(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)

1 En voortgaand nam^* Hij een man waar, blind vanaf zijn geboorte.
2 En Zijn ^°discipelen vragen^* Hem, zeggend: "Rabbi, wie zondigde^*, deze man of zijn ^°ouders, dat hij blind geboren^* zou worden?" [Ex. 20:5]
3 Jezus antwoordde^*: "Noch deze man zondigde^*, noch zijn ^°ouders, maar het is opdat de werken van ^°God in hem openbaar gemaakt^* zullen worden. [Joh. 11:4]
4 Wij moeten de werken werken van Die Mij zendt^*, zolang het dag is. Wanneer de nacht komt kan niemand werken. [Joh. 5:17,20]
5 Wanneer Ik in de wereld zal zijn, ben Ik het licht van de wereld." [Jes. 49:6]
6 Dit zeggend, spuwt^* Hij op de grond en maakt^* modder van het speeksel en Hij zalft^* de modder op zijn ^°ogen. [Marc. 8:23]
7 En Hij zei^* tot hem: "Ga heen, was^* je in het bad van ^°Siloam (wat vertaald betekent: Gezondene). Hij dan vertrok^*, wast^* zich en werd^* ziende. [2Kon. 5:10]
8 De buren dan en die hem tevoren zagen(want hij was bedelaar), zeiden: "Is dit niet die zit en bedelt?" [Hand. 3:10]
9 Anderen zeiden: "Dit is hem." Anderen zeiden: "Nee, maar hij lijkt op hem." Hij zei: "Ik ben het."
10 Zij dan zeiden tot hem: "Hoe dan werden jouw ^°ogen geopend^*?"
11 Hij antwoordde^*: "De man die Jezus wordt genoemd, maakt^* modder en zalft^* mijn ^°ogen en zei^* tot mij: 'Ga heen naar ^°Siloam en was^* je.' Vertrekkend^* dan en wassend^*, ontvang^* ik zicht."
12 En zij zeggen^* tot hem: "Waar is die man?" Hij zegt: "Ik weet het niet."
13 Zij leiden hem, de eens blinde, naar de Farizeeën.
14 Het was nu sabbat op welke dag ^°Jezus de modder maakt^* en zijn ^°ogen opent^*. [Luc. 13:14]
15 En opnieuw vroegen hem ook de Farizeeën hoe hij zicht ontvangt^*. Hij nu zei^* tot hen: "Hij plaatst^* modder op mijn ^°ogen en ik was^* en ik zie."
16 Toen zeiden sommige van de Farizeeën: "Deze man is niet van God, want hij houdt de sabbat niet." Doch anderen zeiden: "Hoe kan een zondige man zulke tekenen doen?" En er was een scheuring onder hen. [Hand. 3:2] - [Joh. 5:16,18] - [Joh. 7:43]
17 Zij zeggen dan weer tot de blinde: "Wat zeg jij over hem, omdat hij jouw ^°ogen opent^*?" Hij nu zei^*: "Hij is een profeet!" [Matt. 21:46]
18 De Joden dan, geloven^* niet van hem, dat hij blind was en zicht ontvangt^*, totdat zij de ouders oproepen^* van hem die het zicht ontvangt^*.
19 En zij vragen^* hen, zeggend: "Is dit jullie ^°zoon, van wie jullie zeggen dat hij blind geboren^* werd? Hoe dan ziet hij nu?"
20 Zijn ^°ouders dan antwoordden^* en zeiden^*: "Wij hebben waargenomen dat dit onze ^°zoon is en dat hij blind werd geboren^*.
21 Doch hoe hij nu ziet weten wij niet of wie hem zijn ogen opent^* hebben wij niet waargenomen. Vraagt^* het hem! Hij is volwassen. Hij zal voor zichzelf spreken."
22 Deze dingen zeiden^* zijn ^°ouders, omdat zij de Joden vreesden. Want de Joden waren al overeengekomen dat indien iemand Hem als Christus zou belijden^*, hij uit de synagoge gezet zou worden^*. [Joh. 7:13] - [Joh, 12:42]
23 Daarom zeiden^* zijn ^*ouders: "Hij is volwassen, vraagt^* hem."
24 Zij dan roepen^* de man die blind was voor de tweede maal en zij zeiden^* tot hem: "Geef^{* °}God de heerlijkheid! Wij hebben waargenomen dat deze ^°man zondaar is." [Joz. 7:19]
25 Deze dan antwoordde^*: "Indien hij zondaar is, ik heb het niet waargenomen. Één ding heb ik waargenomen, dat blind zijnde, ik nu zie."
26 Zij dan zeiden^* tot hem: "Wat doet^* hij jou? Hoe opent^* hij jouw ^°ogen?"
27 Hij antwoordde^* hen: "Ik zei^* het jullie al en jullie luisteren^* niet. Waarom willen jullie opnieuw horen? Willen ook jullie niet discipelen van hem worden^*?"
28 En zij beschimpen^* hem en zeiden^*: "Jij bent discipel van die man! Doch wij zijn discipelen van ^°Mozes!
29 Wij hebben waargenomen dat ^°God tot Mozes heeft gesproken. Doch van deze man hebben wij niet waargenomen van waar hij is." [Joh. 7:27,28]
30 De man antwoordde^* en zei^* tot hen: "Want in hierin is het wonderlijke, dat jullie niet waargenomen hebben van waar hij is en hij mijn ^°ogen opent^*!
31 Wij hebben waargenomen dat ^°God zondaren niet hoort, maar indien iemand Godvereerder zal zijn en Zijn ^°wil zal doen, deze hoort Hij. [Psalm 66:18] - [Psalm 34:15]
32 Vanuit de aion is niet gehoord^* dat iemand ogen opent^* van een blind geborene.
33 Indien deze niet van God was, was hij niet in staat iets te doen." [Joh. 3:2]
34 Zij antwoordden^* en zeggen^* tot hem: "Geheel in zonden werd jij geboren^* en jij leert ons?" En zij wierpen^* hem buiten. [Psalm 51:5]
35 Jezus hoort^* dat zij hem buiten wierpen^*. En hem vindend^*, zei^* Hij: "Geloof jij in de Zoon van de mens?"
36 Deze antwoordde^* en zei^*: "En Wie is Hij, Heer, opdat ik in Hem zou geloven^*?"
37 ^°Jezus nu zei^* tot hem: "Ook jij hebt Hem gezien en Die met jou spreekt, Deze is het." [Joh. 4:26]
38 Hij nu beweerde: "Ik geloof, Heer!" En hij aanbidt^* Hem.
39 En ^°Jezus zei^*: "Tot oordeel kwam^* Ik in deze ^°wereld. Want die niet zien, zullen zien en die zien zullen blind worden^*." [Joh. 3:17,18]
40 En die van de Farizeeën die met Hem zijn, horen^* deze dingen en zij zeiden^* tot Hem: "Wij zijn toch ook niet blinden?" [Matt. 15:14]
41 ^°Jezus zei^* tot hen: "Indien jullie blinden waren, hadden jullie geen zonde. Maar nu zeggen jullie: 'Wij zien.' Jullie ^°zonde blijft." [Joh. 15:22]





Terug naar de index.
Naar Johannes 10