Dit is een eigen Het Beste Nieuws vertaling van
Handelingen
Hoofdstuk 7
|
|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 Maar de hogepriester zei*: "Zijn deze dingen zo?"
2 °Hij nu beweerde: "Mannen, broeders en vaders, hoort*! De God van de heerlijkheid werd gezien* door onze vader Abraham, zijnde in Mesopotamië, voordat deze in Charran woonde,
[Hand. 22:1]
3 en zei* tot hem: "Kom* uit jouw °land en uit jouw °familie en hierheen, in het land dat Ik aan jou zal laten zien."
[Gen. 12:1]
4 Dan, komend* uit het land van de Chaldeeën, woont* hij in Charran, en vandaar, na het sterven* van zijn °vader, verbant* Hij hem in dit °land, waarin jullie nu wonen.
[Gen. 11:31]
5 En Hij geeft* hem geen lotdeel in haar, zelfs geen voetverhoging, en Hij belooft* deze haar in bezit te geven* en aan zijn zaad na hem, niet kinderen van zich hebbend.
[Deut. 2:5] -
[Gen. 12:7] -
[Gen. 15:3]
6 En °God spreekt* als volgt: "Dat zijn °zaad bijwoner zal zijn in een vreemd land en het zal slaven, en zij zullen vierhonderd jaren slecht behandeld worden.
7 En de natie voor wie zij eens zullen slaven zal Ik oordelen", zei* °God, "en daarna zullen zij uit komen en aan Mij goddelijk dienstbetoon aanbieden in deze °plaats."
[Gen. 15:13]
8 En Hij geeft* aan hem het verbond van de besnijdenis. En zo verwekt* hij °Izaäk en besneed* hem op de achtste °dag, en Izaäk °Jacob, en Jacob de twaalf patriarchen,
[Gen. 17:10-14] -
[Gen. 21:4]
9 en de patriarchen, jaloers zijnde* op Jozef, gaven* hem over naar Egypte en °God was met hem,
[Gen. 37:11] -
[Genb. 37:28]
10 en Hij bevrijdt* hem uit al zijn °verdrukkingen en geeft* hem genade en wijsheid voor Farao, koning van Egypte, en stelt* hem aan als gouverneur over Egypte en over heel zijn °huis.
[Gen. 39:2,3] -
[Gen. 41:37-39] -
[Gen. 41:40-44]
11 En er kwam* hongersnood over heel °Egypte en Kanaän en grote rampspoed en onze °vaders vonden geen voedsel.
[Gen. 41:54]
12 Jacob nu, horende* dat er granen waren in Egypte, vaardigt* eerst onze °vaders af.
[Gen. 42:1,2]
13 En bij de tweede maal wordt Jozef bekend gemaakt* aan zijn °broeders en het ras van °Jozef werd* bekend aan de Farao.
[Gen. 45:3,4] -
[Gen. 45:16]
14 Jozef nu, hen zendende*, ontbiedt* Jacob, zijn °vader en heel de familie, vijfenzeventig zielen.
[Gen. 45:9-11] -
[Gen. 46:27]
15 En Jacob daalde* af in Egypte en sterft*, hij en onze °vaders,
[Gen. 46:5,6] -
[Gen. 49:33]
16 en zij werden overgebracht* naar Sichem en zij werden geplaatst* in de tombe die Abraham koopt* voor een prijs in zilver van de zonen van Emmor in Sichem.
[Gen. 33:19]
17 Als nu de tijd van de belofte naderde die °God zweert* aan °Abraham, groeit* het volk en werd vermenigvuldigd* in Egypte,
18 totdat een andere koning opstond* over Egypte, die niet °Jozef had waargenomen.
[Ex. 1:7,8]
19 Deze, sluw handelend* met ons °ras, behandelt* onze °vaders slecht, ervoor zorgend dat hun kleine kinderen te vondeling werden gelegd, zodat zij geen leven voortbrengen.
