Dit is een eigen Het Beste Nieuws vertaling van
Mattheüs
Hoofdstuk 25

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst.
Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)


1 "Dan zal het koninkrijk van de hemelen vergeleken worden met tien maagden, die, hun °lampen nemend*, uitgingen* om de bruidegom te ontmoeten. [Commentaar]
Concordant Commentaar op het NT door A.E. Knoch

1

De gelijkenis van de tien maagden is alleen toepasbaar op het koninkrijk in de aangegeven tijd. Wanneer de Heer komt in heerlijkheid om in te gaan in de verbondsrelatie met Israel bij het begin van de dag van Jahweh, dan zal het koninkrijk der hemelen overeenkomen met een bruiloftsfeest. Het Lammetje is de Bruidegom (Openb. 19:7), het verloste Israel is de bruid. Wie zijn de maagden?

Het bruiloftsfeest beeld het millennium uit. De natiën zullen gezegend worden door en met Israel volgens het Abrahamitisch verbond. Daarom worden zij weergegeven als maagden, uitgenodigd om te delen in de zegeningen die aan de heilige natie worden geschonken. Zoals in de gelijkenis van de schapen en de bokken aan het einde van dit hoofdstuk, zal de plaats van de natiën in die dag afhangen van hun behandeling van Israel. Zij die voldoende verlicht zijn om de komst van de Messias te verwachten zullen met de Bruid deelnemen aan het feest dat volgt. Zij zijn uitgenodigd voor het bruiloftsbanket van het Lammetje (Openb. 19:9; Psa 45.14). De handeling van deze gelijkenis is beperkt tot de periode die onmiddellijk vooraf gaat aan de komst van het Messiaanse koninkrijk. Dit toe te passen op individuen of groepen tijdens welke andere crisis dan ook is verwarrend en verderft de Schrift.

De zegen die tot de natiën zal komen als bruidsmeisjes van Israel, staat in sterk contrast met de huidige era van genade. Zij zullen wachten tot Israel gezegend is en haar zegeningen met haar delen. Nu is Israel verlaten en gescheiden. Ze heeft geen huwelijksfeest waarvoor wij uitgenodigd kunnen worden. Ze heeft geen zegen om met ons te delen. Ons hemels geluk komt terwijl zij terzijde geworpen is, en hangt af van haar afvalligheid. Ons geluk overstijgt verre niet alleen dat van de maagden die Bruid vergezellen, maar dat van de Bruid zelf. Wij hebben een meer nabije en meer kostbaarder plaats dan die welke uitgebeeld wordt door de huwelijksband. Wij zijn leden van Christus’ lichaam. Mannen kunnen hun vrouwen liefhebben (of niet), maar niemand haatte ooit zijn eigen vlees. Zo zijn wij, in de aard der dingen, zo kostbaar voor Christus als Zijn eigen lichaam. Wij worden niet opgeroepen uit te zien naar tekenen van Zijn komst, maar om te wachten op God’s Zoon uit de hemelen. Wij zijn gezegend met iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen (Efe. 1:3).


2 Vijf nu van hen waren dom en vijf verstandig,
3 want de dommen, hun °lampen nemend*, namen* niet olie met zich,
4 doch de verstandigen namen* olie in de kruiken, met hun °lampen.
5 Bij het uitblijven van de bruidegom nu, knikkebolden* ze allen en zij dommelden.
6 In het midden van de nacht nu gebeurde er een geroep. 'Zie*, de bruidegom! Komt uit om hem te ontmoeten!'
7 Toen werden al die °maagden gewekt* en zij verzorgen* hun °lampen.
8 De dommen nu zeggen* tot de verstandigen: 'Geeft* ons van jullie °olie, want onze °lampen gaan uit!'
9 Doch de verstandigen antwoordden*, zeggend: 'Nee, anders zal er voor ons niet voldoende zijn*. Ga liever naar de verkoper en koopt* voor jullie zelf.'
10 En bij hun weggaan om te kopen* kwam de bruidegom en die gereed* waren gingen met hem binnen in de bruiloft. En de deur werd gesloten*. [Openb. 19:7-9]
11 Vervolgens komen nu ook de andere maagden, zeggend: 'Heer, heer, doe* voor ons open!'
12 Doch hij, antwoordend*, zei*: 'Amen, ik zeg tot jullie, ik ben niet met jullie bekend!' [Luc. 13:25,27]
13 Waakt dan, want jullie zijn je niet bewust van de dag, noch van het uur. [Luc. 12:40] [Commentaar]
Concordant Commentaar op het NT door A.E. Knoch

13

Zie 24:42; Markus 13:33-37


14 Want het is zoals een reizend man. Hij roept* de eigen slaven en overhandigt* hen zijn °bezittingen. [Mar. 13:34] [Commentaar]
Concordant Commentaar op het NT door A.E. Knoch

14

Zie 20:1-16; Lukas 19:11-27.


