|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 En zij kwamen* aan de overzijde van de zee, in het land van de Gergesenen.
[Commentaar]
[Commentaar]
2 En bij Zijn uitkomen* uit het schip, ontmoet* Hem direct een man uit de tomben, met een onreine geest,
[Marc. 1:23]
3 die een woonplaats had tussen de tomben. En zelfs met kettingen was niemand in staat hem te binden,
4 omdat hij vaak met boeien en kettingen gebonden was geweest en door hem de kettingen en de boeien in stukken getrokken waren. En niemand was sterk genoeg om hem te temmen*.
5 En gedurende heel de nacht en de dag, was hij te midden van de tomben en in de bergen, schreeuwend en zichzelf slaand met stenen.
6 En °Jezus van verre waarnemend*, rende* hij en aanbidt* Hem.
7 En schreeuwend* met een luide stem, zegt hij: "Wat is het voor mij en voor U, Jezus, Zoon van God, de Allerhoogste? Ik bezweer U bij °God, U zult mij niet kwellen*!"
[Marc. 1:24] -
[Luc. 1:32] -
[Matt. 26:63]
8 Want Hij zei er tegen: "°Onreine °geest, kom* uit de man!"
[Commentaar]
9 En Hij vroeg Hem: "Wat is jouw naam?" en hij zegt tot Hem: "Legion is mijn naam, want wij zijn velen!"
10 En hij smeekte Hem zeer dat Hij hem niet uit het land zou zenden*.
11 Nu was er bij de berg een grote kudde varkens, grazend.
12 En zij smeken* Hem, zeggend: "Zendt* ons in de varkens, zodat wij in hen gaan*."
13 En Hij staat* het hen toe. En uitkomend* kwamen* de onreine °geesten in de varkens en de kudde rent* de steilte af, in de zee, tweeduizend, en zij stikten in de zee.
14 En die ze weiden vluchtten*, en zij berichten* in de stad en in de velden. En zij kwamen* om waar te nemen* wat er was gebeurd.
15 En zij komen tot °Jezus en zij kijken naar de gedemoniseerde, zittend, gekleed zijnde en verstandig zijnde, die het Legion gehad had. En zij waren* bang.
[Commentaar]
16 En die het waarnamen* verhalen* aan hen hoe het gebeurde* met de gedemoniseerde en over de varkens.
[Commentaar]
17 En zij beginnen* Hem te smeken weg te gaan* van hun °grenzen.
18 En bij Zijn in het schip stappen, smeekte de gedemoniseerde* Hem dat Hij bij Hem mag blijven.
[Commentaar]
[Commentaar]
19 En Hij staat* het hem niet toe, maar Hij zegt tot hem: "Ga naar jouw huis, naar de jouwen en bericht* hen wat de Heer voor jou heeft gedaan en jou genadig* is."
[Matt. 9:6]
20 En hij ging* weg en begint* in °Decapolis te verkondigen wat °Jezus allemaal voor hem doet. En allen verwonderden zich.
21 En toen °Jezus weer in het schip was gevaren* naar de overzijde, werd een grote menigte bij Hem verzameld*, en Hij was bij de zee.
[Commentaar]
22 En een van de oversten van de synagoge, genaamd Jarius, komt en ontvangt Hem. En hem waarnemend* valt hij aan Zijn °voeten.
[Commentaar]
23 En hij smeekt Hem zeer, zeggend: "Mijn °dochter is aan haar einde. Dat U, komend*, de handen op haar zal plaatsen*, zodat zij gered* zal worden en zal leven*."
[Luc. 4:40]
24 En Hij ging* met hem weg en een grote menigte volgde Hem en zij verdrongen Hem.
25 En een vrouw, twaalf jaren bloed vloeiend,
[Commentaar]
26 en veel lijdend* onder vele genezers, en alles wat zij had er aan uitgevend* en geen baat hebbend*, maar het werd* veeleer erger,
[Commentaar]
27 horend* van °Jezus, in de menigte komend*, raakt*, van achter, Zijn °mantel aan.
[Matt. 14:36]
28 Want zij zei: "Indien ik ook maar Zijn kleding aan zal raken*, zal ik gered zijn."
29 En direct droogt* de bron van haar °bloed op en zij wist* in haar lichaam dat zij genezen was geworden van de kwaal.
30 En direct, de uit Hem komende* kracht in Zichzelf herkennend*, zei °Jezus, omgedraaid* zijnde in de menigte: "Wie raakt* Mijn °kleding aan?"
[Luc. 6:19]
31 En Zijn °discipelen zeiden tot Hem: "U ziet de menigte U omringen, en U zegt 'Wie raakt* Mij aan?'"
32 En Hij keek rond om waar te nemen* wie dit doet*.
33 De vrouw nu, bang zijnde* en bevend, bewust zijnde wat haar overkomen was, kwam* en werpt* zich voor Hem neer en zei* tot Hem de hele waarheid.
34 Hij nu zei* tot haar: "Dochter, jouw °geloof heeft jou gered! Ga in vrede en wees genezen van jouw kwaal."
[Luc. 7:50] -
[1Sam 1:17]
35 Terwijl Hij nog spreekt komen die van de overste van de synagoge, zeggend: "Jouw dochter is gestorven*. Waarom val jij de Meester nog lastig?"
[Commentaar]
36 Doch °Jezus, het gesproken woord negerend*, zegt tot de overste van de synagoge: "Vrees niet, geloof alleen!"
37 En Hij laat niemand Hem volgen dan Petrus en Jacobus en Johannes, de broer van Jacobus.
[Matt. 17:1]
38 En zij komen in het huis van de overste van de synagoge en Hij ziet het tumult en het geweeklaag en het vele schreeuwen aan.
[Commentaar]
39 En binnenkomend* zei Hij tot hen: "Waarom maken jullie tumult en weeklagen jullie? Het kleine meisje stierf* niet, maar zij dommelt."
[Joh. 11:11]
40 En zij lachten Hem uit. Doch Hij werpt* allen buiten, de vader van het kleine meisje en de moeder en die met Hem waren meenemend en Hij gaat binnen waar het kleine meisje was.
41 En de hand van het kleine meisje vasthoudend*, zegt Hij tot haar: "Talitha koumi!", wat vertaald is: "Meisje, Ik zeg tot jou: wordt wakker!"
[Luc. 7:14]
42 En direct ontwaakte* het meisje en zij liep rond, want zij was twaalf jaren. En zij waren* direct buiten zichzelf met grote verbazing.
43 En Hij waarschuwt* hen zeer, dat niemand dit zal weten*, en Hij zei* haar te eten* te geven*.
[Marc. 1:44]
Terug naar de index.
Naar Marcus 6
|
|