Dit is een eigen Het Beste Nieuws vertaling van
1 Kronieken
Hoofdstuk 1

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst
of op een onderstreepte naam, dan ziet u de betekenis)


1 AdamAdam = uit rode aarde - (uit) aarde, SethSeth = plaatsvervanger, EnosEnos = sterfelijk,
2 KenanKenan = verworvene, Mahalal-elMahalal-el = lof van God, JeredJered = dienaar,
3 HenochHenoch = toegewijd, leraar, MethusalahMethusalah = man van de werpspies, LamechLamech = krijger,
4 NoachNoach = rust, SemSem = naam. faam, ChamCham = heet of zwart en JafethJafeth = uitbreiding.
5 Zonen van JafethJafeth = uitbreiding: GomerGomer = voltooiing, en MagogMagog = ?land van God, en MadaiMadai = midden, en JavanJavan = Ionië of Griekenland, en TubalTubal = je zult worden gebracht, en MesechMeseach = boogschieter, en TirasTiras = verlangen.
6 En zonen van GomerGomer = voltooiing: AskenazAskenaz = een man als besprenkeld, of: als verspreid vuur, en DifathDifath = gesproken, en ThogarmaThogarma = jij zult haar breken.
7 En zonen van Javanjavan = Ionië of Griekenland: ElisaElisa = God is redding en TharsisaTharsisa (of Tarsis) = de halfedelsteen turkoois, de Chittieten en Dodanieten.
8 Zonen van ChamCham = heet of zwart: CushCush = zwart en MitzraimMitzraim = ?dubbele afsluiting, PutPut = boog, en KanaänKanaän = purperland.
9 En zonen van CushCush = zwart: SebaSeba = zeven, een eed, en HavilaHavila = zandland, en SabtaSabta = slaan, en RaemaRaema = ? dreunen, en SabtechaSabtecha = ???; en zonen van RaemaRaema = ? dreunen: SchebaScheba = dronkaard of komende en DedanDedan = laagland.
10 CushCush = zwart verwekt NimrodNimrod = opstand of held. In het Hebreeuws kan het betekenen: wij willen weerspannig zijn; die begon geweldig te zijn op het land.
11 En MitzraimMitzraim = ? dubbele afsluiting verwekt de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten,
12 En de Pathrusieten, en de Casluchieten, (van welke de Filistijnen zijn voortgekomen) en de Cafthorieten.
13 KanaänKanaän : purperland verwekt SidonSidon = visserij, zijn eerstgeborene, en HethHeth = schrikaanjagend,
14 en de Jebusiet, en de Amoriet, en de Girgasiet,
15 en de Heviet, en de Arkiet, en de Siniet,
16 en de Arvadiet, en de Zemariet, en de Hamathiet.
17 Zonen van SemSem = naam, faam: ElamElam = eeuwigheid, en AssurAssur = vlakte, en ArfachsadArfachsad = Ik zal mislukken als borst of: Hij vloekte de borstfles, en LudLud = strijd, en AramAram = hoog, en UzUz = kracht, en HulHul = kring, en GetherGether = ???, en MesechMesech = boogschutter.
18 ArfachsadArfachsad = Ik zal mislukken als borst of: Hij vloekte de borstfles verwekt SelahSelah = zwak (bij de geboorte), en SelahSelah = zwak (bij de geboorte) verwekt HeberHeber = metgezel.
19 En aan HeberHeber = metgezel zijn twee zonen geboren; de naam van de ene was PelegPeleg = verdeling, omdat in zijn dagen het land verdeeld is, en de naam van zijn broer was JoktanJoktan = kleinheid, geringheid.
