|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een onderstreepte naam, dan ziet u de betekenis)
1 En al het werk dat deed voor het huis van Jahweh wordt voltooid en brengt de heiligheden van , zijn vader, naar binnen, en het zilver en het goud en de gebruiksvoorwerpen zette hij in de schatkamers van het huis van de Elohim. [1Kron. 18:8,11]
2 Toen bracht de ouden van bijeen en alle hoofden van de stammen, prinsen van de vaders voor de zonen van , naar , om de kist van het verbond van Jahweh op te brengen uit de stad van , dat is Zion.
3 En zij worden bijeen gebracht voor de koning, alle mannen van , bij het feest van de zevende maand.
4 En alle ouden komen en de Levieten dragen de kist.
5 En zij brengen de kist op en de tent van de afspraak en alle gebruiksvoorwerpen van de heiligheid die in de tent waren; de priesters en de Levieten brachten ze op.
6 En koning en heel de vergadering van , die bij hem samen kwamen, waren voor het aangezicht van de kist, offers brengend uit de schaapskudde en het grootvee, die niet geteld en niet gerekend werden vanwege de grote hoeveelheid.
7 En de priesters brengen de kist van het verbond naar zijn plaats, naar het orakel van het huis, naar de heiligheid van de heiligheden, tot onder de vleugels van de cherubs.
8 En de cherubs spreidden hun vleugels uit over de plaats van de kist en de cherubs overdekken de kist en zijn draagpalen, van bovenaf.
9 En de draagpalen steken uit en de einden van de draagpalen zijn te zien van de kist aan de voorzijde van het orakel, maar zij zijn niet te zien aan de buitenzijde. En hij is daar tot aan deze dag.
10 Er was niets in de kist dan de twee tabletten die er in gaf bij , waar Jahweh een verbond sneed met de zonen van bij hun uittrekken uit Egypte. [Deut:10:5]
11 En het gebeurt bij het uit gaan van de priesters uit het heiligdom, dat alle priesters die zich daar bevonden, zich heiligden, zonder zich aan de verdelingen te houden.
12 En de Levieten, die zangers waren, behoorden bij hen allen: voor , voor , voor en voor hun zonen en voor hun broeders, die gekleed zijn met fijn linnen, met cimbalen en met citers en harpen, staande ten oosten van het altaar, en met hen honderd en twintig priesters, trompettend in de trompetten.
13 En de trompetters en de zangers zijn als één om een geluid te maken, één om Jahweh te prijzen en te loven. En toen zij hun stem verhieven met de trompetten en de cimbalen en met de instrumenten van het lied en bij het prijzen van Jahweh, want Hij is goed, want Zijn vriendelijkheid is voor de aion, werd het huis van Jahweh gevuld met een wolk. [Ezra 3:11]
14 En de priesters waren niet in staat om te blijven om te dienen voor het aangezicht van de wolk, want de heerlijkheid van Jahweh vulde het huis van de Elohim.[Jes. 6:4]
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Kronieken 6
|
|