[Ex. 1:10,11] -
[Ex. 1:22]
20 In welke era1) Mozes werd geboren* en was welgevallig voor °God, die drie maanden werd opgevoed* in het huis van de vader.
[Ex. 2:2]
21 Na zijn te vondeling leggen* nu, nam* de dochter van Farao hem op en voedt* hem op voor haarzelf, tot zoon.
[Ex. 2:3-10]
22 En Mozes werd getraind* in iedere wijsheid van Egyptenaren en werd krachtig in zijn woorden en werken.
23 Toen nu voor hem veertig jaar tijd gecompleteerd waren, steeg* in het hart van hem op zijn °broeders te bezoeken*, de zonen van Israel.
24 En waarnemend* dat iemand gewond was, helpt hij en doet wraak voor de gewond zijnde, de Egyptenaar neer slaande*.
[Ex. 2:11,12]
25 En hij meent dat zijn °broeders begrijpen dat °God door zijn hand redding aan hen geeft. Doch dezen, zij begrijpen het niet.
26 Daarna, op de volgende dag, werd hij door hen gezien* terwijl ze vochten, en hij kwam tussen hen in vrede, zeggende*: "Mannen! Jullie zijn broeders! Waarom verwonden jullie elkaar?"
27 Doch de verwondende de naaste werpt* hem weg, zeggende*: "Wie stelt* jou aan als hoofd en rechter over ons?
28 Wil jij mij niet afmaken* op de manier zoals jij gisteren de Egyptenaar afmaakte*?"
[Ex. 2:13,14]
29 Mozes nu vluchtte* bij dit woord en werd* bijwoner in het land Midian, waar hij twee zonen voortbrengt*.
[Ex. 2:15] -
[Ex. 2:21,22]
30 En completerend veertig jaren, werd door hem in de wildernis van de berg Sinaï een boodschapper gezien in de vlam van vuur van een doornenbos.
31 Mozes nu, het waarnemend*, verwondert zich over het visioen. Doch naderend om het te bekijken* kwam* het geluid van de Heer.
32 "Ik ben de God van jouw °vaderen, de God van Abraham en Izaäk en Jacob." Mozes nu, in beving rakend*, durfde niet aan te zien*.
[Ex. 3:6]
33 De Heer nu zei* tegen hem: "Maak* de sandaal los van je °voeten, want de plaats waarop je staat is heilig land.
34 Waarnemend* nam Ik de slechte behandeling waar* van Mijn °volk, van hen in Egypte, en hun °kreunen hoor Ik, en Ik daalde af om hen te bevrijden. En nu, kom hier! Ik zal je zenden naar Egypte."
[Ex. 3:2-10]
35 Deze Mozes, die zij ontkennen*, zeggende*: "Wie stelt* jou aan als hoofd en rechter," deze heeft °God gezonden als hoofd en verlosser, samen met de hand van de boodschapper, de door hem geziene* in het doornenbos.
[Ex. 3:2]
36 Deze leidde* hen uit, wonderen en tekenen doende* in het land Egypte en in de Rode Zee en in de wildernis, veertig jaren.
[Ex. 7:3] -
[Ex. 14:21] -
[Num. 14:33]
37 Dit is de Mozes, de zeggende° tot de zonen van Israel: "°God zal voor jullie een profeet doen opstaan uit jullie broeders, als ik."
[Deut. 18:15,18]
38 Dit is de in de ecclesia in de wildernis komende met de boodschapper, de tot hem sprekende bij de berg Sinaï en met onze °vaders, die levende woorden ontvangt* om aan ons te geven,
[Gal. 3:19] -
[Ex. 19:1-6]
39 aan wie onze vaders niet gehoorzaam willen* worden, maar zij werpen* hem weg en zij draaiden* in hun harten naar Egypte,
[Num. 14:3]
40 zeggend* tegen Aäron: "Maak* voor ons goden die voor ons uit zullen gaan; want deze °Mozes, die ons uitleidde* uit het land Egypte, wij hebben niet waargenomen wat er van hem is geworden*."