15 En aan een geeft* hij vijf talenten, en aan een twee, en aan een één, naar ieders eigen °kunnen en hij reist* onmiddellijk af. [Commentaar]
Concordant Commentaar op het NT door A.E. Knoch

15

Een talent was een grote som geld, gewoonlijk ingeschat op één tot twee duizend dollars van onze huidige geldwaarde. Er is zonder enige twijfel een bedoelde verwijzing vaan de welbekende geldmakende neiging die de Joden ontwikkeld hebben nadat de gelijkenis werd uitgesproken. Speciaal in de eindtijd zullen velen uit de afvallige natie immense rijkdommen bezitten, terwijl het trouwe overblijfsel gebrek zal hebben aan de wereldse munt. Daarom vertrouwt de Heer hen grote sommen geestelijk geld toe, om te gebruiken in Zijn dienst. Hij aan wie God een kostbare waarheid heeft gegeven mag die verdubbelen door ze mede te delen aan een ander.

Er is niets in deze gelijkenis dat toegepast kan worden op Christus’ handelen met ons in deze huidige geheime bedeling van God’s genade. Ze past perfect wanneer ze verbonden wordt met het koninkrijk waarvan Hij sprak. Hij stond het punt hen te verlaten. De natiën werden niet geroepen tot lang nadat Hij weg was gegaan. Zijn vertrek zou geen zin hebben indien we zouden proberen ze nu toe te passen. Ook is het niet passend bij de huidige genade om op deze wijze dienstbetoon te verlangen. En het is wel zeer grondig uit harmonie in het geval van de slaaf die een enkel talent ontving. Niemand die nu in God’s genade wordt geroepen kon denken of handelen zoals hij deed en niemand die een pand van God heeft zal veroordeeld worden voor zijn falen om getrouw te zijn. Er was een Judas onder de twaalf apostelen, maar er was niet zo’n figuur onder de apostelen die met Paulus verbonden waren in zijn latere bedieningen. Een bedeling die een vermenging is van geloof en werken zal ook een aantal ongelovigen in zich hebben. Maar een bedeling van de puurste genade kan niemand leiden tot zo’n uitkomst als de slaaf die zijn talent verborg en zijn heer haatte. Voor ons is er geen veroordeling (Rom. 8:1). Wij zijn niet slechts gered door genade, maar voor genade(Efe. 2:8). Niemand die Hem ooit gekend heeft in deze dag van redding zal uitgeworpen worden in de buitenste duisternis, met geweeklaag en knarsen van tanden

Aangezien onze redding niet gebaseerd is op werken, hebben de beloningen voor dienstbetoon bij de daïs van Christus onze eindbestemming niet aan (2Kor. 5:10). Onze daden zullen getest worden door vuur, om hun kwaliteit vast te stellen. Maar zelfs indien uw werk verbrandt: we zullen gered worden, zelfs al is het door vuur heen (1Kor. 3:13-15).


