|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 Een zekere man nu in Caesarea genaamd Cornelius, centurion over het cohort genaamd het Italiaanse,
2 vroom en God vrezend, samen met heel zijn °huis, vele aalmoezen gevend aan het volk en voortdurend God smekend,
3 nam* in een visioen duidelijk waar, rond het negende uur van de dag, een boodschapper van God bij hem binnen komend* en tot hem zeggende*: "Cornelius!"
[Hand. 3:1]
4 Deze nu starende* naar hem en zei*, angstig wordend*: "Wat is het Heer?" Doch deze zei* tot hem: "Jouw °gebeden en jouw °aalmoezen stegen* op in de herinnering voor °God.
5 En nu, zend* mannen naar Joppe en laat een zekere Simon komen*, die bijgenaamd is Petrus.
[Matt. 10:2]
6 Deze verblijft bij een zekere Simon, een leerlooier, wiens huis is bij de zee."
7 Toen nu de boodschapper, de met hem sprekende, wegging*, riep* hij twee van de huisknechten en een vrome soldaat van de hem bedienenden,
8 en alles aan hen onthullend*, zendt* hij hen naar °Joppe.
9 Op de volgende morgen van hun reis en de stad naderend, klom* Petrus op het huis om te bidden*, rond het zesde uur.
10 Doch hij werd* hongerig en wilde eten*. Doch terwijl zij het klaarmaakten, raakte* hij in extase.
[Hand. 11:5-12]
11 En hij ziet de hemel geopend zijnde, en hij ziet een zeker gereedschap neerdalen als een groot laken, aan vier hoeken neergelaten wordend op de Aarde,
12 waarin waren al de viervoetigen en reptielen van de Aarde en vogels van de hemel.
13 En een stem kwam* tot hem: "Petrus, sta* op! Offer* en eet*!"
14 Doch °Petrus zei*: "Het zij verre van mij, Heer, want ik at* nooit iets besmet en onrein!"
15 En opnieuw, een tweede maal, kwam een stem tot hem: "Wat °God reinigt* moet jij niet voor onrein houden."
[Matt. 15:11]
16 Dit gebeurde* nu drie maal en onmiddellijk werd het gereedschap in de hemel opgenomen*.
17 Terwijl nu °Petrus in zichzelf verbijsterd was over wat het visioen dat hij had waargenomen* zou betekenen, zie*, de door °Cornelius gezonden mannen, vragend* naar het huis van °Simon, staan* voor de poort.
18 En schreeuwend* vragen zij om te weten of Simon, de bijgenaamde Petrus, op deze plaats verblijft.
19 En Petrus was in beslag genomen door het visioen. De geest zei* tot hem: "Zie*, drie mannen zoeken jou!
[Hand. 13:2]
20 Maar sta* op, ga naar beneden* en ga samen met hen, niet twijfelend, want ik heb hen gezonden."
21 Petrus nu, naar beneden gaande*, zei* tot de mannen: "Zie*, ik ben die jullie zoeken! Wat is de oorzaak dat jullie hier zijn?"
22 Dezen nu zeggen*: "Cornelius, de centurion, een rechtvaardig en God vrezend man, waarvan getuigd wordt door heel het volk van de Joden, is door een heilige boodschapper bericht* jou te laten komen* in zijn °huis om jou te horen* spreken."
23 Hen dan binnen roepend* geeft* hij hen onderdak. De volgende morgen nu, opstaand*, kwam* hij samen met hen naar buiten en sommige van de broeders, die uit Joppe, kwamen* met hem.
24 De volgende morgen nu, ging* hij Caesarea binnen. °Cornelius hoopte op hen, zijn verwanten en de intieme vrienden bijeen roepend*.
25 Toen nu °Petrus binnen kwam*, kwam hem °Cornelius tegemoet*. Vallend* aan zijn °voeten aanbidt* hij.
26 Doch Petrus doet hem opstaan*, zeggende: "Sta* op! Ik ben zelf ook mens!"
[Joh. 5:41]
27 En met hem sprekend ging* hij binnen en vindt velen samengekomen zijnde.
28 Daar betoogde hij tot hen: "Jullie hebben ervaren dat het ongepast is voor een Joodse man samen te zijn of samen te komen met een andere stam, en aan mij toont* °God niet te zeggen dat enig mens besmet of onrein is.
