(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)

1 En in de vervulling van de Pinksterdag waren zij allen in dezelfde plaats samengekomen. [Lev. 23:15-21]
2 En plotseling kwam^* uit de hemel een geschal als van een krachtig gedragen wind en het vulde^* het hele huis waar zij zaten. [Hand. 4:31]
3 En aan hen werden tongen als van vuur gezien^*, zich verdelend en gezeten^* op een ieder van hen. [Matt. 3:11]
4 En zij worden allen gevuld^* met heilige geest en zij beginnen^* te spreken in andere talen, zoals de geest hen gaf voor te dragen. [Luc. 1:15,41,67] - [Marc. 16:17] - [Hand. 19:6]
5 Nu waren in Jeruzalem Joden wonend, vrome mannen uit alle natiën van hen onder de hemel.
6 Maar toen dit ^°geluid ontstond^*, kwam^* de menigte samen en werd verward^*, omdat een ieder hen in de eigen taal hoorde spreken.
7 En zij zijn verbaasd en zij verwonderen zich, zeggende: Zie^*, zijn niet al dezen, de sprekenden, Gallileërs? [Hand. 1:11]
8 En hoe horen wij elk onze ^°eigen taal waarin wij werden geboren^*?
9 Parthen en Meden en Elamieten en de wonenden in Mesopotamië, alsook Judea en Cappadocië, Pontus en ^°Asia,
10 alsook Phrygië en Pamfylië, Egypte en de delen van ^°Libië, die van Cyrene, en de gerepatrieerde Romeinen, zowel Joden als proselieten,
11 Kretenzen en Arabieren, wij horen ze spreken in onze talen van de grootheid van ^°God.
12 En allen zijn verbaasd en zij waren verbijsterd, de een tot de ander zeggende: Wat wil dit zijn?
13 Maar anderen zeiden honend dat zij opgezwollen zijn van zoete wijn.
14 Maar ^°Petrus, staande^* samen met de elf, verheft^* zijn stem en sprak^* tot hen: Mannen, Joden en de wonenden te Jeruzalem. Laat dit allen jullie bekend zijn en geef^* gehoor aan mijn ^°woorden,
15 want dezen zijn niet dronken, zoals je aanneemt, want het is het derde uur van de dag,
16 maar dit is het verklaarde door de profeet Joël.
17 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt ^°God, dat Ik zal uitstorten van Mijn ^°geest op alle vlees en de zonen van jullie zullen profeteren en de dochters van jullie en de jongeren van jullie zullen visioenen zien en de ouden van jullie zullen dromen dromen.
18 En zeker op de slaven van Mij en op de slavinnen van Mij zal Ik in die dagen van Mijn ^°geest uitstorten en zij zullen profeteren.
19 En ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de Aarde beneden, bloed en vuur en damp van rook.
20 De zon zal omgevormd worden tot duisternis en de maan tot bloed, voordat de dag van Heer komt^*, de grote en stralende dag.
21 En het zal zijn dat iedereen die de naam van de Heer zal aanroepen^*, gered zal worden. [Joel 2:28-32]
22 Mannen! Israelieten! Hoort^* deze ^°woorden: Jezus, de Nazarener, een man, aangetoond van ^°God te zijn door krachten en wonderen en tekenen, die ^°God door Hem doet^* in jullie midden, zoals jullie zelf hebben waargenomen, [Hebr. 2:3,4]
23 Deze, overgegeven naar de specifieke raad en voorkennis van ^°God, hebben jullie, door handen van wettelozen, opgehangen^* en vermoord^*, [Hand. 4:28] - [Marc. 15:24]
24 Die ^°God opwekt^*, losmakend^* de weeën van de dood, waardoor het niet mogelijk is dat Hij er door wordt vastgehouden. [Matt. 28:6] - [Psalm 18:4]
25 Want David zegt tot Hem: Ik zag de Heer ten allen tijde in mijn gezichtsveld, want Hij is aan mijn rechterzijde, opdat ik niet zou wankelen^*.