16 Gegaan* zijnde, handelt* die de vijf talenten kreeg* daarmee en wint* er nog vijf.
17 Op gelijke wijze wint* die er twee ontving er nog twee.
18 Doch die het ene talent kreeg* ging* weg, graaft* in de aarde en verbergt* het zilver van zijn °heer.
19 Na veel tijd nu komt de heer van die °slaven en rekent met hen af. [Matt. 18:23]
20 En, naderend*, brengt* die de vijf talenten ontving* vijf andere talenten naar hem toe, zeggend: 'U overhandigde* mij vijf talenten. Zie*, ik win* vijf andere talenten!'
21 Zijn °heer verzekerde hem: 'Goed gedaan, goede en trouwe slaaf! Over weinig was jij trouw, over veel zal ik jou plaatsen! Ga binnen* in de vreugde van jouw °heer.' [Luc. 16:10]
22 Nu naderde* ook die de twee talenten had ontvangen en zei*: 'Heer, u gaf* mij twee talenten. Zie*, ik win* twee andere.'
23 Zijn °heer verzekerde hem: 'Goed gedaan, goede en trouwe slaaf! Over weinig was jij trouw, over veel zal ik jou plaatsen. Ga binnen* in de vreugde van jouw °heer!'
24 Nu naderde* ook die het ene talent had ontvangen en zei*: 'Heer, ik kende* u, dat u een hard mens bent, oogstend waar u niet zaait en verzamelend waar u niet strooit*.
25 En bang zijnde*, weggaande*, verberg* ik uw °talent in de aarde. Zie*, u hebt het uwe!'
26 Antwoordend* nu zei* zijn °heer tot hem: 'Boze en luie slaaf! Jij was je bewust dat ik oogst waar ik niet zaai* en ik verzamel waar ik niet strooi*?
27 Jij moest dan mijn °zilver deponeren* bij de bankiers en komend* zou ik het mijne ophalen*, met rente.
28 Neemt* dan het talent van hem af en geeft* het aan die de tien talenten heeft!
29 Want aan iedereen die heeft zal gegeven worden, doch van die niet heeft zal ook wat hij heeft van hem weggenomen worden. [Matt. 13:12] [Commentaar]
Concordant Commentaar op het NT door A.E. Knoch

29

Zie 13:12; Lukas 8:18; Johannes 15:2.


30 En de nutteloze slaaf, werpt* hem in de buitenste duisternis. Daar zal het geweeklaag zijn en het knarsen van de tanden. [Matt. 8:12] - [Luc. 13:28]
31 Wanneer nu de Zoon van de mens zal komen* in Zijn °heerlijkheid en al de boodschappers met Hem, dan zal Hij gezeten zijn op de troon van Zijn heerlijkheid. [Deut. 33:2] - [Matt. 19:28] [Commentaar]
Concordant Commentaar op het NT door A.E. Knoch

31

Zie 19:28; Markus 8:38.

De vele oordelen in de Schrift zouden nauwkeurig onderscheiden moeten worden naar tijd en plaats en deelnemers en de begeleidende omstandigheden. Er is geen “algemeen oordeel”, want de heiligen worden geoordeeld in het kruis van Christus. Het individuele oordeel van de ongelovige voor zijn zonden vindt niet plaats in dit leven, maar in de opstanding. Heel de mensheid, uitgezonderd die van Christus, zullen uit de doden opgewekt worden om te staan voor de grote witte troon, die pas opgesteld zal worden nadat de komende aion zijn loop gehad zal hebben(Openb. 20:11). Het oordeel dat hier wordt gepresenteerd verschilt in tijd en plaats, in aard en in doel. Het gebeurt bij het begin van het koninkrijk, bij Zijn komst in heerlijkheid, terwijl de Grote Witte Troon zitting pas ná de duizend jaren plaatsvindt. Dit oordeel is op de Aarde. De Aarde zal vluchten vóór de Grote Witte Troon (Openb. 20:11). Levende natiën zullen verschijnen voor de Zoon van de Mensheid, maar alleen de doden komen voor het latere tribunaal. De natiën worden geoordeeld als zodanig, niet hun zonden, maar naar hun behandeling van Israel tijdens haar tijd van verdrukking.

Wanneer God de Aarde oordeelt kan er geen grotere daad van rechtvaardigheid gedaan worden dan Zijn verdrukte volk voedsel en een schuilplaats te geven. Elke trouwe Israëliet staat in de plaats van Christus ten opzichte van de natiën. Zij die hen helpen doen dat met groot risico, want zij kunnen verantwoording moeten afleggen bij de machten die tegen hen zijn. Dit tribunaal houdt zich niet bezig met hun uiteindelijke bestemming, maar met hun plaats in het koninkrijk. Het koninkrijk zal grotendeels samengesteld zijn uit heidenen, politiek en godsdienstig ondergeschikt aan Israel, maar toch de ontvangers van veel zegen. Al wat zij ontvangen komt tot hen via Israel, terwijl de huidige genade die wij genieten tot ons komt omdat Israel als kanaal is afgesneden; en toch overvloeit de allesoverstijging van de genade alle barrières. Wij hebben alle reden de Joden met de hoogste genade te behandelen, maar ons gedrag tegenover hen is niet een factor bij onze redding. Wij gaan niet het koninkrijk in, omdat wij een hoger en meer eervol lotdeel hebben te midden van de hemelingen.