20 En JoktanJoktan = kleinheid, geringheid verwekt AlmodadAlmodad = ? hij breidt zich uit, en SelefSelef = (het zwaard) trekken, en HazarmavethHazarmaveth = hof van de dood, en JerahJerah = maan,
21 en HadoramHadoram = Hadad is verheven, en UzalUzal = ik zal worden bevloeid, en DiklaDikla = dadelpalm,
22 en EbalEbal = steen of kale berg, en AbimaelAbimael = mijn Vader is God, en ShebaSheba = eed,
23 en OfirOfir = in as veranderen, en HavilaHavila = zandland, en JobabJobab = groep. Alle dezen waren zonen van JoktanJoktan = kleinheid, geringheid.
24 SemSem = naam, faam, ArfachsadArfachsad = Ik zal mislukken als borst of Hij vloekte de borstfles , SelahSelah = zwak(bij de geboorte),
25 HeberHeber = metgezel, PelegPeleg = verdeling, RehuRehu = vriend,
26 SerugSerug = ineengeweven, NahorNahor = snorker, TerahTerah = halteplaats,
27 AbramAbram = vader is verheven; hij is AbrahamAbraham = heb de vader lief, vader van vele volken.
28 Zonen van AbrahamAbraham = heb de vader lief, vader van vele volken: IzaäkIzaäk = lachen en IshmaelIshmael = God hoort.
29 Dit zijn hun genealogische verslagen: de eerstgeborene van IshmaelIshmael = God hoort was NebajothNebajoth = hoogten, en KedarKedar = krachtig, en AdbeelAdbeel = door God gestraft, en MibsamMibsam = heerlijke geur,
30 MismaMisma = gerucht en DumaDuma = stilte, MassaMassa = godsspraak, HadadHadad = machtig en ThemaThema = woestenij,
31 JeturJetur = ingesloten, NafisNafis = opademend, talrijk, en KedmaKedma = oostelijk; deze zijn de zonen van IshmaelIshmael = God hoort.
32 Zonen van KeturaKetura = wierookgeur, AbrahamAbraham = heb de vader lief, vader van vele volken's concubine: zij baart ZimramZimram = bezongen, en JoksanJoksan = vogelvanger, en MedanMedan = twist, en MidianMidian = twist, en IsbakIsbak (of Jisbak)= hij laat los, en SuahSuah = rijkdom of vegen. En de zonen van JoksanJoksan = vogelvanger: SchebaScheba = dronkaard of de komende en DedanDedan = laagland.
33 En zonen van MidianMidian = twist: EfaEfa = somber, en EferEfer = jong hert, en HenochHenoch = toegewijd, leraar, en AbidaAbida = mijn vader weet, vader van kennis, en EldaäEldaä = God heeft geroepen. Al deze waren zonen van KeturaKetura = wierookgeur.
34 En AbrahamAbraham = heb de vader lief, vader van vele volken verwekt IzaäkIzaäk = lachen. De zonen van IzaäkIzaäk = lachen: EzauEzau = ruig(-harig) en IsraelIsrael = strijder van God.
35 Zonen van EzauEzau = ruig(-harig): ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud, RehuelRehuel = vriend van God, en JehusJehus = hulp (is God), en JaelamJaelam = verborgen, en KorahKorah = kaal.
36 Zonen van ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud: ThemanTheman = aan de rechterhand / zuidelijk, en OmarOmar = welsprekend, ZefiZefi = wacht(toren), en GaethamGaetham = verbrande vallei, KenazKenaz = jager, en TimnaTimna = schuchter, en AmalekAmalek = valleibewoner - Beeld van het vlees. De oude mens.
37 Zonen van RehuelRehuël = vriend van God: NahathNahath = rust, ZerahZerah = opgaan, SammaSamma = woestijn en MizzaMizza = vrees.
38 En zonen van SeirSeir = harig, ruig: LotanLotan = verhulling, en SobalSobal = vloeiend, en ZibeonZibeon = hyena, en AnaAna = antwoord, en DisonDison = antiloop, en EzerEzer = hulp, en DisanDisan = springer, antiloop.