26 Daarom werd mijn ^°hart verheugd^* en jubelt^* mijn ^°tong. Maar ook nog mijn ^°vlees zal in verwachting rusten.
27 Dat U niet mijn ^°ziel zal verlaten naar het ongeziene¹⁾, noch dat zal U geven dat de Goedaardige van U ontbinding zal waarnemen^*. [Hand. 13:35]
28 U maakt mij wegen van leven bekend^*, U zal mij vullen met blijdschap met Uw gezicht. [Psalm 16:8-11]
29 Mannen! Broeders! Sta mij toe met vrijmoedigheid tot jullie te zeggen van de aartsvader David, dat hij ook overleden is en begraven en zijn graf is onder ons tot deze ^°dag. [1Kon. 2:10]
30 Hij nu was profeet en waargenomen hebbende dat ^°God hem deze eed zweert^*: Uit de vrucht van zijn lendenen zal zitten^* Een op zijn ^°troon, [2Sam. 7:12,13]
31 dit tevoren waarnemende^*, spreekt^* hij over de opstanding van ^°Christus, dat Hij niet overgelaten^* werd aan het ongeziene¹⁾, noch dat Zijn ^°vlees ontbinding waarnam^*. [Psalm 16:10]
32 Deze ^°Jezus wekt^{* °}God op, van Wie wij allen getuigen zijn. [Luc. 24:48]
33 Naar de rechterhand van God verhoogd^* zijnde en de belofte van het verkrijgen^* van de heilige ^°geest van de Vader, stort^* Hij dit uit wat jullie en waarnemen en horen. [Hebr. 1:3] - [Hand. 1:4]
34 Want niet David is opgevaren^* in de hemelen, maar hij zegt: De Heer zei^* tot mijn ^°Heer, zit aan Mijn rechterhand,
35 totdat Ik jouw vijanden zal plaatsen^* tot voetbank voor jouw ^°voeten. [Psalm 110:1]
36 Laat dan heel het huis van Israel zeker weten dat ^°God Hem én Heer én Christus maakt^*, deze ^°Jezus die jullie kruisigen^*. [Hand. 5:30,31]
37 Nu horende werden zij in het hart gestoken^* met berouw. Zij zeiden^* én tot Petrus én tot de overige apostelen: Wat zouden wij moeten doen^*, mannen, broeders? [Luc. 3:10,12,14]
38 En Petrus verklaarde tegen hen: Bekeer^* je en laat je dopen^*, ieder van jullie, in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van jullie ^°zonden en jullie zullen ontvangen het geschenk van de heilige geest, [Hand. 3:19]
39 want voor jullie is de belofte en voor de kinderen van jullie en voor al degenen in de verte, zovelen als de Heer onze ^°God er bij zal roepen^*. [Hand. 13:32]
40 En met andere woorden betuigde^* en bemoedigde hij hen, zeggende: Wordt^* gered zijnde uit dit ^°verkeerde ^°geslacht. [Deut. 32:5]
41 Zij, inderdaad, dan, zijn ^°woord verwelkomend^*, worden gedoopt^* en worden toegevoegd^*, in die ^°dag ongeveer drieduizend zielen. [Hand. 4:4]
42 En zij waren volhardende in het onderwijs van de apostelen en in de gemeenschap van het breken van het brood en in de gebeden. [Hand.20:7]
43 En er kwam vrees op iedere ziel, en vele wonderen en tekenen geschieden door de apostelen. [Hand. 19:17] - [Hand. 5:12]
44 En al de gelovenden waren op dezelfde plaats, en zij hadden alles gezamenlijk. [Hand. 4:32]
45 En het verkregene en de eigendommen deden zij weg en zij verdeelden ze onder allen die enige behoefte hadden. [Hand. 4:34,35]
46 En dagelijks waren zij eendrachtig volhardend in het heiligdom, het brood thuis brekende, namen zij deel aan de maaltijd in blijdschap en eenvoud van hart, [Luc. 24:53]
47 ^°God lovend en genade hebbend naar heel het volk. En de Heer voegde dagelijks de geredden toe in dezelfde plaats.

1) Ongeziene. Grieks: Hades, het dodenrijk.
Terug naar de index.
Naar Handelingen 3