|
( Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En het gebeurde*, toen °Jezus al deze °woorden beëindigde*, dat Hij tot Zijn °discipelen zei*:
2 "Jullie hebben waargenomen dat na twee dagen het Pascha is en de Zoon van de mens wordt overgegeven om te worden gekruisigd*."
[Ex. 12:3-11] -
[Matt. 20:18,19]
3 Toen werden de hogepriesters en de oudsten van het volk verzameld* in de hof van de hogepriester, die Kajafas wordt genoemd.
4 En zij beraadslagen* dat zij °Jezus met list zouden vastnemen* en zij Hem zouden doden.
5 Doch zij zeiden: "Niet op het feest, zodat er geen oproer zal gebeuren* onder het volk."
6 Bij de komst* nu van °Jezus in Bethanië, in het huis van Simon, de lepralijder,
7 kwam er een vrouw naar Hem toe, hebbende een albasten kruik met rozenolie, zeer kostbaar, en zij giet* deze over Zijn °hoofd, toen Hij aan tafel lag.
[Luc. 7:37,38]
8 Dit nu waarnemend*, zijn de discipelen er gepikeerd* over, zeggend: "Waarom deze verspilling?
9 Want dit zou voor veel weggedaan* kunnen worden en aan armen gegeven*."
10 Dit nu wetend*, zei* °Jezus tot hen: "Waarom bezorgen jullie de vrouw vermoeidheid? Want zij werkt* een goed werk in Mij!
11 Want de armen hebben jullie altijd bij je, doch Mij hebben jullie niet altijd.
[Deut. 15:11]
12 Want zij, deze rozenolie op Mijn ° lichaam gietend*, doet* dit Mij voor Mijn begrafenis.
13 Amen! Ik zeg tot jullie: Waar dit °evangelie ook verkondigd* zal worden in de hele wereld, zal ook wat deze doet* tot haar herinnering gesproken worden."
14 Toen, weggegaan* zijnde, zei een van de twaalf, die Judas Iscariot genoemd wordt, tot de hogepriesters:
15 "Wat willen jullie mij geven* en ik Hem jullie zal overgeven?" En zij wegen* hem dertig zilverstukken.
[Zach. 11:12]
16 En vanaf toen zocht hij gelegenheid opdat hij Hem zou overgeven*.
17 Op de eerste dag van de ongezuurde broden nu, naderden* de discipelen tot °Jezus, zeggend: "Waar wilt U dat wij voor u gereedmaken* om het Pascha te eten*?"
[Ex. 12:15-20]
18 Hij nu zei*: "Gaat de stad in, naar °die en die, en zegt* tot hem: 'De Meester zegt, Mijn °tijd is nabij. Bij jou houd Ik het Pascha met Mijn °leerlingen.'"
19 En de discipelen doen zoals °Jezus het met hen regelt en zij maken het Pascha gereed.
20 En, avond wordend*, lag Hij aan met de twaalf.
21 En terwijl zij aten, zei* Hij: "Amen! Ik zeg tot jullie dat een uit jullie Mij zal overgeven."
22 En zeer verdrietig beginnen* zij elk tot Hem te zeggen: "Ik ben het niet, Heer?"
23 Hij nu zei*, antwoordend*: "Die met Mij de hand in de schotel doopt*, deze zal Mij overgeven.
[Psalm 41:8]
24 De Zoon van de mens gaat zeker weg, zoals over Hem geschreven is, doch wee die °mens door wie de Zoon van de mens wordt overgegeven. Het zou goed voor Hem zijn indien die °mens niet was geboren*!"
25 Antwoordend* nu zei* Judas, die Hem overgeeft: "Ik ben het niet, Rabbi?" Hij zegt tot hem: "Jij zegt* het."
26 Terwijl zij eten, neemt* °Jezus brood en, zegenend*, breekt* Hij het en gevend* aan de discipelen zei* Hij: "Neemt*, eet*, dit is Mijn °lichaam."
27 En de beker nemend* en dank gevend*, geeft* Hij deze aan hen, zeggend: "Drinkt* allen hiervan,
28 want dit is Mijn °bloed van het verbond, het voor velen vergoten zijnde tot losmaking van zonden.
