De Grootheid van Gods Doel
deel 4: Ere zij God

door John H. Essex


Deel 1: Inleidende scènes
Deel 2: Scènes van verwoesting
Deel 3: Scène Zes
Deel 4: Ere zij God
Deel 5: Stefanus en Paulus
Deel 6: Toekomst scènes


Ere zij God
Scène Zeven

Het toneel is er nu een van licht, schijnend op een moment dat men normaal slechts duisternis verwacht.
Herders, bij nacht wakend over hun kudde in de velden, vinden zich plots vergezeld van een boodschapper van de Heer en omringd door het prachtige licht van Gods heerlijkheid. De boodschapper spreekt niet tot hen vanuit de hemel zoals het zo vaak wordt afgebeeld op een kerstkaart, maar staat gewoon naast hen en ze zijn omgeven, ingepakt, door de heerlijkheid Gods als hij spreekt:
"En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen:
11 U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David.
12 En dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe.

(Luc. 2:10-12;NBG)

Gij zult vinden.... een grote Heerser? Nee. Een prins? Nee. Een profeet? Nee. Een man? Nee, zelfs geen man, maar een kleine baby! Beseft u wel dat op dit punt het succes van de hele doelstelling van God zich toespitst op een kleine, pasgeboren baby, hulpeloos, afhankelijk van zijn moeder?

Ondanks de woorden van Micha (5:2) betreffend Bethlehem, was er geen plaats bereidt, geen plek gevonden behalve een stal, voor deze wonderlijke geboorte. Een maagd was bevrucht en een Kind was geboren, een Zoon was gegeven; de woorden van de profeet werden vervuld.
Het ware Licht was gekomen tot een volk dat in duisternis wandelde, maar de eerste flikkering werd gezien in een stal, tussen de dieren.

De herders, voordat ze haastig naar de plaats gingen die door de boodschapper werd beschreven, werden plotseling omgeven door een veelvoud van van hemelse wezens, God prijzend en Hem heerlijkheid toeroepend voor dit nieuwe onderdeel van Zijn doelstelling; een menigte van hemelse boodschappers die "Ere zij God" zingen. Maar kunnen we ook niet de grootheid zien in de nederigheid van de kribbe en al die andere omstandigheden die met de geboorte van onze Heer zijn verbonden?

"U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here"
(Luc. 2:1; NBG)
Er was slechts één hemelse boodschapper voor nodig om deze geweldige aankondiging te doen van een gebeurtenis die de voorzeggingen van de profeten over de Messias vervulde. Maar er was een menigte van de hemelse scharen voor nodig om de maat aan te geven van de heerlijkheid van God, behorend bij deze proclamatie.

De aankondiging van een Redder, hoewel voornamelijk gericht aan het volk Israël, was het blije nieuws waarop de wereld had gewacht, indien zij dat tenminste had geweten. Maar, helaas, de wereld lag in duisternis en er waren er slechts weinige, zoals Simeon en Hannah en de herders, van wie het hart werd geopend om het pasgeboren Kind te ontvangen en te verwelkomen, ook al was Hij dan in werkelijkheid de Zoon van God.
Er was echter, onder de hemelingen, een menigte van de hemelse scharen die plotseling uitbarstten in een jubelkoor. Waren zij slechts toehoorders, jubelend omdat zij de dragers van het goede nieuws voor de bewoners van de aarde waren? Of namen zij iets waar dat ook voor hen vreugde bracht met dit goede nieuws van de geboorte van dit kleine Kind? Ongetwijfeld zal de komst van deze Redder uiteindelijk, naast de bewoners van de aarde, ook de hemelingen zegen brengen!

Maar op dit moment is de belofte alleen voor de aarde: "vrede op aarde, bij mensen een welbehagen!" Wat een prachtige woorden van hoop en vertroosting aan een ras dat al zo lang tastend zijn onzekere weg probeert te vinden door duisternis en zonde. Maar de grote meerderheid van de aardbewoners zijn nog steeds onbekend met het ware belang van deze gebeurtenis, zo'n 2000 jaar geleden.

Waarlijk, de Zoon van Gods liefde ontledigde Zichzelf toen Hij op aarde kwam, zoals Paulus ons leert in Filippenzen 2:7

"maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is"
Hij ontledigde Zichzelf van al Zijn grootheid en werd als ons. Maar nu moest Hij nóg verder gaan en Zichzelf vernederen, zelfs tot in de dood.

Scène Acht
In dit volgende beeld, is het in plaats van dat het licht waar men normaal duisternis verwacht, is het donker geworden war het normaal licht zou zijn. Want het is donker op het midden van de dag.

De Baby van onze laatste scène is een Man geworden die aan een kruis hangt, omgeven door een duisternis die de scheiding van God aanduidt. Wie kan zich de angst indenken van onze Heer tijdens die vreselijke uren van duisternis, toen Hij, de Ene zonder zonde, de zonden van de velen op Zich nam? En, nog meer dan dat, toen Hij tot zonde gemaakt werd, dat de zonde zelf gekruisigd zou worden om voor eens en voor altijd te worden weggedaan? Het was hierom dat God Zich wegdraaide van Hem. Hij had nooit van welk zonde offer ooit weggedraaid in het verleden; er is geen verslag in de Hebreeuwse Schriften dat het ooit donker werd op een Verzoendag. Maar dit was iets geheel anders, het Offer aller offers, want het rekende volkomen met de Zonde af. De Eerstgeborene van alle schepselen werd tot Zonde gemaakt zodat ieder schepsel in het heelal (inclusief Satan!) in het bereik werd gebracht van het effect van dit Offer.

