|
(Ga met de muis op een onderstreepte naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En men verbleef drie jaren; er is geen oorlog tussen en tussen .
2 En het gebeurt in het derde jaar, dat , koning van afdaalt naar de koning van .
3 En de koning van zegt tot zijn dienaren: "Weten jullie dat van ons is, en dat wij stil blijven van het te nemen uit de hand van de koning van ?"
4 En hij zegt tot : "Gaat u met mij mee om te strijden tegen ?" En zegt tot de koning van : "Zoals ik, zo u. Zoals mijn volk, zo uw volk. Zoals mijn paarden, zo uw paarden."
5 En zegt tot de koning van : "Vraag, alstublieft, vandaag het woord van Jahweh."
6 En de koning van brengt de profeten bijeen, ongeveer vierhonderd mannen, en hij zegt tot hen: "Zal ik gaan om tegen te strijden, of zal ik het nalaten?" En zij zeggen: "Ga op! En de Heer zal in de hand van de koning geven."
7 En zegt: "Is er hier geen andere profeet van Jahweh? Dan zullen we aan hem vragen."
8 En de koning van zegt tot : "Er is nog één man om door hem Jahweh te vragen, maar ik haat hem, want hij profeteert over mij geen goed, maar eerder kwaad. , zoon van ." En zegt: "Het moet niet zo zijn dat de koning zo spreekt."
9 En de koning van roept om een eunuch, en hij zegt: "Breng snel , zoon van ."
10 En de koning van en , koning van , zitten, iedere op zijn troon, gekleed met kledingstukken, in een open deel van de ingang van de poort van , en alle profeten die profeteren zijn voor hun aangezicht.
11 En , zoon van , maakt voor zich horens van ijzer, en hij zegt: "Zo zegt Jahweh: Hiermee zal u spietsen, tot aan zijn einde."
12 En alle profeten profeteren zo: "Ga op naar en wees voorspoedig, want Jahweh geeft het in de hand van de koning."
13 En de boodschapper die ging om te roepen, sprak tot hem, zeggend: "Zie!, alstublieft, de woorden van de profeten, met één mond, zijn goed voor de koning. Uw woord zal komen zoals het ene woord van hen, dan spreekt u goed."
14 En zegt: "Jahweh leeft! Dat wat Jahweh tot mij zal spreken, Hem zal ik spreken."
15 En hij komt bij de koning en de koning zegt tot hem: ", zullen wij naar gaan, naar de oorlog, of zullen wij het nalaten?" En hij zegt tot hem: "Ga op en wees voorspoedig, want Jahweh geeft het in de hand van de koning!"
16 En de koning zegt tot hem: "Hoeveel maal bezweer ik jou dat jij niet tot mij zal spreken, anders dan de waarheid, in de naam van Jahweh?"
17 En hij zegt: "Ik zag heel verstrooid over de bergen, als schapen voor wie geen herder is. En Jahweh zegt: Dezen hebben geen heer; een ieder zal in vrede naar zijn huis terugkeren." [Num. 27:17]
18 En de koning van zegt tot : "Zei ik niet tot u: Hij profeteert niet het goede over mij, maar veeleer het kwade?"
19 En hij zegt: "Daarom, hoor een woord van Jahweh. Ik zag Jahweh, zittend op Zijn troon, en heel de menigte van de hemelen staande, bij Hem, aan Zijn rechterkant en aan Zijn linkerkant.
20 En Jahweh zegt: Wie zal verleiden? En hij zal opgaan en hij zal vallen in , want hij zegt: Deze ene zegt het en deze andere zegt het ook.
21 En de geest gaat uit en hij staat voor het aangezicht van Jahweh, en zegt: Ik zal hem verleiden.
22 En Jahweh zegt tot hem: Waarmee? En hij zegt: Ik zal uitgaan en ik word een geest van valsheid in de mond van alle profeten. En Hij zegt: Jij zal verleiden en bovendien zal jij zal de overhand hebben. Ga uit en doe aldus.
23 En nu, zie!, Jahweh gaf een geest van valsheid in de mond van al dezen, jouw profeten, en Jahweh sprak kwaad over jou."
24 En , zoon van , komt dichtbij en hij slaat op de wang en hij zegt: "Waar is dit - de geest van Jahweh ging aan mij voorbij, om met jou te spreken?"
