1 Jazeker, broeders, het welbehagen van mijn ^°hart en mijn verzoek gaan uit naar ^°God, over hun redding.
2 Want ik getuig van hen dat zij ijver hebben voor God, maar niet naar verstand, [Hand. 22:3]
3 want onbekend zijn zij met de gerechtigheid van ^°God en hun eigen gerechtigheid proberende te vestigen^*, waren zij niet onderschikt aan de gerechtigheid van ^°God. [Rom. 9:31]
4 Want Christus is de voleinding van de wet, tot gerechtigheid van iedere gelovende. [Matt. 5:17]
5 Want Mozes schrijft van de gerechtigheid uit de wet, dat de mens deze doenende^* in deze zal leven. [Lev. 18:5]
6 Maar de gerechtigheid uit geloof zegt dit: in je hart zul je niet zeggen^* "Wie zal opklimmen in de hemel, dat wil zeggen: om Christus te doen afdalen^*,"
7 of wie zal nederdalen in de afgrond, dat wil zeggen: om Christus uit de doden te doen opkomen?
8 Wat wil dit zeggen? Dicht bij u is het Woord, in uw ^°mond en in uw ^°hart; dit is het Woord van het geloof dat wij verkondingen,[Deut. 9:4]
9 want indien jij de Heer Jezus zou belijden^* in je ^°mond en zou geloven^* in je hart dat ^°God Hem opwekt^*, dan zal je uit de doden worden gered.
10 want het wordt geloofd met het hart tot gerechtigheid en het wordt beleden met de mond tot redding.
11 Want de Schrift zegt: iedereen de gelovende in Hem zal niet beschaamd worden, [Jes. 28:16]
12 want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Want één en dezelfde is Heer over allen, rijk zijnde voor allen die Hem aanroepen. [Hand. 10:34]
13 Want iedereen die de naam van de Heer zal aanroepen^* zal gered worden. [Joël 2:32]
14 Hoe dan zullen zij Hem aanroepen^* in Wie zij niet geloven^*? En hoe zouden zij geloven^* in Hem van Wie zij niet horen^*? En hoe zouden zij horen^* zonder verkondigende?
15 En hoe zouden zij verkondigen^* als zij niet gezonden^* zouden zijn, zoals geschreven werd: hoe aantrekkelijk zijn de voeten van de brengende het evangelie van het goede! [Jes. 52:7]
16 Maar niet allen gehoorzamen^* aan het evangelie, want Jesaja heeft gezegd: "Heer, wie gelooft^* onze berichten?" [Jes. 53:1]
17 Daarom is het geloof uit het bericht en het horen door het woord van Christus. [Joh. 17:20]
18 Maar ik zeg: Horen^* zij dan niet? Zeker wel! Op de hele Aarde is hun ^°geluid uitgegaan^* en tot in de einden van de bewoonde wereld hun ^°woorden. [Psalm 19:5]
19 Maar ik zeg: Wist^* Israel het dan niet? Ten eerste zegt Mozes: Ik zal jullie opwekken tot jaloezie over wat geen natie is, op een onverstandig volk toornig maken, [Deut. 32:21]
20 maar Jesaja durft en zegt: Ik werd gevonden^* door wie mij niet zoekende waren, ik werd^* onthuld aan hen die naar Mij niet vragende waren. [Psalm 65:1]
21 En tegen Israel zegt Hij: de hele dag spreid^* Ik Mijn handen uit naar een koppig zijnd en tegensprekend zijnd volk. [Psalm 65:2]

Terug naar de index.
Naar Romeinen 11