[1Kor. 10:16] - [Jer. 31:31]
29 Nu zeg Ik tot jullie: 'Ik zal vanaf nu niet drinken* van het product van de wijnrank, tot die °dag, wanneer Ik het nieuw zal drinken in het koninkrijk van Mijn °Vader.'"
30 En liederen zingend* kwamen* zij op de Olijfberg. [Psalm 113-118]
31 Dan zegt °Jezus tot hen: "Jullie zullen allen aan Mij gevalstrikt worden in deze nacht, want er werd geschreven: 'Ik zal de herder slaan en de schapen van de schaapskudde zullen verstrooid worden.'
[Zach. 13:7]
32 Doch na Mij opwekking* zal Ik jullie voorgaan naar °Galilea."
[Matt. 28:7,16]
33 Doch °Petrus, antwoordend*, zei* tot Hem: "Allen zullen in U gevalstrikt worden? Ik zal nooit gevalstrikt worden!"
34 °Jezus verzekerde hem: "Amen! Ik zeg tot jou dat in deze °nacht zul jij, voordat de haan kraait*, Mij drie maal verloochenen."
[Joh. 18:25-27]
35 °Petrus zegt tot Hem: "En zelfs indien ik met U zou moeten sterven*, zal ik U nooit verloochenen!" Zo zeggen* ook al de discipelen.
36 Dan komt °Jezus met hen in de vrijplaats genaamd Gethsemane en Hij zegt tot de discipelen: "Gaat* hier zitten tot Ik wegga* en daar zal bidden*."
[Joh. 18:1]
37 En °Petrus en de twee zonen van Zebedeüs meenemend*, begint* Hij bedroefd en terneergeslagen te worden.
[Matt. 17:1]
38 Dan zegt Hij tot hen: "Mijn °ziel is met droefheid geslagen. Blijft* hier en waakt met Mij."
39 En een stukje verder gegaan* zijnde, valt* Hij op Zijn gezicht, biddend en zeggend: "Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze °beker aan Mij voorbij gaan*. Echter niet zoals Ik wil, maar zoals U."
[Hebr. 5:7,8]
40 En Hij komt bij de discipelen en vindt hen dommelend en Hij zegt tot °Petrus: "Is het zo, ben* jij niet zo sterk dat je één uur met Mij kunt waken*?
41 Waakt en bidt dat jullie niet binnen zullen gaan* in beproeving! De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak."
[Luc. 11:4]
42 Opnieuw weggaand*, voor de tweede maal, bidt* Hij, zeggend: "Mijn Vader, indien dit niet voorbij kan gaan*, anders dan Ik zal drinken*, laat de wil van U gebeuren*!"
[Matt. 6:10]
43 En opnieuw terug komend*, vond* Hij hen dommelend, want hun °ogen waren zwaar.
44 En hen verlatend*, opnieuw weggaand*, bidt* Hij voor de derde maal, hetzelfde woord opnieuw zeggend*.
[2Kor. 12:8]
45 Dan komt Hij tot de discipelen en zegt tot hen: "Slaapt verder en rust. Zie*, het uur is nabij en de Zoon van de mens wordt overgegeven in handen van zondaren.
[Joh. 12:23] - [Matt. 17:22]
46 Ontwaakt! We zullen gaan! Zie*, die Mij overgeeft is nabij gekomen."
[Joh. 14:31]
47 En nog sprekend, zie*, Judas, een van de twaalf, kwam* en met hem een grote menigte met zwaarden en stokken, van de hogepriesters en oudsten van het volk.
48 Hij nu die Hem overgeeft, geeft* hen een teken, zeggend: "Wie ik zal kussen*, Hij is het. Grijpt* Hem."
49 En onmiddellijk, bij °Jezus komend*, zei* hij: "Verheug U, Rabbi!" En hij kust* Hem hartelijk.
50 Doch °Jezus zei* tot hem: "Kameraad, waarom ben jij hier?" Dan, naderend*, leggen* zij de handen aan °Jezus en zij grijpen* Hem.
51 En zie*, een van die bij Jezus waren, de hand uitstrekkend*, trekt* zijn °zwaard en slaat* de slaaf van de hogepriester. Hij amputeert* diens °oor.