25 En zegt: "Zie!, jij zal het zien in de dag waarin jij komt van kamer tot kamer om je te verbergen."
26 En de koning van zegt: "Neem en brengt hem terug naar , leider van de stad, en naar , zoon van de koning,
27 en zeg: Zo zegt de koning: plaatst deze in het huis van bewaring en voedt hem benauwdheidsbrood en benauwdheidswater, tot ik in vrede kom." [Hebr. 11:36]
28 En zegt: "Indien u zeker terugkomt in vrede, sprak Jahweh niet tot mij." En hij zegt: "Hoort, volken, allemaal!"
29 En de koning van gaat op, met , koning van , naar .
30 En de koning van zegt tot zich te vermommen en de strijd in te gaan. "En u, doe uw kledingstukken aan." En de koning van vermomt zich en hij gaat de strijd in.
31 En de koning van geeft opdracht aan de leiders van de strijdwagens die bij hem zijn - twee en dertig, zeggend: "Jullie zullen niet vechten met de kleine en met de grote, maar veeleer met de koning van alleen."
32 En het gebeurt wanneer de leiders van de strijdwagens zien, dat zij zeiden: "Ja, hij is de koning van ," en zij trekken zich terug op hem om te vechten. En schreeuwt het uit.
33 En het gebeurt wanneer de leiders van de strijdwagens zien dat hij niet de koning van is, dat zij van hem wegkeren.
34 En een man trekt de boog in zijn smetteloosheid en hij raakt de koning van tussen de gespen en tussen de maliënkolder. En hij zegt tot zijn strijdwagenbestuurder: "Keer jouw hand en breng mij uit het kamp, want ik ben gewond."
35 En de strijd neemt toe in die dag en de koning stond in de strijdwagen, tegenover . En hij sterft in de avond en het bloed van het slaan giet uit in de bak van de strijdwagen.
36 En men doet een gejuich gaan in het kamp bij het ondergaan van de zon, zeggend: "Een ieder naar zijn stad en een ieder naar zijn land."
37 En de koning sterft en hij komt in . En zij begraven de koning in .
38 En men wast de strijdwagen bij het reservoir van en de honden likken zijn bloed. En de prostituees wasten naar het woord van Jahweh, dat Hij sprak.
39 En de rest van de zaken van , en al wat hij deed, en het ivoren huis dat hij bouwde, en al de steden die hij bouwde, zijn zij niet geschreven op de rol van de geschiedboeken van de dagen van de koningen van ?
40 En ligt neer bij zijn vaders en , zijn zoon, regeert in zijn plaats.
41 En , zoon van , werd koning over in het vierde jaar van , koning van .
42 was een zoon van vijf en dertig jaren toen hij koning werd. En hij regeerde vijf en twintig jaren in . En de naam van zijn moeder is , dochter van .
43 En hij gaat in heel de weg van zijn vader, ; hij week er niet van af, doende wat rechtschapen is in de ogen van Jahweh. Maar de hoge plaatsen nam hij niet weg. Het volk brengt nog steeds offers en geuroffers op de hoge plaatsen.
44 En maakt vrede met de koning van .
45 En de rest van de zaken van en zijn macht en met wie hij vocht, zijn zij niet geschreven op de rol van de geschiedboeken van de dagen van de koningen van ?
46 En de rest van de toegewijde mannelijke prostituees, die over bleven in de dagen van , zijn vader, roeide hij uit van het land.
47 En er is geen koning in , maar een aangestelde koning.
48 maakte schepen van , om naar te gaan voor het goud. En men ging niet, want de schepen werden verbroken in .
49 Toen zei , zoon van , tot : "Mijn dienaren zullen in de schepen gaan met uw dienaren." Maar willigde het niet in.
50 En ligt neer bij zijn vaders. En hij wordt begraven bij zijn vaders in de stad van , zijn vader. En , zijn zoon, regeert in zijn plaats.
51 , zoon van , werd koning over in in het zeventiende jaar van , koning van , en hij heerst twee jaren over .
52 En hij doet het kwade in de ogen van Jahweh, en hij gaat in de weg van zijn vader en in de weg van zijn moeder en in de weg van , zoon van , die deed zondigen.
53 En hij dient de en hij aanbidt hem en hij roept kwelling op bij Jahweh, Elohim van , net zoals zijn vader deed.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 1
|
|