[Ex. 32:1,23]
41 En in die °dagen maken* zij een kalf en zij brachten* een offer aan de afgod en zij waren blij met de werken van hun °handen.
[Ex. 32:2-6]
42 °God nu draait* om en geeft* hen over om goddelijk dienstbetoon aan te bieden aan de heerschaar van de hemelen, zoals het is geschreven in de rol van de profeten: "Bieden* jullie Mij niet gedode slachtoffers en offers aan, veertig jaren in de wildernis, huis Israel?
[Jer. 7:18]
43 En jullie namen* de tent van Moloch op en de ster van jullie °god Raifan, de beelden die jullie maken* om hen te aanbidden. En Ik zal jullie verbannen voorbij Babylon."
[Amos 5:25-27]
44 De tent van het getuigenis was met onze °vaders in de wildernis, zoals voorschrijft* de sprekende tot Mozes, om haar te maken* naar het voorbeeld dat hij had gezien,
[Ex. 27:21] -
[Ex. 25:9,40]
45 welke ook onze °vaders, hem opvolgende*, inleidden* met Jozua in het bezit van de natiën, die °God uitwerpt* voor de ogen van onze °vaders, tot de dagen van David,
[Joz. 3:14-17] -
[Joz. 23:9]
46 die genade vond* in de ogen van °God. En hij verzoekt* of hij een tent mag vinden* voor de God van het huis van Jacob.
[1Kon. 8:17,18]
47 Doch Salomo bouwt* Hem een huis.
[1Kon. 6:1,14]
48 Maar de Allerhoogste woont niet in wat met de hand is gemaakt, zoals de profeet zegt.
49 "De hemel is Mijn troon, doch de Aarde is een voetenbank voor Mijn °voeten. Welk huis zal voor Mij gebouwd worden, zegt de Heer, of wat is de plaats van Mijn °rust?
50 Is het niet Mijn °hand die al deze dingen doet*?
[Jes. 66:1,2]
51 Stijfnekkigen en onbesnedenen van harten en °oren, jullie botsen altijd met de heilige geest! Zoals jullie °vaders, zo ook jullie!
[Ex. 32:9] -
[Lev. 26:41] -
[Jes. 63:10]
52 Wie van de profeten werd niet door jullie °vaders vervolgd? En zij doden* hen die tevoren verkondigen* over de komst van de Rechtvaardige, van Wie jullie nu verraders en moordenaars werden*,
[Jer. 2:30]
53 die de wet kregen* door bevelen van boodschappers en die niet houden*."
[Hebr. 2:2]
54 Deze dingen nu horende, werden hun °harten gepijnigd en zij knarsen de tanden tegen hem.
[Job 16:9]
55 Doch hij, vol zijnde van heilige geest, starend* in de hemel, nam* de heerlijkheid van God waar en Jezus, staande aan de rechterhand van °God, [Luc. 4:1] -
[Matt. 22:44]
56 en zei*: "Zie*, ik zie de hemelen geopend zijnde en de Zoon van de Mensheid staande aan de rechterhand van °God."
[Matt. 3:16]
57 Doch schreeuwend* met een luide stem drukten* zij hun °oren dicht en zij rennen* eensgezind op hem af,
58 en werpen* hem buiten de stad en zij werpen stenen. En de getuigen plaatsten* de klederen van hem aan de voeten van een jonge man, genaamd Saulus.
[Hand. 22:20]
59 En zij stenigen °Stefanus, die aanroept en zegt: "Heer! Jezus! Ontvang* mijn °geest!"
[Psalm 31:6]
60 En knielende* schreeuwt* hij met luide stem: "Heer! U zou deze zonde niet tegen hen moeten houden*." En dit zeggende* werd hij ter ruste gelegd*.
[Matt. 27:46] -
[Luc. 23:34]
1) Era. Een stuk tijd binnen een aion, met een eigen geestelijk of wereldlijk kenmerk.
Terug naar de index.
Naar Handelingen 8
|
|
© www.hetbestenieuws.nl U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.
|