(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)

1 En Jahweh zegt tot Aäron: "Jij en jouw zoons en het huis van jouw vader met jou zullen de verdorvenheid van het heiligdom dragen en jij en jouw zoons met jou zullen de verdorvenheid van jullie priesterschap dragen.
2 En breng bovendien jouw broers uit de stam van Levi, uit de stam van jouw vader, met jou naderbij, want zij zullen met jou verbonden worden en zij zullen jou dienen, jou en jouw zonen met jou, voor het aangezicht van de tent van het getuigenis.
3 En zij zullen jullie bewaken en waken over heel de tent. Maar tot de inrichting van het heiligdom en tot het altaar zullen zij niet komen. En zij niet zullen sterven, zij net zoals jullie.
4 Zij zijn met jou verbonden en zij houden de wacht over de tent van de afspraak voor al het dienstbetoon van de tent. En een vreemdeling zal niet tot jullie naderen.
5 En jullie houden de wacht over het heiligdom en de wacht over het altaar en Mijn toorn zal niet langer op de zonen van Israel zijn.
6 En zie! Ik nam jullie broeders, de Levieten, uit het midden van de zonen van Israel, voor jullie als een geschenk dat aan Jahweh wordt gegeven, om te dienen in de dienst van de tent van de afspraak.
7 En jij, en jouw zonen met jou, zullen jullie priesterschap houden in alle zaken van het altaar en wat aan de binnenzijde van het gordijn is, en jullie dienen. Het is een dienst van een geschenk die Ik geef aan jullie priesterschap. En de vreemdeling die naderbij komt zal ter dood gebracht worden."
8 En Jahweh zegt tot Aäron: "En zie!, Ik geef aan jou de wacht over Mijn hefoffers van alle heiligheden van de zonen van Israel. Aan jou geef Ik ze tot zalving, en aan de zonen van Israel als een aionische verordening.
9 Dit zal voor jou zijn van de heiligheid van de heiligheden van het vuur van ieder naderingsgeschenk van hen, van iedere geschenkaanbieding van hen en van ieder zondeoffer van hen en van ieder schuldoffer van hen dat zij aan Mij teruggeven. Het is voor jou en voor jouw zonen heiligheid van heiligheden.
10 In de heiligheid van de heiligheden zal jij het eten, iedere mannelijke zal het eten. Het zal voor jou heiligheid zijn.
11 En dit zal voor jou zijn: het hefoffer van hun geschenk, met alle beweegoffers van de zonen van Israel. Ik geef ze aan jou en aan jouw zonen en aan jouw dochters met jou, als een aionische verordening. Iedere reine in jouw huishouding zal het eten.
12 Alle vetheid van de gezuiverde olie en alle vetheid van het druivensap en het graan, hun eerstelingen die zij geven aan Jahweh, Ik geef ze aan jou.
13 De eerstelingen van al wat in hun land is, wat zij aan Jahweh zullen brengen, het zal voor jou zijn. Iedere reine in jouw huishouding zal het eten.
14 Al het toegewijde in Israel zal voor jou zijn. [Lev. 27:28]
15 Iedere opening van de baarmoeder van alle vlees dat zij naderbij aan Jahweh brengen van de mens en van het beest zal voor jou zijn. De eerstgeborene van de mens zal jij zeker vrijkopen en de eerstgeborene van het onreine beest zal jij vrijkopen.
16 En die vrijgekocht worden: een zoon van een maand zal jij vrijkopen naar jouw schatting, met vijf zilveren shekels, naar de shekel van het heiligdom. Het is twintig gerah.
17 Ja, een eerstgeborene van een stier of een eerstgeborene van een schaap of de eerstgeborene van een geit zal jij niet vrijkopen. Zij zijn heiligheid. Hun bloed zal jij sprenkelen op het altaar en hun vet zal jij doen roken, een vuuroffer voor een rustgevende geur voor Jahweh.
18 En hun vet zal voor jou zijn, zoals de borst van het beweegoffer en zoals de rechterpoot zal het voor jou zijn.
19 Alle hefoffers van de heiligheden die de zonen van Israel zullen ofeffen naar Jahweh, geef Ik aan jou en aan jouw zonen en aan jouw dochters met jou, als een aionische verordening. Een aionisch zoutverbond is het voor het aangezicht van Jahweh, voor jou en voor jouw zaad met jou."
20 En Jahweh zegt tot Aäron: "In hun land zal jij geen lotdeel hebben en in hun midden zal er voor jou geen deel zijn. Ik ben jouw deel en jouw lotdeel in het midden van de zonen van Israel. [Deut. 18:1,2]
21 En wat betreft de zonen van Levi: zie!, Ik geef alle tienden in Israel als lotdeel in ruil voor hun dienst die zij dienen in de dienst van de tent van de afspraak. [Lev. 27:30-33]
22 En de zonen van Israel zullen niet langer naderen tot de tent van de afspraak, zonde dragend, stervend.
23 En hij, de Leviet, dient de dienst van de tent van de afspraak, en zij, zij zullen hun verdorvenheid dragen. Het is een aionische verordening voor jullie generaties, en in het midden van de zonen van Israel zullen zij geen lotdeel hebben,
24 want de tiende van de zonen van Israel die zij als hefoffer aan Jahweh zullen ofeffen, geef Ik aan de Levieten als lotdeel. Daarom zeg Ik tot hen: in het midden van de zonen van Israel zullen zij geen lotdeel hebben."
25 En Jahweh spreekt tot Mozes, zeggend:
26 "En tot de Levieten zal jij spreken en jij zegt tot hen: Wanneer jullie de tiende van de zonen van Israel nemen die Ik van hen aan jullie geef als jullie lotdeel, dan heffen jullie daarvan een hefoffer op aan Jahweh, een tiende van de tiende.
27 En jullie hefoffer zal jullie toegerekend worden als het graan van de dorsplaats en als de volheid van het wijnvat.
28 Zo zullen jullie ook jullie hefoffer van Jahweh ofeffen van al jullie tienden die jullie nemen van de zonen van Israel, en jullie geven daarvan een hefoffer van Jahweh aan Aäron, de priester.
29 Van al jullie geschenken zullen jullie heel het hefoffer van Jahweh ofeffen, van al zijn vetheid, daarvan het geheiligd deel.
30 En jij zegt tot hen: Wanneer jullie zijn vetheid er van ofeffen, dan wordt het de Levieten aangerekend als inkomen van de dorsplaats en als inkomen van het wijnvat.
31 En jullie eten het op elke plaats, jullie en jullie huishouding, want het is voor jullie loon, in ruil voor jullie dienst in de tent van de afspraak.
32 En jullie zullen er geen zonde over dragen wanneer jullie de vetheid er van ofeffen. Dan ontheiligen jullie de heiligheden van de zonen van Israel niet en zullen jullie niet sterven."

Terug naar de indexpagina
Naar Numeri 19