|
(Ga met de muis op een onderstreepte naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En , de Tishebiet, van de kolonisten van , zegt tot : "Jahweh, Elohim van , leeft, voor Wiens aangezicht ik sta. Er zal deze jaren geen nachtmist zijn en regen, tenzij naar het gebod van mijn woord." [Jac. 5:17]
2 En het woord van Jahweh komt tot hem, zeggend:
3 "Ga van hier en keer om naar het oosten en verberg jezelf in de waterloop van , die voor de is.
4 En het gebeurt dat jij van de waterloop zal drinken, en de raven droeg Ik op jou daar te onderhouden."
5 En hij gaat en hij doet naar het woord van Jahweh. En hij gaat en hij verblijft in de waterloop van , die voor de is.
6 En de raven brengen hem brood en vlees in de morgen, en brood en vlees in de avond, en hij drinkt uit de waterloop.
7 En het gebeurt aan het einde van dagen, dat de waterloop opdroogt, omdat er geen neerslag in het land was.
8 En het woord van Jahweh komt tot hem, zeggend:
9 "Sta op, ga naar , dat bij is, en verblijf daar. Zie!, Ik gaf daar een vrouw, een weduwe, opdracht om jou te onderhouden." [Luc. 4:25,26]
10 En hij staat op en hij gaat naar . En hij komt bij de ingang van de stad en zie!, een vrouw, een weduwe, is daar hout aan het bijeen verzamelen. En hij roept naar haar en hij zegt: "Haal voor mij alstublieft een beetje water in dit vat, dan zal ik drinken."
11 En zij gaat halen. En hij roept naar haar en hij zegt: "Haal voor mij, alstublieft, een brok brood in jouw hand."
12 En zij zegt: "Jahweh, uw Elohim, leeft! Indien er voor mij een koek is, behalve dan de handpalm van meel in de pot en een beetje van de olie in een kruik. En zie mij twee stukken hout verzamelen en ik kom en ik maak die voor mijzelf en voor mijn zoon en wij sterven.
13 En zegt tot haar: "Het moet niet zo zijn dat je bang bent. Kom, doe naar jouw woord. Maak voor mij van daar een kleine koek, in de eerste plaats, en breng die voor mij. In de laatste plaats zal jij voor jou en jouw zoon maken;
14 want zo zegt Jahweh, Elohim van : De pot van het meel zal niet uitgeput raken en de kruik van de olie zal niet verminderen tot de dag dat Jahweh neerslag geeft op de oppervlakte van de grond."
15 En zij gaat en zij doet naar het woord van . En zij eet, hij en zij en haar huishouding, dagen lang.
16 De pot van het meel raakte niet uitgeput en de kruik van de olie verminderde niet, naar het woord van Jahweh dat Hij sprak door de hand van .
17 En het gebeurt na deze dingen, dat de zoon van de vrouw, de bezitster van het huis, ziek werd. En zijn ziekte werd buitengewoon ernstig, totdat er in hem geen adem meer over was.
18 En zij zegt tot : "Wat is er tussen jou en mij, man van de Elohim? Kwam u om mij te herinneren aan mijn verdorvenheid en om mijn zoon ter dood te brengen?"
19 En hij zegt tot haar: "Geef mij jouw zoon." En hij neemt hem van haar boezem en hij brengt hem naar boven, naar de bovenkamer, waar hij verblijft. En hij legt hem op zijn bank.
20 En hij roept tot Jahweh, en hij zegt: "Jahweh, mijn Elohim, ook tegen de weduwe bij wie ik bijwoon, tegen haar heeft U kwaad gebracht, haar zoon ter dood brengend?"
21 En hij meet zichzelf uit over de jongen, drie maal, en hij roept tot Jahweh en hij zegt: "Jahweh, mijn Elohim, alstublieft, de ziel van deze jongen zal in zijn binnenste terugkeren."
22 En Jahweh luistert naar de stem van en de ziel van de jongen keert terug in zijn binnenste, en hij leeft.
23 En neemt de jongen en hij brengt hem van de bovenkamer in het huis naar beneden en hij geeft hem aan zijn moeder. En zegt: "Zie, jouw zoon is een levende!"
24 En de vrouw zegt tot : "Nu weet ik dit, dat u een man van Elohim bent en het woord van Jahweh in uw mond is waarheid."
Terug naar de indexpagina
Naar 1 Koningen 18
|
|