|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 En Hij kwam* uit van daar, en Hij komt in Zijn vaderland, en Zijn °discipelen volgen Hem.
[Commentaar]
[Commentaar]
2 En toen het sabbat was geworden*, begint* Hij te onderwijzen in de synagoge en velen die het horen stonden verbaasd, zeggend: "Van waar haalt deze man deze dingen? En welke °wijsheid is deze gegeven*? En zulke °krachten gebeuren door Zijn °handen!
[Joh. 7:15]
3 Is dit niet de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jacobus en van Jozef en van Judas en van Simon, en zijn Zijn °zussen hier niet bij ons?" En zij werden in Hem gevalstrikt.
[Joh. 6:42]
[Commentaar]
4 En °Jezus zei tot hen: "Een profeet is niet onteerd dan in zijn °vaderstad en onder zijn verwanten en in zijn °huis."
[Joh. 4:44]
[Commentaar]
5 En Hij was niet in staat daar een enkele kracht te doen*, anders dan de handen plaatsen* op enkele zieken. Hij geneest* hen.
[Marc. 5:22]
[Commentaar]
6 En Hij verbaasde Zich vanwege hun °ongeloof. En Hij ging de dorpen rond, onderwijzend.
7 En Hij roept de twaalf bij Zich en Hij begint* hen te zenden, twee aan twee, en gaf hen gezag over de onreine geesten.
[Commentaar]
8 En Hij draagt* hen op dat zij niets voor onderweg zouden meenemen, behalve een staf; geen brood, geen tas, geen koperstukken in de gordel,
[Commentaar]
9 maar de zolen ondergebonden hebbend en: "Jullie zullen niet twee tunieken aantrekken."
10 En Hij zei tot hen: "Wanneer jullie zullen binnen gaan* in een huis, blijft daar, totdat jullie eens vandaar zullen vertrekken*.
[Commentaar]
11 En welke plaats ook jullie niet zou ontvangen*, noch jullie zou horen*, ga van daar weg, schudt* de grond van de onderkant van jullie °voeten, tot een getuigenis aan hen."
[Hand. 13:51]
[Commentaar]
12 En uitgaand* verkondigen* zij, opdat zij zich zouden bekeren.
13 En zij werpen vele demonen uit en zij wreven vele zieken met olie en zij genazen.
[Jac. 5:14]
[Commentaar]
14 En Herodes, de koning, hoort*, want Zijn °naam werd* bekend, en zij zeiden: "Johannes de Doper is opgewekt geworden uit de doden, en daardoor werken de krachten in hem."
[Commentaar]
15 Doch anderen zeiden: "Hij is Elia," doch anderen zeiden: "Een profeet, als een van de profeten."
[Matt. 16:14]
[Commentaar]
16 Dit nu horend*, zei °Herodes: "Johannes, die ik onthoofd* heb, deze werd opgewekt*."
17 Want hij, °Herodes, zendend*, houdt* °Johannes gevangen en bindt* hem in de gevangenis, vanwege Herodias, de vrouw van Filippus, zijn °broer, omdat hij haar trouwt*.
[Luc. 3:19,20]
[Commentaar]
18 Want °Johannes zei tot °Herodes: "Het is u niet toegestaan de vrouw van uw broer te hebben."
[Lev. 18:16]
[Commentaar]
19 °Herodias nu was boos op hem en wilde hem doden* en was er niet toe in staat,
20 want °Herodes vreesde °Johannes, hem waargenomen hebbend als een rechtvaardig en heilig man, en hij beschermde hem. En hem vaak horend*, stond hij verstomd en hij hoorde hem graag.
21 En toen het een passende dag was geworden*, gaf Herodes voor zijn verjaardag een diner voor zijn °magnaten en voor de belangrijken van °Galilea.
[Commentaar]
22 En bij het binnen komen* van haar, Herodias, dochter, doet* zij dansend* °Herodes en de mede-aanliggenden een genoegen. De koning zei* tot het meisje: "Vraag* mij wat je maar zal willen en het zal je gegeven worden."
23 En hij zweert* zeer tegen haar: "Wat je mij ook zal vragen*, ik zal het jou geven, tot de helft van mijn °koninkrijk."
[Est. 5:3]
[Commentaar]
24 En weggaand* zei* zij tot haar °moeder: "Wat zal* ik vragen?" En deze zei*: "Het hoofd van Johannes de Doper."
25 En binnen gaand*, ging zij direct snel naar de koning. Zij vraagt*, zeggend: "Ik wil dat u mij onmiddellijk op een bord het hoofd van Johannes de Doper zal geven*."
