|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 En Hij ging* opnieuw binnen in de synagoge en daar was een mens, die een verdroogde hand heeft.
[Commentaar]
[Commentaar]
2 En zij onderzochten Hem of Hij hem op de sabbatten zal genezen, opdat zij Hem zouden beschuldigen*.
3 En Hij zegt tot de man die de verdroogde hand heeft: "Sta op in het midden!"
4 En Hij zegt tot hen: "Is het toegestaan op de sabbatten goed te doen* of kwaad te doen*, een ziel te redden* of te doden*?" En zij waren stil.
[Luc. 14:3 ]
5 En hen met verontwaardiging over de verharding van hun °harten rondom aanziend*, zegt Hij tot de mens: "Strek* je °hand uit!" En hij strekt* hem uit en zijn hand werd hersteld*.
[Rom. 11:25]
6 En uitgaand*, hielden de Farizeeën met de Herodianen onmiddellijk een vergadering tegen Hem, zodat zij Hem zouden vernietigen*.
[Matt. 22:16]
[Commentaar]
7 En °Jezus trekt* met Zijn °discipelen terug naar de zee en een grote menigte uit °Galilea volgt, en van Judea
[Commentaar]
8 en van Jeruzalem en van °Idumea en de overzijde van de Jordaan en uit Tyrus en Sidon; een grote menigte, horend hoeveel Hij deed, kwam* tot Hem.
[Matt. 4:25 ]
9 En Hij zei* tot Zijn °discipelen dat een boot op Hem moet wachten vanwege de menigte, zodat zij Hem niet zouden verdringen.
[Luc. 5:3]
10 Want Hij geneest velen, zodat, op Hem vallend, zij Hem zouden aanraken, zovelen als kwalen hadden.
[Matt. 14:36]
11 En de onreine geesten, zodra zij Hem zagen, vielen voor Hem neer en schreeuwden, zeggend: "U bent de Zoon van °God!"
12 En Hij berispte hen zeer, opdat zij Hem niet bekend zouden maken*.
[Luc. 4:41]
13 En Hij beklom de berg en roept tot Zich wie Hij wilde en zij kwamen* tot Hem.
[Commentaar]
14 En Hij benoemt* twaalf, die Hij ook apostelen noemt*, zodat zij bij Hem zullen zijn en zodat Hij hen zal opdragen te verkondigen,
[Commentaar]
15 en gezag te hebben om de demonen uit te werpen. En Hij benoemt* de twaalf.
16 En Hij plaatst* de naam Petrus op °Simon.
[Joh. 1:42]
[Commentaar]
17 En op Jacobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, de broer van Jacobus, ook op hen plaatst* Hij °namen: "Boanerges", wat betekent "Zonen van de donder."
[Luc. 9:54]
18 En Andreas en Filippus en Bartholomeüs en Mattheüs en Thomas en Jacobus, de zoon van Alpheüs, en Thaddeüs en Simon, de Kanaäniet,
[Commentaar]
19 en Judas Iscariot, die Hem ook overlevert*. En Hij komt in een huis,
[Matt. 26:25]
[Commentaar]
20 en de menigte komt opnieuw tezamen, zodat zij zelfs niet in staat waren brood te eten*.
[Mar. 6:31]
21 En het horend*, kwamen* die met Hem zijn naar buiten om ze tegen te houden, want, zeggen zij, men is* buiten zichzelf.
22 En de Schriftgeleerden die afdalen* van Jeruzalem zeiden: "Hij heeft Beëlzebul" en "Door de overste van de demonen werpt hij de demonen uit!"
[Matt. 9:34]
[Commentaar]
[Commentaar]
23 En hen tot Zich roepend*, zei Hij in gelijkenissen tot hen: "Hoe kan Satan Satan uitwerpen?
24 En indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld* zou zijn, is dat °koninkrijk niet in staat te staan*.
25 En indien een huis tegen zichzelf verdeeld* zou zijn, zal dat °huis niet in staat zijn te staan*.
26 En indien de Satan tegen zichzelf opstond*, en verdeeld* is, is hij niet in staat te staan*, maar heeft een einde.
27 Maar niemand is in staat het huis van de sterke binnen te gaan*, zijn bezit te plunderen*, indien hij niet eerst de sterke zou binden* en dan zal hij zijn °huis plunderen.
28 Amen! Ik zeg tot jullie dat al de zonden en de godslasteringen van de zonen van de mensen vergeven zullen worden, wat ze ook maar zouden lasteren*,
[Commentaar]
29 doch wie tegen de heilige °geest zou lasteren*, heeft geen vergeving in de aion, maar is schuldig aan de aionische straf voor de zonde."
[Luc. 12:10]
[Commentaar]
30 Want zij zeiden: "Hij heeft een onreine geest."
[Joh. 7:20]
31 En Zijn °moeder komt en Zijn °broers. En buiten staande, zenden* zij iemand tot Hem, Hem roepend.
[Hand. 1:14]
[Commentaar]
32 En rondom Hem zat een menigte en zij zeggen tot Hem: "Zie*, Uw °moeder en Uw °broers en Uw °zussen zoeken u buiten!"
[Commentaar]
33 En hen antwoordend*, zegt Hij: "Wie is Mijn °moeder en wie zijn Mijn °broers?"
34 En rondkijkend over hen die rondom Hem zitten, zegt Hij: "Zie, Mijn °moeder en Mijn °broers!
35 Want wie de wil van °God zal doen, deze is Mijn broer en zus en moeder."
[Joh. 7:17]
Terug naar de index.
Naar Marcus 4
|
|