32 En voor Hem zullen al de natiën verzameld worden en Hij zal hen van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. [Eze. 34:17]
33 En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand doen staan, doch de bokken aan de linker.
34 Dan zal de Koning verklaren aan die aan Zijn rechterhand: 'Komt hier, de gezegenden van Mijn °Vader. Geniet* jullie lotdeel, het voor jullie vanaf de nederwerping gereed gemaakte koninkrijk. [Luc. 12:32]
35 Want Ik was hongerig* en jullie geven* Mij te eten. Ik had dorst* en jullie geven* Mij te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen* Mij in, [Jes. 58:7]
36 naakt en jullie kleedden* Mij. Ik ben ziek* en jullie bezoeken* Mij. Ik was in de gevangenis en jullie komen* naar Mij toe.'
37 Dan zullen de rechtvaardigen tot Hem zeggen: 'Heer, wanneer namen* wij U hongerend waar en voedden* wij U? Of dorstend en gaven wij U te drinken*?'
38 En wanneer namen* wij U als vreemdeling waar en namen* wij U in? Of naakt en hebben wij U gekleed*?
39 En wanneer namen* wij U als ziek waar of in de gevangenis en kwamen* wij naar U toe?'
40 En antwoordend* zal de Koning tot hen verklaren: 'Amen! Ik zeg tot jullie, waar jullie dat doen* aan een van dezen, de minsten van Mijn °broeders, doen* jullie het aan Mij.' [Spre. 19:17] [Commentaar]
Concordant Commentaar op het NT door A.E. Knoch

40

Zie 10:42.

De “broeders” van Christus in het koninkrijk zijn Zijn mede-Israëlieten, in tegenstelling tot hen van de andere natiën. Dezen verschijnen niet voor dit tribunaal. Hun oordeel wordt behandeld in de voorafgaande gelijkenissen.


41 Dan zal Hij ook aan die aan de linkerhand verklaren: 'Ga weg van Mij die vervloekt zijn, in het aionische °vuur, dat gereed gemaakt is voor de duivel en voor zijn °boodschappers. [Matt. 7:23] - [Openb. 20:10] [Commentaar]
Concordant Commentaar op het NT door A.E. Knoch

41

De Lasteraar en zijn boodschappers zullen de belangrijkste aanstichters zijn van de vreselijke uitbraak van antisemitisme in de eindtijd. Het zal de grootste van alle pogroms zijn, en de mensen zullen gedrongen worden door kwaadaardige geestkrachten om alles te doen wat mogelijk is om het volk uit te roeien dat weigert Satan’s christus te aanbidden of te buigen voor zijn beeld. Supermens als zij zijn, zullen het wilde beest en de valse profeet hun deel hebben in dat meer van vuur waarin de Lasteraar een millennium later geworpen zal worden (Openb. 20:10).


42 Want Ik heb honger* en jullie geven* Mij niet te eten*. Ik heb dorst* en jullie geven Mij niet te drinken*.
43 Ik was een vreemdeling en jullie namen* Mij niet in, naakt en jullie kleedden* Mij niet, ziek en in de gevangenis en jullie bezoeken* Mij niet.'
44 Dan zullen ook zij, antwoordend, zeggen: 'Heer, wanneer namen* wij U hongerend waar of dorstend of als vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis? En dienen* wij U niet?'
45 Dan zal Hij hen antwoorden, zeggend: 'Amen. Ik zeg tot jullie, waar jullie dat niet doen* aan een van dezen, de minsten, doen* jullie *het ook niet aan Mij.'
46 En dezen zullen weggaan in aionische kastijding, doch de rechtvaardigen in aionisch leven." [Dan. 12:2] [Commentaar]
Concordant Commentaar op het NT door A.E. Knoch

46

Aionische kastijding is hier beperkt tot de natiën die het trouwe deel van Israel in hun tijd van zware benauwdheid niet zullen bijstaan. Het slaat niet op de zonden van individuen. Het recht van aionisch vuur is disciplinair en corrigerend (Judas 7).






Terug naar de index.
Naar Mattheüs 26
   


© www.hetbestenieuws.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.