|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 "Geef oor, hemelen, en ik zal spreken, en het land zal de woorden van mijn mond horen.
2 Mijn invloed zal druppelen als de regen, mijn woord zal druppelen als nachtmist, als de motregen op de begroeiing, als een bui op het groenvoer.
3 Want ik verkondig de naam van Jahweh! Betuig grootheid aan onze Elohim!
4 De smetteloze Rots is Zijn middel, want al Zijn wegen zijn oordeel. Hij is de EL van trouw en zonder ongerechtigheid, rechtvaardig en oprecht.
5 Men is verdorven geworden tegen Hem. Ze zijn niet Zijn zonen door hun bezoedeling, een perverse en verdraaide generatie. [Matt. 17:17]
6 Zetten jullie dit Jahweh betaald, vervallen en onwijs volk? Is Hij niet jouw Vader? Hijzelf verkreeg jou en Hij maakte jou en Hij vestigt jou.
7 Herinner je de dagen van de aion. Begrijp de jaren van generatie na generatie. Vraag jouw vader en hij zal jou vertellen, jouw ouden en zij zullen tot jou spreken.
8 Toen de Allerhoogste aan de natiën lotdelen gaf, toen Hij de zonen van de mens verdeelde, stelde Hij de grenzen van de volken naar het aantal van de zonen van Israel. [Hand. 17:26] [Gen. 46:27]
9 Want het deel van Jahweh is Zijn volk; Jacob is de lijn van zijn lotdeel.
10 Hij vindt hen in een land van wildernis en in chaos, een huilende verlatenheid. Hij omringt hen en Hij doet hen verstaan. Hij bewaart hen als de appel*1) van Zijn oog.
11 Als een gier wekt Hij Zijn nest; Hij trilt over Zijn jongen, Hij spreidt Zijn vleugels uit, Hij neemt hen, Hij draagt hen op Zijn wieken.
12 Alleen Jahweh leidt hen en bij Hem is geen el van een vreemdeling.
13 Hij doet hen rijden op de hoge plaatsen van het land en men eet de producten van het veld. En Hij doet hen honing zuigen uit een rots en olie uit de steen van een rots.
14 Boter van het grootvee en melk van de schaapskudde, met vet van stotende rammen en rammen uit Bashan en mannelijke geiten, met het vet van tarwekiemen. En van het bloed van de druif drink jij rode wijn.
15 En Jeshurun werd dik en hij trapt (jij bent dik en jij bent vet en jij bent bedekt) en hij verlaat Eloah Die hem maakte. En hij onteert de Rots van zijn redding.
16 Hij maakt Hem jaloers met vreemden, met gruwelen lokt hij Zijn plaag uit.
17 Zij offeren aan demonen, niet Eloah. Elohim kenden zij niet. Zij kwamen tot nieuwe die dichtbij waren. Jullie vaders werden door hen niet met afschuw vervuld. [1Kor. 10:20]
18 De Rots Die jou voortbracht, ben jij je niet bewust. En jij vergeet EL, Die barensweeën over jou had.
19 En Jahweh ziet en Hij veracht door de kwelling van Zijn zonen en Zijn dochters.
20 En Hij zegt: Ik zal Mijn gezicht voor hen verbergen. Ik zal zien wat hun einde zal zijn, want het is een eigenzinnige generatie, zonen zonder trouw in zich.
21 Zij, zij maken Mij jaloers met een niet-EL. Zij lokken Mijn plaag uit met hun ijdelheden. En Ik zal hen jaloers maken op wat geen volk is, op een decadente natie. Ik zal een plaag over hen brengen. [1Kor. 10:22] [Rom. 10:19]
22 Want een vuur is aangestoken door Mijn boosheid en het zal gloeien tot in het ongeziene, beneden. En het zal het land verteren en haar oogst en het zal de fundamenten van bergen in vlammen zetten.
23 Ik zal over hen kwaden bijeen vegen. Ik zal Mijn pijlen tegen hen uitputten
24 die mager zijn van de hongersnood en die gevoed werden door de droge wind en de bittere steek. En de tand van beesten zal Ik tegen hen zenden met het gif van die op de grond sluipen.
25 Van buitenaf zal het zwaard doen rouwen en uit kamers dreiging, zelfs voor de uitgekozen jongeman, zelfs een maagd, de zuigeling met de man met grijs haar.