[Hand. 11:9]
29 Daarom kwam* ik zonder tegenspreken, ontboden* zijnde. Ik vraag dan om vast te stellen om welke reden jullie mij ontboden*."
30 En °Cornelius zei: "Vier dagen geleden was ik tot dit uur vastend, en op het negende uur, biddend in mijn °huis, zie*, een man stond* voor mij in blinkende kledij,
[Hand. 3:1] -
[Luc. 24:4]
31 en hij sprak: "Cornelius, jouw °gebed is verhoord* en jouw aalmoezen zijn voor °God herinnerd*.
32 Zend* dan naar Joppe en vraag* naar Simon, die bijgenaamd is Petrus. Deze verblijft in het huis van Simon, een leerlooier, bij de zee.
[Hand. 9:43]
33 Onmiddellijk zend** ik mijn mensen naar jou. Daarbij doe* je goed door mee te komen. Wij nu zijn dan allen aanwezig voor het aangezicht van °God, om te horen* al het door de Heer aan jou gebodene."
34 Petrus nu openend* de mond, zei*: "In waarheid, ik begrijp dat in *God geen partijdigheid is,
[Deut. 10:17]
35 maar in iedere natie is de Hem vrezende en rechtvaardig werkende voor Hem aanvaardbaar.
[Joh. 9:31]
36 Dit is het woord dat Hij volmachtigt aan de zonen van Israel, brengend het evangelie van de vrede door Jezus Christus. Deze is Heer van allen.
[Psalm 107:20]
37 Jullie hebben waargenomen het besproken wordende* in heel °Judea, beginnend* in Galilea, na de doop die Johannes verkondigt*:
[Matt. 4:12,17]
38 °Jezus van Nazareth, hoe °God Hem zalft* met heilige geest en kracht, Die door het land ging*, goed doende en genezende allen die getiranniseerd zijn door de Lasteraar, dat °God met hen was.
[Jes. 61:1] -
[Joh. 3:2]
39 En wij zijn getuigen van alles dat Hij doet*, zowel in het gebied van de Joden als in Jeruzalem. Die zij ook vermoorden*, hangende* aan een hout,
[Hand. 2:23,36]
40 Deze wekt* °God op in de derde dag en geeft* dat Hij openbaar wordt*,
[Hand. 3:15]
41 niet aan heel het volk, maar aan getuigen, de tevoren door °God uitgekozen zijnden, aan ons die tezamen aten* en tezamen dronken* met Hem na Zijn °opstaan* uit de doden.
[Joh. 14:17] -
[Joh. 21:12,13]
42 En Hij beveelt* ons aan het volk te verkondigen* en te verzekeren* dat dit is de door °God gespecificeerde Rechter van levenden en doden.
[Rom. 14:9]
43 Hiertoe getuigen al de profeten: Iedere de gelovende in Hem zal de vergeving van zonden verkrijgen* door Zijn °naam."
[Jer. 31:34]
44 Terwijl °Petrus nog deze °uitspraken deed, valt* de heilige °geest op al de horenden het woord.
[Hand. 15:8]
45 En de gelovigen uit de besnijdenis werden verbaasd*, zovelen als samenkomen* met °Petrus, dat ook over de natiën het geschenk van de heilige geest uitgestort is geworden.
46 Want zij hoorden hen spreken in talen en °God groot maken. Toen antwoordde* Petrus.
[Hand. 19:6]
47 "Niemand kan iemand het water verbieden*, dat dezen niet gedoopt worden die de heilige geest verkregen* hebben, net als wij."
[Hand. 8:36]
48 Hij nu gebiedt hen gedoopt te worden in de naam van Jezus Christus. Dan vragen zij hem enige dagen te blijven.
[Hand. 19:5] -
[Joh. 4:40]
Terug naar de index.
Naar Handelingen 11
|
|