[Joh. 18:26]
52 Dan zegt °Jezus tot hem: "Doe* jouw °zwaard weg in zijn plaats, want allen die het zwaard nemen*, zullen in het zwaard vergaan.
[Gen. 9:6]
53 Of menen jullie dat Ik niet in staat ben Mijn °Vader te smeken* en zal Hij niet direct meer dan twaalf legioenen boodschappers naast Mij stellen?
54 Hoe zullen dan de Schriften vervuld* worden? Want zo moet dit gebeuren*!"
55 In dat uur zei* °Jezus tot de menigten: "Zoals een rover komen* jullie met zwaarden en stokken om Mij te vast te nemen*. Dagelijks was Ik gezeten in het heiligdom, onderwijzend, en jullie grepen* Mij niet.
[Luc. 19:47]
56 Dit alles nu is gebeurd, opdat de Schriften van de profeten vervuld* zullen worden." Toen vluchtten* al de discipelen, Hem verlatend*.
[Zach. 13:7]
57 Die nu °Jezus vasthouden*, leidden* Hem naar Kajafas, de hogepriester, waar de Schriftgeleerden en de oudsten verzameld* waren.
58 °Petrus nu volgde Hem op afstand, tot bij de hof van de hogepriester, en binnengaand* zat hij bij de dienaren om de voleinding waar te nemen*.
59 En de hogepriesters en het hele Sanhedrin zochten een vals getuigenis tegen °Jezus, zodat zij Hem konden doden*.
60 En zij vonden* het niet, vele valse getuigen benaderend*.
61 Doch uiteindelijk naderden* twee, zeggend*: "Hij beweerde, Ik ben in staat de tempel van °God af te breken* en gedurende drie dagen te herbouwen*."
[Hand. 6:14]
62 En opstaande* zei* de hogespriester tot Hem: "Beantwoordt U niets van wat dezen tegen U getuigen?"
63 Doch °Jezus was stil en de hogepriester zei* tot Hem: "Ik bezweer U bij de levende °God dat U ons zal vertellen* of U de Christus bent, de Zoon van °God."
[Jes. 53:7] -
[Matt. 16:16]
64 °Jezus zegt tot hem: "U zegt* het. Bovendien zeg Ik jullie: vanaf nu zullen jullie de Zoon van de mens zien, zittend aan de rechterhand van de kracht en komend op de wolken van de hemel."
[Psalm 110:1] -
[Dan. 7:13]
65 Dan scheurt* de hogepriester zijn °kleding, zeggend: "Hij lastert* God. Wat hebben wij nog nodig aan getuigen? Zie*, nu horen* jullie Zijn lastering!
66 Wat denken jullie?" En zij, antwoordend*, zeggen*: "Hij is de dood schuldig."
[Lev. 24:16]
67 Dan spuwen* zij in Zijn °gezicht en zij slaan* Hem met vuisten. Dezen nu slaan* Hem,
[Joh. 50:6]
68 zeggend: "Profeteer* ons, Christus, wie is het die Jou slaat*?"
69 °Petrus nu zat buiten, in de hof, en een dienster kwam* naar hem toe, zeggend: "Ook jij was met Jezus, de Galileër!"
70 Doch hij ontkent* ten overstaan van allen, zeggend: "Ik weet niet wat jij zegt!"
71 Buiten komend* nu in de poort, nam* een ander hem waar en zij zegt tot die daar waren: "Deze was met Jezus, de Nazarener."
72 En opnieuw ontkent* hij met een eed: "Ik heb de mens niet waargenomen!"
73 Na een korte tijd nu, naderden* die daar stonden en zeiden* tot °Petrus: "Waarlijk, ook jij bent uit hen, want ook jouw spraak maakt jou duidelijk."
74 Dan begint* hij te vervloeken en te zweren: "Ik heb de mens niet waargenomen!" En onmiddellijk kraait* een haan.
75 En °Petrus wordt herinnerd* aan de uitspraak van Jezus, waarin Hij verklaard had dat "Voordat de haan kraait*, zul jij Mij drie maal verloochend hebben." En naar buiten gaand huilde hij bitter.
[Mar. 14:72]
Terug naar de index.
Naar Mattheüs 27
|
|