39 En zonen van LotanLotan = verhulling: HoriHori = holbewoner en HomamHomam = Jah beschermt de menigte; en de zuster van LotanLotan = vervulling was TimnaTimna = schuchter.
40 Zonen van SobalSobal = vloeiend waren AljanAljan = groot of hoog, en ManahathManahath = rustplaats, en EbalEbal = steen of kale berg, SefiSefi = wacht(toren) en OnamOnam = krachtig; en zonen van ZibeonZibeon = hyena waren AjaAja = havik (klanknabootsing) en AnaAna = antwoord.
41 Zonen van AnaAna = antwoord: DisonDison = antiloop; en zonen van DisonDison = antiloop: HamramHamram = het volk is verheven of hun slijk, en EsbanEsban = verstandig, en JithranJithran = voordeel, en CheranCheran = luit.
42 Zonen van EzerEzer = hulp: BilhanBilhan = bescheiden, en ZaavanZaavan = verward, en JaakanJaakan = verdraaiing. Zonen van DisanDisan = springer, antiloop: UzUz = kracht en AranAran = berggeit.
43 En deze zijn de koningen die geregeerd hebben in het land van EdomEdom = rood, voordat er een koning regeerde over de zonen van IsraelIsrael = strijder van God: BelaBela = vernieling, de zoon van BeorBeor = brandende fakkel; en de naam van zijn stad was DinhabaDinhaba = spreek een oordeel uit.
44 En BelaBela = vernieling sterft, en JobabJobab = geroep regeert in zijn plaats, een zoon van ZerahZerah = lichtstraal, van BozraBozra = fort.
45 En JobabJobab = geroep sterft, en HusamHusam = snel, uit het land van de Themanieten, regeert in zijn plaats.
46 En HusamHusam = snel sterft, en HadadHadad = Ik zal zacht bewegen, Ik zal liefhebben, de zoon van BedadBedad = eenzaam, regeert in zijn plaats, die de Midianieten in het veld van MoabMoab = (afstammend) van de vader versloeg; en de naam van zijn stad was AvithAvith = puinhoop.
47 En HadadHadad = Ik zal zacht bewegen, Ik zal liefhebben sterft, en SamlaSamla = kleed, van MasrekaMasreka = wijngaard of rivierstad, regeert in zijn plaats.
48 En SamlaSamla = kleed sterft, en SaulSaul = afgebeden (van God), uit RehobothRehoboth = markten aan de rivier, regeert in zijn plaats.
49 En SaulSaul = afgebeden (van God) sterft, en Baäl-HananBaäl-Hanan = de heer is genadig, zoon van AchborAchbor = muis, regeert in zijn plaats.
50 En Baäl-HananBaäl-Hanan = de heer is genadig sterft, en HadadHadad = Ik zal zacht bewegen, Ik zal liefhebben regeert in zijn plaats, en de naam van zijn stad was PahiPahi = geblaat, en de naam van zijn vrouw was MehetabeelMehetabeel = weldadig is God, de dochter van MatredMatred = voorwaarts stoten, dochter van Mee-sahabMee-sahab = goudwater.
51 En HadadHadad = Ik zal zacht bewegen, Ik zal liefhebben sterft, en sheiks in EdomEdom = rood werden: de sheik TimnaTimna = schuchter, de sheik AljaAlja = kwaad, de sheik JethethJetheth = een nagel,
52 de sheik Aholi-bamaAholi-bama = tent van de hoge plaats, de sheik ElaEla = eik, de sheik PinonPinon = kopermijn,
53 de sheik KenazKenaz = jager, de sheik Themantheman = aan de rechterhand, zuidelijk, de sheik MibzarMibzar = versterking,
54 de sheik MagdiëlMagdiël = mijn roem is God, de sheik IramIram = tot de stad behorend. Dezen zijn de sheiks van EdomEdom = rood.

Terug naar de indexpagina
Naar 1 Kronieken 2
   


© www.hetbestenieuws.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.