(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)

1 "Mannen! Broeders! Vaders! Hoort^* nu mijn ^°verdediging aan jullie!" [Hand. 7:2]
2 Horende^* nu dat hij tot hen riep in de Hebreeuwse taal, geven^* zij meer stilte. En hij zei:
3 "Ik ben een Joodse man, geboren in Tarsus in Cilicië, maar opgevoed in deze ^°stad, onderwezen aan de voeten van Gamaliël naar de nauwgezetheid van de overerfde wet, ijverig behorend bij ^°God, net zoals jullie allen vandaag zijn. [Hand. 5:34] - [Rom. 10:2]
4 Ik, die deze weg tot de dood vervolgde^*, zowel mannen als vrouwen bindend en overdragend in de gevangenis, [Hand. 8:3]
5 zoals ook de hogepriester aan mij getuigt, en al de oudsten, van wie ook brieven ontvangend voor de broeders, ging ik naar Damascus, om ook die daar verblijven te binden en naar Jeruzalem te leiden, opdat zij gestraft^* zullen worden. [Hand. 9:2]
6 Het gebeurde^* nu, bij mijn gaan en nabij Damascus komend, ongeveer midden op de dag. Plotseling straalde^* uit de hemel een aanmerkelijk licht rond mij.
7 En ik val^* plat en ik hoor^* een stem, zeggende tot mij: "Saul, Saul, waarom vervolg jij mij?"
8 Doch ik antwoordde^*: "Wie bent u, Heer?" En Hij zei^* tot mij: "Ik ben Jezus, de Nazarener, die jij vervolgt."
9 En degenen samen met mij zijnde, staren^* inderdaad naar het licht, doch de stem van de tot mij sprekende horen^* zij niet.
10 Ik nu zei^*: "Wat zal ik doen^*, Heer?" En de Heer zei^* tot mij: "Sta^* op, ga naar Damascus, en daar zal tot jou gesproken worden al wat bepaald is voor jou te doen^*."
11 En omdat ik niets zag door de heerlijkheid van dat ^°licht, kwam^* ik, aan de hand geleid door degenen samen met mij, in Damascus.
12 Een zekere Ananias nu, een godvruchtig man naar de wet, van wie getuigd wordt door al de daar wonende Joden,
13 naar mij toe komend^* en bij mij staande, zei^* hij: "Saul, broeder! Ontvang^* je zicht!" En ik, op het zelfde uur, keek^* naar hem op!
14 Hij nu zei: "De God van onze ^°vaders koos^* jou tevoren om Zijn wil te kennen en de Rechtvaardige waar te nemen^* en om de stem van Hem uit Zijn ^°mond te horen^*, [Hand. 3:13]
15 dat jij getuige van Hem zal zijn voor alle mensen van wat jij hebt gezien en hoort^*.
16 En nu, waarom stel je uit? Sta^* op, wordt gedoopt^* en was^* de zonden van je, Zijn ^°naam aanroepend!" [Joel 2:32]
17 Het gebeurde^* nu bij mijn terugkeren^* naar Jeruzalem en bij mijn bidden in het heiligdom, dat ik een trance geraakte^*,
18 en Hem waarnam^*, tot mij zeggende: "Haast^* je en vertrek^* snel uit Jeruzalem, omdat zij niet zullen instemmen met het getuigenis van jou over Mij." [Hand. 9:29,30]
19 En ik zei^*: "Heer, zij zijn op de hoogte dat ik de in U gelovenden in de synagogen gevangen nam en geselde.
20 En toen het bloed van Stefanus, Uw ^°getuige, vergoten werd, was ik zelf ook er bij en goedkeurend en de kleding van de hem vermoordenden bewakend." [Hand. 8:1]
21 En Hij zei^* tot mij: "Ga! Want ik zal jou afvaardigen naar de verre natiën." [Efe. 3:8]
22 Zij nu hoorden hem aan tot dit woord en zij verheffen^* hun ^°stem, zeggend: "Weg van de Aarde met zo iemand, want het past hem niet levend te zijn!" [Hand. 21:36]
23 Vanwege hun roepen en de kledingstukken afwerpen en stof werpen in de lucht,
24 beveelt^* de kapitein hem binnen te leiden in het kamp, zeggend^* hem te ondervragen door te geselen, opdat hij zou begrijpen^* waarom zij hem zo antwoordden.
25 Terwijl zij hem nu uitrekken^* met de riemen, zei^{* °}Paulus tot de naast hem staande centurion: "Is het toegestaan als een mens, een Romein en onveroordeeld, gegeseld wordt?" [Hand. 16:37]
26 Dit nu horende^* gaat^* de centurion naar de kapitein en bericht^*, zeggend: "Wat gaat u doen? Want deze ^°mens is Romein."
27 De kapitein nu, naderbij komend^*, zei^* tot hem: "Zeg mij, ben jij Romein?" Hij nu antwoordde: "Ja."
28 De kapitein nu antwoordde^*: "Ik heb met een grote som dit burgerschap verworven^*." Paulus nu zei: "Doch ik werd ook zo geboren."
29 Onmiddellijk dan trekken^* degenen om hem te ondervragen zich van hem terug. Ook de kapitein nu was^* bang, erkennend^* dat hij Romein is en dat hij door hem gebonden was.
30 Nu op de volgende morgen, van plan zijnde de zekerheid te weten^* waarom hij beschuldigd werd door de Joden, laat^* hij hem los en beveelt^* de hogepriesters en heel het Sanhedrin samen te komen^*. En Paulus naar beneden leidend^*, staat^* hij onder hen. [Hand. 16:38]



Terug naar de index.
Naar Handelingen 23