|
(Ga met de muis op een onderstreepte naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En het gebeurt bij het opnemen door Jahweh van in de hemelen, in een hevige storm, dat met gaat van .
2 En zegt tot : "Blijf alstublieft hier, want Jahweh zond mij naar ." En zegt: "Jahweh leeft en uw ziel leeft, indien ik u in de steek laat." En zij gaan af naar .
3 En zonen van de profeten die in zijn komen dichtbij tot en zij zeggen tot hem: "Weet u dat Jahweh vandaag uw heer neemt van boven uw hoofd?" En hij zegt: "Ook ik weet het. Weest stil."
4 En zegt tot hem: ", blijf alstublieft hier, want Jahweh zond mij naar ." En hij zegt: "Jahweh leeft en uw ziel leeft, indien ik u in de steek laat." En zij komen in .
5 En zonen van de profeten die in zijn komen dichtbij tot en zij zeggen tot hem: "Weet u dat Jahweh vandaag uw heer neemt van boven uw hoofd?" En hij zegt: "Ook ik weet het. Weest stil."
6 En zegt tot hem: "Blijf alstublieft hier, want Jahweh zond mij naar de ." En hij zegt: "Jahweh leeft en uw ziel leeft, indien ik u in de steek laat." En zij beiden gaan.
7 En vijftig mannen van de zonen van de profeten, zij gaan en zij staan, tegenover, van verre, en zij beiden stonden aan de .
8 En neemt zijn bontmantel en hij vouwt hem op en hij slaat het water, en het wordt verdeeld, naar hier en naar daar, en zij beiden steken over op het drooggelegde gebied.
9 En het gebeurt bij hun oversteken, dat tot zei: "Vraag me, wat zal ik voor jou doen voordat ik van jou zal worden weggenomen?" En zegt: "Alstublieft, er zullen twee delen van uw geest op mij komen." [Deut. 21:17]
10 En hij zegt: "Je vraagt iets moeilijks. Wanneer jij mij ziet weggenomen worden van bij jou, zal het tot jou komen. En indien het niet zo is, dan gebeurt het niet."
11 En het gebeurt dat zij gaan, gaande en sprekend, en zie, een strijdwagen van vuur en paarden van vuur, en zij veroorzaken een scheiding tussen de twee. En stijgt op in de hevige storm, naar de hemelen.
12 En ziet het en hij schreeuwt: "Mijn vader, mijn vader, de strijdwagen van Israel en zijn ruiters." En hij zag hem niet meer. En hij houdt zijn kledingstukken stevig vast en hij scheurt ze in twee delen. [2Kon. 13:14]
13 En hij neemt 's bontmantel op die van hem af viel en hij keert om, en hij staat aan de oever van de .
14 En hij neemt de bontmantel van , die van hem af viel, en hij slaat het water en hij zegt: "Waar is Jahweh, Elohim van ? Ja, Hij?" En hij slaat het water en het wordt verdeeld, naar hier en naar daar. En steekt over.
15 En de zonen van de profeten die tegenover zijn, zien hem, en zij zeggen: "De geest van rust op ." En zij komen om hem te ontmoeten en zij buigen zich neer naar het land.
16 En zij zeggen tot hem: "Zie!, alstublieft, er zijn bij uw dienaren vijftig stervelingen, zonen van kracht. Alstublieft, zij zullen gaan en zij zullen uw heer zoeken, of niet de geest van Jahweh hem opnam en hem op een van de bergen wierp of in een van de ravijnen." En hij zegt: "Jullie zullen niet zenden."
17 En zij dringen bij hem aan, tot hij beschaamd is. En hij zegt: "Zendt!" En zij zenden vijftig mannen en zij zoeken drie dagen en zij vonden hem niet.
18 En zij keren tot hem terug en hij verblijft in . En hij zegt tot hen: "Zei ik niet tot jullie: Het moet niet zo zijn dat jullie gaan?"
19 En de stervelingen van de stad zeggen tot : "Zie!, alstublieft, de locatie van de stad is goed, zoals mijn heer ziet. Maar het water is slecht en het land brengt verlies op."
20 En hij zegt: "Neemt voor mij een nieuwe pan en doet daar zout in." En zij brengen het bij hem.
21 En hij gaat uit naar de opening van het water en hij werpt daar zout. En hij zegt: "Zo zegt Jahweh: Ik genas deze wateren. Er zal van hier niet verder dood en verlies veroorzaakt worden."
22 En de wateren worden genezen tot op deze dag, naar het woord van , dat hij sprak.
23 En hij gaat van daar op naar . En hij gaat op via de weg. En kleine jongens komen uit van de stad en zij bespotten hem. En zij zeggen tot hem: "Ga op, kale! Ga op, kale!"
24 En hij kijkt achter zich en hij ziet hen en hij kleineert hen in de naam van Jahweh. En twee beren komen naar voren, uit het wilde hout, en zij verscheuren van hen twee en veertig jongens.
25 En hij gaat van daar naar de berg ; en van daar keerde hij terug naar .
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 3
|
|