|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een onderstreepte naam, dan ziet u de betekenis)
1 En het gebeurt bij het seizoen van de terugkeer van het jaar, het seizoen dat de koningen uit trekken, dat het leger van de menigte leidt en hij verwoesting brengt in het land van de zonen van . En hij komt en belegert . En verblijft in Jeruzalem. En slaat en hij vernietigt het. [2Sam. 11:1]
2 En neemt de kroon van het hoofd van hun koning en hij merkt dat het gewicht er van een talent goud is en er een kostbare steen in is. En ze komt op het hoofd van . En de buit die hij uitbracht uit de stad was zeer groot.
3 En het volk dat er in is bracht hij uit. En hij zet er de zaag in en de ijzeren dorsers en de bijlen. En zo doet met alle andere steden van de zonen van . En en heel het volk keert terug naar Jeruzalem.
4 En het gebeurt daarna dat er oorlog ontstaat met de Filistijnen, in . Toen sloeg , de Hushatiet, , uit die geboren zijn uit de Refaïm*1). En zij worden onderschikt gemaakt.
5 En het gebeurt dat er nog een strijd met de Filistijnen is en , zoon van , slaat , broer van , de Gittiet; en het hout van zijn speer was als een weversboom. [1Sam. 17:7]
6 En er gebeurt opnieuw een strijd, in . En er is een zeer grote man, met zes vingers per hand en zes tenen per voet, vier en twintig, en ook hij was geboren uit de Refaïm*1).
7 En hij minacht , en , zoon van , broer van , slaat hem.
8 Dezen werden geboren uit de Refaïm*1), in , en zij vallen door de hand van en door de hand van zijn dienaren.
*1 - Refaïm - een geslacht van reuzen.
Terug naar de indexpagina
Naar 1 Kronieken 21
|
|