26 En de koning wordt* met verdriet geslagen. Vanwege de eden en de aanliggenden wil* hij haar niet afwijzen*.
27 En direct zendt* de koning een lijfwacht en gelast* hem zijn °hoofd te brengen*.
[Commentaar]
28 En weggaand* onthooft* hij hem in de gevangenis en draagt* zijn °hoofd op een bord en geeft* het aan het meisje. En het meisje geeft* het aan haar °moeder.
29 En het horend*, kwamen* zijn °discipelen en nemen* zijn °lijk mee en zij plaatsen* het in een tombe.
30 En de apostelen worden bij °Jezus gebracht en zij berichten* Hem alles wat zij doen* en wat zij onderwijzen*.
[Luc. 10:17]
[Commentaar]
31 En Hij zegt tot hen: "Gaan jullie zelf in de woeste plaats en rust* een beetje." Want er waren velen die komen en die weggaan en zij hadden nog niet de gelegenheid gehad te eten*.
[Marc. 3:20]
[Commentaar]
32 En zij gingen* weg in het schip, op zichzelf, naar een verlaten plaats.
33 En zij zagen hen weggaan* en velen herkenden* hen en zijn renden* daar samen, te voet, uit alle °steden en kwamen* voor hen.
34 En uitgaande* nam* Hij een grote menigte waar en Hij wordt met ontferming over hen bewogen*, omdat zij als schapen waren die geen herder hebben. En Hij begint* hen vele dingen te onderwijzen.
[Matt. 9:36] -
[Num. 27:17]
35 En toen het uur al ver vorderend raakte*, kwamen* Zijn °discipelen tot Hem en zeiden: "De plaats is woest en het uur al ver gevorderd.
36 Zendt* hen weg, zodat zij, weggaand*, in de omliggende velden en dorpen, voor zichzelf iets zullen kopen* wat zij zullen eten*.
37 Hij nu, antwoordend*, zei* tot hen: "Geven* jullie hen te eten*!" En zij zeggen tot Hem: "Zullen wij weggaan* en voor tweehonderd dinaren broden kopen* en zullen wij hen te eten* geven?"
38 Hij nu zegt tot hen: "Hoeveel broden hebben jullie? Ga! Zie*!" En het wetend* zeggen zij: "Vijf, en twee vissen."
39 En Hij gelast* hen allen te gaan zitten*, groep bij groep, op het groene gras.
40 En zij zitten* neer, in delen van honderd en in delen van vijftig.
41 En de vijf broden nemend* en de twee vissen, zegent* Hij, opkijkend* naar de hemel, en breekt* de broden en gaf ze aan Zijn °discipelen, zodat zij die aan hen voor zullen zetten. En de twee vissen verdeelt* Hij onder allen.
42 En zij aten* allen en zijn verzadigd*.
43 En zij verzamelen* twaalf volle manden brokstukken en van de vissen.
[Commentaar]
44 En die de broden aten* waren vijfduizend mannen.
45 En direct dringt* Hij Zijn °discipelen in het schip te stappen* en vooruit te gaan naar de overzijde, bij Bethsaida, totdat Hij de menigte wegzendt.
[Commentaar]
[Commentaar]
46 En van hen afscheid nemend*, ging* Hij weg op de berg, om te bidden*.
[Luc. 5:16]
47 En toen het avond werd*, was het schip midden op de zee en Hij alleen op het land.
48 En hen waarnemend*, gekweld wordend door het roeien, want de wind was tegen hen, komt Hij rond de vierde wacht van de nacht tot hen, wandelend op de zee en wilde hen voorbij gaan*.
49 Doch die Hem waarnemen*, wandelend op de zee, menen* dat Hij een spook is en zij schreeuwen* het uit!
[Luc. 24:37]
50 Want zij allen namen* Hem waar en werden verontrust*. Hij nu spreekt* direct tot hen en zegt tot hen: "Weest moedig! Ik ben het! Vreest niet!"
51 En Hij stapte* bij hen in het schip en legt* de wind stil. En zij waren onder elkaar zeer bovenmatig verbaasd.
[Marc. 4:39]
52 Want zij begrepen* niets van de broden, want hun °hart was verhard.
[Matt. 9:20]
53 En overstekend* kwamen* zij aan °land in Gennesaret en leggen* aan.
[Commentaar]
[Commentaar]
54 En toen zij uit het schip kwamen*, herkenden* zij Hem direct.
55 En heel dat *land rond lopend*, begint* men die ziekte hebben aan te dragen op draagbaren, waar zij ook maar hoorden dat Hij was.
56 En waar Hij ook ging, in dorpen of in steden of in velden, plaatsten zij de zieken in de markten en zij smeekten Hem dat zij zelfs maar de zoom van Zijn mantel mochten aanraken*. En die hem aanraakten werden gered.
Terug naar de index.
Naar Marcus 7
|
|