|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 "Jij zal niet zien dat de stier van jouw broeder of zijn lammetje weggejaagd wordt en je voor hen verbergen. Jij zal ze zeker aan jouw broeder terugbrengen.
2 Indien jouw broeder niet nabij jou is of jij kent hem niet, dan verzamel jij ze in het midden van je huishouden en ze blijven bij jou tot jouw broeder er naar vraagt. Dan geef jij ze aan hem terug.
3 En zo zal jij doen met zijn ezel en zo zal jij doen met zijn kledingstuk en zo zal jij doen met alle verlies van jouw broeder wat door hem verloren is en jij het vindt. Jij zal niet in staat zijn jezelf te verbergen.
4 Jij zal niet zien dat de ezel van jouw broeder of zijn stier gevallen is op de weg en jezelf voor hen verbergen; je zal ze zeker met hem doen opstaan. [Exo. 23:4,5]
5 Het zal niet gebeuren dat een uitrusting van een meester op een vrouw komt en een meester zal niet een kledingstuk van een vrouw aantrekken, want wie dit doet is een gruwel voor Jahweh, jouw Elohim.
6 Wanneer het gebeurt dat een vogelnest voor jouw aangezicht op de weg komt, in de een of andere boom of op het land, met jonge vogels of eieren, en de moeder rust op het broedsel of op de eieren, zal jij de moeder niet met de jongen wegnemen.
7 Jij zal de moeder zeker laten gaan en de zonen zal jij voor jou nemen, opdat het goed met jou zal gaan en jij jouw dagen verlengt.
8 Wanneer jij een nieuw huis bouwt, dan maak jij een muurtje op jouw dak, zodat jij geen bloed op jouw huis plaatst wanneer iemand er vanaf valt.
9 Jij zal jouw wijngaard niet zaaien met twee soorten, opdat de volheid heilig zal zijn, zowel het zaad dat jij zaait als de opbrengst van de wijngaard.
10 Jij zal niet met een stier en een ezel samen ploegen.
11 Jij zal geen linnenwol, wol en linnen, samen aantrekken. [Lev. 19:19]
12 Kwastjes zal jij voor jezelf maken aan de vier zomen van jouw bedekking waarmee jij jezelf bedekt. [Num. 15:38-41]
13 Wanneer een man een vrouw neemt en hij komt tot haar, maar hij haat haar,
14 en hij plaats gedane uitspraken tegen haar en hij brengt een slechte naam over haar en hij zegt: Deze vrouw nam ik en ik kwam nabij tot haar, maar ik vond in haar geen maagdelijkheden,
15 dan nemen de vader van het meisje en haar moeder en zij brengen de maagdelijkheden van het meisje naar de ouden van de stad, in de poort.
16 En de vader van het meisje zegt tot de ouden: Ik gaf mijn dochter aan deze man als vrouw, en hij haat haar,
17 en zie!, hij plaatst gedane uitspraken, zeggend: Ik vond bij jouw dochter geen maagdelijkheden. Maar deze zijn de maagdelijkheden van mijn dochter. En zij spreiden het kledingstuk voor het aangezicht van de ouden van de stad.
18 Dan nemen de ouden van deze stad de man en zij kastijden hem.
19 En zij beboeten hem met honderd zilverstukken en zij geven die aan de vader van het meisje, omdat hij een slechte naam bracht over een maagd van Israel. En zij zal hem tot vrouw zijn; hij zal niet in staat zijn haar in al zijn dagen weg te zenden.
20 Maar indien deze zaak waar is en er geen maagdelijkheden voor het meisje gevonden worden,
21 dan brengen zij het meisje naar het portaal van het huis van haar vader en de stervelingen van haar stad stenigen haar met stenen en zij sterft. Want zij bracht verval in Israel, prostitutie bedrijvend in het huis van haar vader. En jij roeit het kwaad uit uit jouw midden.
22 Wanneer een man gevonden wordt, liggend bij een vrouw die bezit is van een bezitter, dan sterven zij, ja allebei, de man die ligt bij de vrouw en de vrouw. En jij roeit het kwaad uit uit Israel.
23 Wanneer er een meisje is, een maagd, verloofd met een man, en een man vindt haar in de stad en hij ligt bij haar,
24 dan breng jij ze beide naar de poort van deze stad en jij stenigt hen met stenen en zij sterven; het meisje vanwege het feit dat zij niet in de stad schreeuwde en de man vanwege het feit dat hij de vrouw van zijn naaste vernederde. En jij roeit het kwaad uit uit jouw midden.
25 Maar indien het in het veld is dat de man het verloofde meisje vindt en de man houdt aan haar vast en ligt met haar, dan sterft de man die met haar lag, alleen hij;
26 maar het meisje zal jij niets doen. Voor het meisje is er geen doodszonde, want zoals een man opstaat tegen zijn naaste en hij vermoordt zijn ziel, zo is dit ding.
27 Want hij vond haar in het veld; het verloofde meisje schreeuwde, maar er was voor haar geen redder.
28 Wanneer een man een meisje vindt, een maagd die niet verloofd is en hij grijpt haar en hij ligt met haar en zij worden gevonden,
29 dan geeft de man die met haar ligt vijftig zilverstukken aan de vader van het meisje en zij zal voor hem tot vrouw worden, aangezien hij haar vernederde. Hij zal in al zijn dagen niet in staat zijn haar weg te zenden. [Exo. 22:16,17]
30 Een man zal niet de vrouw van zijn vader nemen en hij zal de zoom van zijn vader niet ontbloten." [1Kor. 5:1]
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 23
|
|