerzijde is, wanneer men de stad in komt.
9 Alleen, de priesters van de hoge plaatsen gaan niet op naar het altaar van Jahweh, in , maar zij aten veeleer ongezuurde broden, te midden van hun broeders.
10 En hij ontwijdde , dat in de vallei van is, zodat niemand zijn zoon of zijn dochter voor door het vuur laat gaan. [DEeut. 18:10]
11 En hij roeide de paarden uit die de koningen van gaven aan de zon, van het binnen gaan van het huis van Jahweh, tot de kamer van , de eunuch, die in de districten is. En de strijdwagens van de zon verbrandde hij in het vuur.
12 En de altaren die op de top van de bovenkamer van zijn, die de koningen van maakten, en de altaren die maakte in de twee hoven van het huis van Jahweh, brak de koning af. En hij rent van daar en hij werpt de grond er van in de waterloop van . [2Kon. 21:5]
13 En de hoge plaatsen die voor het aangezicht van zijn, die aan de rechterzijde zijn van de berg van het verderf, die , koning van bouwde voor , gruwel van de Sidoniërs, en voor , gruwel van , en voor , gruwel van de zonen van , ontwijdde de koning. [1Kon. 11:7]
14 En hij brak de monumenten af en hij hakte de Astartepalen van blijdschap om, en hij vulde hun plaats met mensenbeenderen;
15 en bovendien het altaar dat in is, de hoge plaats die , zoon van , maakte, waarmee hij deed zondigen. Ook dat altaar en de hoge plaats brak hij af en hij verbrandt de hoge plaats. Hij verpulverde de grond en hij verbrandde de Astartepaal van blijdschap. [1Kon. 12:33] [Amos 3:14]
16 En keert zich om en hij ziet de graven die daar op de berg waren. En hij zendt en hij neemt de beenderen uit de graven en hij verbrandt ze op het altaar en hij ontwijdde het, naar het woord van Jahweh, dat de man van de Elohim had geroepen die deze dingen verkondigde. [1Kon. 13:2]
17 En hij zegt: "Wat is deze steenhoop die ik zie?" En stervelingen van de stad zeggen tot hem: "Het graf van de man van de Elohim, die uit kwam, en hij verkondigde deze dingen die u deed op het altaar van ." [1Kon. 13:30-32]
18 En hij zegt: "Laat hem!! Het moet niet zo zijn dat iemand zijn beenderen werpt." En zijn beenderen ontsnappen, met de beenderen van de profeet die uit kwam.
19 En ook alle huizen van de hoge plaatsen die in de steden van zijn, die de koningen van maakten om de ergernis op te roepen, nam weg. En hij doet met hen alle daden die hij deed in .
20 En hij slacht alle priesters van de hoge plaatsen die daar bij de altaren waren en hij verbrandt er de beenderen van een mens op. En hij keert terug naar .
21 En de koning geeft opdracht aan heel het volk, zeggend: "Houdt een Pascha voor Jahweh, jullie Elohim, zoals geschreven op de rol van dit verbond."
22 Want er werd geen Pascha als dit gehouden sinds de dagen van de richters die oordeelden, ja, in alle dagen van de koningen van en de koningen van .
23 Maar in het achttiende jaar van koning werd dit Pascha gehouden voor Jahweh, in .
24 En bovendien: de mediums en de tovenaars en de huisgoden en de vuiligheidsafgoden en alle gruwelen die gezien werden in het land van en in , roeide uit, om zo de woorden van de wet uit te voeren die geschreven zijn op de rol die , de priester, vond in het huis van Jahweh. [Lev. 19:31]
25 En zoals hij was er voor zijn aangezicht geen koning die terugkeerde tot Jahweh, met heel zijn hart en met heel zijn ziel en met heel zijn intensiteit, naar heel de wet van . En na hem stond er niemand op zoals hij.
26 Maar Jahweh keerde niet terug van de hitte van Zijn grote boosheid, waarmee Zijn boosheid heet was tegen over alle provocaties waarmee Zijn ergernis opriep.
27 En Jahweh zegt: "Ook zal Ik wegnemen van voor Mijn aangezicht, zoals Ik wegnam. En Ik verwerp deze stad die Ik koos, , waarvan Ik zei: Mijn Naam zal daar zijn."
28 En de rest van de zaken van en al wat hij deed, zijn die niet geschreven op de rol van de geschiedboeken van de dagen van de koningen van ?
29 In zijn dagen ging , koning van , op tegen de koning van Assyrië, bij de rivier , en koning gaat uit om hem te ontmoeten; en hij brengt hem ter dood in , als hij hem ziet.
30 En zijn dienaren rijden hem, dood zijnde, van , en zij brengen hem naar en zij begraven hem in zijn tombe. En het volk van het land neemt , zoon van , en zij zalven hem en zij maken hem koning in plaats van zijn vader.
31 Een zoon van drie en twintig jaren is als hij koning wordt. En hij regeerde drie maanden in . En de naam van zijn moeder is , dochter van , uit .
32 En hij doet het kwade in de ogen van Jahweh, naar al wat zijn vaders deden.
33 En bindt hem in , in het land van , om niet te regeren in . En hij geeft een boete aan het land: honderd talenten zilver en één talent goud.
34 En maakt Eliakim, zoon van , koning in plaats van , zijn vader, en hij keert zijn naam om in . En hij nam en hij komt in en hij sterft daar.
35 En het zilver en het goud gaf aan , maar hij legde het land een schatting op om het zilver te geven op bevel van , iedere man naar zijn schatting; hij perste het zilver en het goud af van het volk van het land om het aan te geven.
36 Een zoon van vijf en twintig jaren was toen hij koning werd en elf jaren regeerde hij in . En de naam van zijn moeder was , dochter van , van .
37 En hij doet het kwade in de ogen van Jahweh, naar al wat zijn vaders deden.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 24
|
|