|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 De apostelen en de broeders nu, de zijnden van Judea, horen* dat ook de natiën het woord van °God ontvangen*.
2 Toen nu Petrus opging* naar Jeruzalem, twijfelden degenen uit de besnijdenis aan hem,
3 zeggende dat: "Jij ging* binnen bij onbesneden mensen en jij at* samen met hen."
[Gal. 2:12]
4 Doch Petrus, beginnend*, verklaarde vervolgens tegen hen, zeggende:
5 "Ik was in de stad Joppe, biddend, en ik nam* in extase een visioen waar. Een zeker gereedschap, afdalend als een groot laken, aan vier hoeken neergelaten uit de hemel en het kwam* dicht bij mij,
6 waarin, starend*, ik overwoog en ik nam* de viervoetigen van de Aarde waar en de wilde beesten en de reptielen en de vogels van de hemel.
7 Ik nu hoor* ook een stem, tot mij zeggende: "Sta* op, Petrus! Offer* en eet*!"
8 Maar ik zei*: "Het zij verre van mij, Heer! Want nooit ging* iets besmets of onreins mijn °mond binnen!"
9 Maar de stem antwoordde* voor de tweede maal uit de hemel: "Wat °God reinigt* moet jij niet voor onrein houden!"
10 Dit nu gebeurde* drie maal en alles werd weer opgetrokken* in de hemel.
11 En zie*, onmiddellijk staan* drie mannen bij het huis waarin wij waren, tot mij gezonden zijnde uit Caesarea.
12 De geest nu zei* tot mij hen te ontmoeten*, nergens aan twijfelend*. En ook deze zes broeders kwamen* met mij mee en wij gingen* het huis van de man binnen.
[Hand. 10:23,45]
13 Hij nu bericht* aan ons hoe hij de boodschapper in zijn °huis waarnam*, staande* en zeggend*: "Zend* naar Joppe en laat Simon, bijgenaamd Petrus, komen*,
[Hand. 10:3-5]
14 die zal verklaringen spreken tot jou, door welke jij en heel jouw °huis gered zal worden."
[Hand. 16:31]
15 En bij het begin* van mijn spreken viel* de heilige °geest op hen, net zoals in het begin ook op ons.
[Hand. 2:4]
16 Ik nu wordt herinnerd* aan de uitspraak van de Heer, toen Hij zei: 'Johannes doopt* inderdaad met water, maar jullie zullen in heilige geest gedoopt worden.'
[Hand. 1:5]
17 Indien dan °God aan hen het gelijke geschenk geeft* als ook aan ons, gelovenden* in de Heer Jezus Christus, wie was ik? Ben ik in staat om °God te verbieden*?"
18 Deze dingen nu horende* komen* zij tot rust en verheerlijken* °God, zeggende: "Zo geeft* °God ook aan de natiën de bekering tot leven."
[Hand. 13:48]
19 Dezen dan, de inderdaad verspreid* zijnden vanaf de verdrukking die over Stefanus kwam*, gingen* voort tot Foenicië en Cyprus en Antiochië, tot niemand het woord sprekende dan alleen tot Joden.
[Hand. 8:1-4]
20 En sommigen van hen waren Cyprische en Cyreneïsche mannen, die, komende* in Antiochië, ook tot de Hellenisten1) spraken, de Heer Jezus Christus evangeliserend.
21 En de hand van de Heer was met hen, en een groot aantal, het gelovende*, bekeert* zich tot de Heer.
[Hand. 4:4]
22 Het verslag over hen nu wordt gehoord* in de oren van de ecclesia, de zijnde te Jeruzalem, en zij vaardigen* Barnabas af naar Antiochië,
23 die, aankomende*, de genade van °God waarnemend*, verheugd* werd en bemoedigde allen met als doelstelling van het hart om bij de Heer te blijven,
[Hand. 13:43]
24 want hij was een goed man, vol van heilige geest en van geloof. En een aanmerkelijke menigte werd toegevoegd* aan de Heer.
[Hand. 7:55] -
[Hand. 11:21]
25 Hij nu ging* weg naar Tarsus, om Saulus op te zoeken*,
[Hand. 9:30]
26 en hem vindend*, leidde* hij hem naar Antiochië. Het gebeurde* nu dat zij een heel jaar bijeen zijn*, ook in de ecclesia, en de aanmerkelijke menigte leren*. Trouwens, in Antiochië worden de discipelen voor het eerst Christenen genoemd*.
27 In deze dagen nu kwamen* profeten af van Jeruzalem naar Antiochië.
[Hand. 13:1] -
[Hand. 21:10]
28 Een van hen nu, genaamd Agabus, opstaande*, geeft* door de geest te kennen de grote hongersnood die zal gebeuren op heel de bewoonde Aarde. Deze gebeurde* onder Claudius.
29 Aangezien het alle van de discipelen goed ging, besluit* ieder van hen in dienstbetoon iets te zenden* aan de broeders, de wonenden in Judea,
30 wat zij ook doen*, verzendend* naar de oudsten door de hand van Barnabas en van Saulus.
[Hand. 12:25]
1) Hellenisten: Joden die de Griekse levensstijl aanhingen.
Terug naar de index.
Naar Handelingen 12
|
|