Toen het licht terugkeerde, werd de angst van onze Heer geuit in de kreet

"Mijn God, Mijn God, waartoe hebt Gij Mij verlaten?"
Verliet God de Zoon van Zijn liefde? Ja, Gods doelstelling verlangde zelfs dit. En laten we niet vergeten dat het God Zelf heel wat kostte om de Zoon van Zijn liefde te onderwerpen aan zo'n zware beproeving. Om Hem te stempelen met het stigma van een overtreder was iets vreselijk om te doen, slechts gerechtvaardigd in het licht van de heerlijk ontknoping. Om Hem, die geen zonde kende, tot de personificatie van Zonde zelf te maken, zoals het teken aan de stok van Mozes had aangegeven (Joh. 3:14), zou een daad zijn geweest die de woede van Gods gevoelens tot uiting zou brengen, ware het niet dat Hij het eind had gezien vanaf het begin en de allesomvattende zegeningen die uiteindelijk uit deze handelingen zouden voortkomen. In alles wat er rond het kruis gebeurde, stuurt God zijn liefde aan ons; maar de liefde van Christus schijnt ook door in alle schoonheid. Het was duidelijk geworden in de tuin van Getsemane, toen, geconfronteerd met de werkelijkheid die voor Hem lag, Hij toe de Vader zei:
"Abba, Vader, alles is U mogelijk, neem deze beker van Mij weg. Doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt"
(Marc. 14:36; NBG)
Het kruis is het middelpunt van Gods doelstelling. Hier vindt het zijn grootste concentratie. De hemelen, de aarde, het land der belofte, zelfs de stad, allemaal zijn ze te groot voor God om te gebruiken in deze uiting van Zijn liefde. Hij heft slechts een vierkante meter nodig, ja zelfs nog minder; Hij had net genoeg ruimte nodig om een paal in de grond te zetten, gericht naar de hemel. En aan deze paal werd de Ene gehangen doorheen Wie alles ontstond. En zelfs het leven van deze Ene, door Wie allen het leven hadden ontvangen, stond op het punt te worden beeindigd! Gods doelstelling voor het universum, Zijn plannen voor de redding en verzoening van allen, gericht op die Ene, hangend aan een paal. Zeker voor iemand met een waarnemend oog zal dit een moment zijn van grandioze grootheid in Zijn doelstelling. Wie, behalve God, kon ooit zo'n komplete oplossing van het probleem van de zonde hebben bedacht en wie, behalve Christus, kon ooit in staat zijn geweest dit uit te voeren?

Scène Negen
Zonder twijfel zouden de hemelse scharen, wiens afgevaardigden zich lieten zien tijdens de geboorte van de Heer, toezien en zich verbazen bij wat scheen te zijn de uitroeiïng van alle hoop, tijdens de kruisiging. Maar hun aanwezigheid is niet beschreven. Maar in de nu volgende scène zien we twee van hen, gekleed in licht, bij een lege graftombe en zij groeten hen die kruiden brengen met verbazingwekkende woorden:

"Wat zoekt gij de levende bij de doden?
6 Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinnert u, hoe Hij, toen Hij nog in Galilea was, tot u gesproken heeft,
7 zeggend, dat de Zoon des mensen moest overgeleverd worden in de handen van zondige mensen en gekruisigd worden en ten derden dage opstaan.

(Luc. 24:5b-7;NBG)
Op deze manier werd de opstanding van de Heer voor het eerst bekend gemaakt.

In onze eerdere scènes had de uitwerking van Gods doelstelling een steeds verder versmallend karakter gehad, maar vanaf dit punt begint de uitwerking evenredig steeds wijder te worden. Paulus, in diens brief aan de Kolossenzen, beschrijft Christus als:

"Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is."
(Kol. 1:18:NBG)
In 1 Korinthe schrijft hij:
" Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn.
21 Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens.
22 Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.

(1Kor. 15:20-22;NBG)
Eersteling, dit duidt er op dat er nog meer zal volgen.

In Romeinen (4:25) vertelt Paulus ons dat Christus overgeleverd werd vanwege onze ovetredingen en werd opgewekt vanwege onze rechtvaardiging.

"Derhalve, gelijk het door een daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door een daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven."
(Rom 5:18;NBG)
Gods doelstelling is al weer bezig zich uit te breiden om alle mensen te bedekken. In 1Timotheus 2:4 vertelt Paulus dat God
"...wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen."
(1Tim 2:4;NBG)
en in 1 Tim. 4:9; (Conc. NT) stelt hij dat
"... wij onze hoop gevestigd hebben op de levende God, die een Heiland is van alle mensen"
Maar, laten we ook kijken naar 1 Kor. 15 en lezen de passage lezen van vers 20 tot 28 en zien wat het rechtstreeks gevolg is van Christus' opstanding.
"Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn.
21 Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens.
22 Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.
23 Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst;
24 daarna het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben.
25 Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft.
26 De laatste vijand, die onttroond wordt, is de dood,
27 want alles heeft Hij aan zijn voeten onderworpen. Maar wanneer Hij zegt, dat alles onderworpen is, is blijkbaar Hij uitgezonderd, die Hem alles onderworpen heeft.
28 Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.
Deze wonderbaarlijke passage begint met de opwekking van Christus en eindigt met de voleinding van Gods doelstelling. Hier zien we dat, toen Christus eenmaal was opgewekt, de voleinding al kon worden uitgeroepen, want niets kan het ook maar in de weg staan. De geweldige gebeurtenissen van twee- en een halve aion, zijn samengebald in deze negen verzen. Hoe ze tot stand zullen komen zal worden beschreven in de nog komende scènes van onze studie.

John H. Essex

Ga naar deel 5




© Grace and Truth Magazine