|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een onderstreepte naam, dan ziet u de betekenis)
1 was een zoon van acht jaren toen hij koning werd en hij regeerde een en dertig jaren in . En de naam van zijn moeder was , dochter van , van . [Jer. 3:6]
2 En hij doet het rechtschapene in de ogen van Jahweh en hij gaat in alle wegen van , zijn vader, en hij week niet af naar rechts en links.
3 En het gebeurt in het achttiende jaar van koning , dat de koning , zoon van , zoon van , de schrijver, zond naar het huis van Jahweh, zeggend:
4 "Ga op naar , de hogepriester, en hij zal het zilver uitgietenLXX dat gebracht is naar het huis van Jahweh, dat de bewakers van de dorpel bijeen brachten uit het volk.
5 En zij zullen het geven in de hand van die het werk doen, de opzichters, in het huis van Jahweh. En zij zullen het geven aan hen die het werk doen in het huis van Jahweh, om het gat in het huis te repareren,
6 voor de houtbewerkers, voor de bouwers, voor de bouwers van de wallen en om hout en gehouwen stenen te kopen om het huis te repareren.
7 Alleen, er zal met hen geen rekening opgemaakt worden over het in hun hand gegeven zilver, want zij doen in getrouwheid.
8 En , de hogepriester, zegt tot , de schrijver: "Ik vond een wetsrol in het huis van Jahweh." En , de hogepriester, geeft de rol aan en hij leest hem.
9 En , de schrijver, komt bij de koning en brengt het woord terug naar de koning en hij zegt: "Uw dienaren goten het zilver uit dat zij vonden in het huis en zij geven het in de hand van die het werk doen, die het opzicht over het huis waren gegeven."
10 En , de schrijver, spreekt tot de koning, zeggend: ", de priester, gaf mij een rol." En leest hem voor het aangezicht van de koning.
11 En het gebeurt als de koning de woorden van de rol van de wet hoort, dat hij zijn kleding scheurt.
12 En de koning geeft , de priester, en , zoon van , en , zoon van , en , de schrijver, en , dienaar van de koning, opdracht, zeggend:
13 "Gaat, vraagt Jahweh over mij, en over het volk en over heel , over de woorden van deze rol die gevonden werd, want groot is de woede van Jahweh die in ons brandt, omdat onze vaders niet luisterden naar de woorden van deze rol, om alles te doen wat voor ons werd geschreven."
14 En , de priester, en en en en gaan naar , de profetes, vrouw van , zoon van , zoon van , die de kleding bewaart. En zij verblijft in , in het tweede kwartier, en zij spreken tot haar.
15 En zij zegt tot hen: "Zo zegt Jahweh, Elohim van . Zegt tot de man die jullie tot mij zond:
16 Zo zegt Jahweh: Zie!, Ik breng kwaad over deze plaats en over die er in verblijven, alle woorden van de rol die de koning van las,
17 aangezien zij Mij in de steek lieten en zij wierook roken voor andere elohims, zo Mijn ergernis uitlokkend door alle daden van hun handen. En Mijn woede zet deze plaats in vuur en het zal niet geblust worden.
18 En aan de koning van , die jullie zendt om Jahweh te vragen, jullie zullen zo tot hem zeggen: Zo zegt Jahweh, Elohim van . De woorden die jij hoorde,
19 omdat jouw hart zacht is en jij onderdanig bent voor het aangezicht van Jahweh, in jouw horen dat Ik sprak tegen deze plaats en tegen hen die er in verblijven, dat het tot een verlatenheid zal worden en tot een geringschatting, en jij jouw kleding scheurt en jij voor Mijn aangezicht huilt, en bovendien hoorde ik de verzekering van Jahweh,
20 daarom, zie!, Ik breng jou bijeen met jouw vaders en jij wordt in vrede verzameld naar jouw tombe. En jouw ogen zullen niet al het kwaad zien dat Ik over deze plaats breng." En zij brengen het woord terug naar de koning.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 23
|
|