26 Ik zeg: Ik zal ze wegblazen, Ik zal ze uitwissen uit de herinnering van de sterveling,
27 tenzij Ik terugschrik voor de plaag van een vijand, tenzij hun tegenstanders het verkeerd uitleggen, tenzij zij zeggen: Onze hand is hoog, en Jahweh bedacht dit niet allemaal.
28 Want zij zijn een natie met een vernielende raad en er is in hen geen begrip.
29 O, dat zij wijs waren, zij hierin verstandig waren, zij begrepen wat er hierna met hen gebeurt!
30 Hoe zullen zij duizend achtervolgen en met twee tienduizend op de vlucht doen slaan, als niet hun Rots hen verkocht en Jahweh hen overleverde?
31 Want hun rots is niet als onze Rots en onze vijanden zijn bemiddelaars.
32 Want hun wijnstok is van de wijnstok van Sodom en van de velden van Gomorrah. Hun druiven zijn druiven van vergif; voor hen zijn het trossen van bitterheid.
33 Hun wijn is als het gif van slangen en het gif van wrede cobras.
34 Is het niet bij Mij opeen gehoopt, niet verzegeld onder Mijn schatten?
35 Aan Mij zijn toorn en terugbetaling. Op de gepaste tijd zal hun voet uitglijden. Want de dag van hun rampspoed is nabij en de ofanden zijnde doem haast zich over hen. [Rom. 12:19]
36 Want Jahweh zal Zijn volk richten en Hij zal Zijn dienaren troosten, wanneer Hij ziet dat hun kracht verdwenen is en die bedwongen en die verlaten beperkt is. [Psalm 135:14]
37 Dan zegt Hij: Waar zijn hun elohim, de rotsen waarin zij toevlucht namen,
38 die het vet eten van hun offers? Zij drinken de wijn van hun drankoffers. Laat ze opstaan en jullie helpen. Laat ze voor jullie een verberging zijn!
39 Ziet nu dat Ik, Ik het ben, en er is geen elohim bij Mij. Ik, Ik breng ter dood en Ik maak levend, Ik doorboor en Ik genees, en er is niemand die uit Mijn hand redt.
40 Want Ik til Mijn hand op naar de hemelen en Ik zeg: Ik ben het leven voor de aion.
41 Wanneer Ik de schittering van Mijn zwaard aanscherp en Mijn hand in oordeel grijpt, zal Ik met wraak terugkeren tegen Mijn tegenstanders en die Mij haten zal Ik terugbetalen.
42 Ik zal Mijn pijlen dronken maken van bloed (en Mijn zwaard verteert vlees), van het bloed van een dodelijk gewonde en een gevangene, van het hoofd van de commandanten van de vijand.
43 Jubelt natiën, met Zijn volk, want het bloed van Zijn dienaren zal Hij wreken. En wraak doet Hij terugkeren op Zijn tegenstanders en Hij maakt een verzoenende bedekking voor Zijn grond, Zijn volk." [Rom. 15:10] [Openb. 19:2]
44 En Mozes komt en hij spreekt alle woorden van dit lied in de oren van het volk, Hij en Hosea*2), de zoon van Nun.
45 En Mozes voltooide al deze woorden te spreken tot heel Israel.
46 En hij zegt tot hen: "Plaatst jullie hart op al de woorden die ik vandaag tot jullie getuig, die jullie aan jullie zonen zullen opdragen, waarnemend alle woorden van deze wet te doen,
47 opdat het voor jullie geen leeg woord is, want het is jullie leven. En in dit woord zullen jullie je dagen verlengen op de grond waarheen jullie de Jordaan oversteken om die te bezitten."
48 En Jahweh spreekt tot Mozes op precies deze dag, zeggend:
49 "Ga deze berg van de Abarim op (de berg Nebo die in het land van Moab is, die uitziet op Jericho) en zie het land van Kanaän, dat Ik aan de zonen van Israel geeft tot bezit, [Deut. 34:1]
50 en sterf op de berg waarheen jij opgaat en wordt verzameld bij jouw volken, zoals Aäron, jouw broer, stierf op de berg Hor en hij verzameld werd bij zijn volken.
51 Want jullie beledigden Mij te midden van de zonen van Israel bij de wateren van Meribah, bij Kadesh in de wildernis van Zin, omdat jullie Mij niet heiligden te midden van de zonen van Israel.
52 Want van veraf zal jij het land zien, maar jij zal daarheen niet binnen gaan, naar het land dat Ik geef aan de zonen van Israel." [Num. 27:12,13]
*1) Eigenlijk "pupil van Zijn oog".
*2) Hosea = Jozua
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 33
|
|