|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En dezen zijn het van de zonen van Israel die lotdeelden in het land van Kanaän, dat Eleazar, de priester, en Jozua, zoon van Nun, en de hoofden van de vaders van de stammen van de zonen lotdeelden; [Hand. 13:19,20]
2 door het lot is hun lotdeel, zoals Jahweh opdroeg door de hand van Mozes aan negen van de stammen en de helft van de stam, [Num. 26:52-56]
3 want Mozes gaf het lotdeel van twee van de stammen en de helft van de stam aan de overzijde van de Jordaan, en de Levieten gaf hij geen lotdeel in hun midden, [Num. 32:33]
4 want de zonen van Jozef werden twee stammen: Manasse en Efraïm. En zij gaven geen deel aan de Levieten in het land, maar veeleer steden om in te verblijven en hun gemeenschappelijk land voor hun vee en tot hun bezit.
5 Zoals Jahweh Mozes opdroeg, zo deden de zonen van Israel, en zij verdelen het land.
6 En de zonen van Juda komen naderbij tot Jozua in Gilgal, en Kaleb, zoon van Jefunneh, de Kenizziet, zegt tot hem: "U, u weet het woord dat Jahweh sprak tot Mozes, man van de Elohim, over mijn geval en over uw geval, in Kadesh-Barnea. [Num. 14:30]
7 Een zoon van veertig jaren was ik, toen Mozes, dienaar van Jahweh, mij zond van Kadesh-Barnea om het land te bespioneren en ik breng hem een bericht terug met mijn hart.
8 En mijn broeders, die met mij optrokken, deden het hart van het volk smelten, maar ik, ik volgde volledig achter Jahweh, mijn Elohim.
9 En Mozes zweert in die dag, zeggend: Indien niet - het land waarop jouw voet heeft getreden, voor jou zal het tot lotdeel worden en voor jouw zoons, tot de aion, want jij volgde volledig achter Jahweh, mijn Elohim. [Num. 14:24]
10 En nu, zie!, Jahweh heeft mij levend bewaard, zoals Hij dit vijfenveertig jaren van toen sprak. Jahweh sprak dit woord tot Mozes toen Israel de wildernis in ging. En nu, zie! Vandaag ben ik een zoon van vijfentachtig jaren.
11 Nog steeds ben ik zo standvastig als in de dag dat Mozes mij zond; zoals mijn kracht toen was, zo is mijn kracht nu voor de strijd, om uit te trekken en om in te komen.
12 En nu, geef mij dit gebergte, waarvan Jahweh in die dag sprak, want jij hoorde in die dag dat daar Anakim zijn en grote, versterkte steden. Misschien is Jahweh met mij en verdrijf ik hen, zoals Jahweh sprak."
13 En Jozua zegent hem en hij geeft Hebron aan Kaleb, zoon van Jefunneh, als lotdeel.
14 Daarop werd Hebron van Kaleb, zoon van Jefunneh, de Kenizziet, tot lotdeel, tot deze dag, omdat hij volledig achter Jahweh, Elohim van Israel, volgde.
15 En de naam van Hebron was tevoren Kiriath-Arba. Hij was de grote man onder de Anakim. En het land rustte van de oorlog.
Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 15
|
|