(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)

1 Het eerste verslag, inderdaad, maak^* ik, o Theophilus, over al wat ^°Jezus begint^* zowel te doen als te leren, [Luc. 1:3]
2 tot de dag dat Hij werd opgenomen^*; door heilige geest bevelend^* aan de apostelen die Hij verkiest^*, [Mar. 16:19]
3 aan wie ook Hij zich levend presenteert^* na Zijn ^°lijden^*, met vele tekenen veertig dagen lang aan hen verschijnend en sprekend dat wat betreft het koninkrijk van ^°God, [Joh. 20:19] - [Luc. 20:21-23]
4 en bijeengekomen zijnde gebied^* Hij hen Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven voor de belofte van de Vader, die jullie van Mij horen^*, [Luc24:49] - [Joh. 14:16]
5 want Johannes doopt^* wel met water, maar jullie zullen heilig gedoopt worden in geest, niet na vele van deze dagen. [Matt. 3:11]
6 Degenen dan, inderdaad, samenkomend^*, vroegen Hem, zeggende: Heer, herstelt U in deze ^°tijd het koninkrijk voor ^°Israel? [Luc. 24:21]
7 Maar Hij zei^* tegen hen: het is niet aan jullie te weten^* de tijden of era's¹⁾, die de Vader in het eigen gezag plaatste^*. [Marc. 13:32]
8 Maar jullie zullen kracht verkrijgen bij het komen^* van de heilige geest op jullie, en jullie zullen getuigen van Mij zijn, zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de grenzen van de Aarde. [Luc. 24:48]
9 En dit zeggend^*, terwijl zij toezagen, werd Hij opgenomen^* en een wolk nam^* Hem weg van hun ^°ogen.
10 En terwijl zij staarden in de hemel bij Zijn opvaren, zie^*, twee mannen stonden bij hen in witte kleding, [Luc. 24:4]
11 die ook zeiden^*: Galilese mannen, waarom staan jullie, kijkend in de hemel? Deze ^°Jezus, de van jullie opgenomene^* in de hemel, zal op dezelfde manier komen als jullie Hem hebben zien^* gaan in de hemel. [mATT. 26:64]
12 Toen keerden^* zij terug in Jeruzalem van de berg genaamd Olijf, die is bij Jeruzalem, zijnde een sabbatsreis. [Luc. 24:50,52]
13 En toen zij binnen kwamen^* in de stad, gingen^* zij op in de bovenzaal, waar zijn verbleven, zowel Petrus als Johannes als Jacobus als Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeüs en Mattheüs, Jacobus van Alfeüs en Simon de Zeloot en Judas van Jacobus. [Matt. 10:2-4]
14 Al deze waren eendrachtig volhardend in het gebed, samen met vrouwen en Maria, de moeder van ^°Jezus en Zijn ^°broers.
15 En in deze ^°dagen stond^* Petrus op in het midden van de broeders en sprak^* (en er was een groep personen in dezelfde plaats, ongeveer honderdtwintig):
16 Mannen, broeders, het Schriftwoord moest vervuld^* worden waarin de heilige ^°geest voorzegde^* door de mond van David over Judas, de gids wordende^* van de Jezus aanhoudenden^*, [Psalm 41:9] - [Joh. 13:18]
17 dat hij was gerekend in ons en een aandeel had gekregen^* in deze ^°bediening.
18 Deze heeft inderdaad een veld verkregen^* uit loon van de ongerechtigheid, en gebogen wordend^* scheurt^* hij zijn midden open en werden al zijn ^°ingewanden uitgestort^*. [Matt/ 27:3-8]
19 En het werd^* bekend aan allen de wonenden in Jeruzalem, zodat het veld wordt genoemd^*, in hun eigen ^°dialect, Hakeldamach, dat is bloedveld.
20 Want het werd geschreven in het boek van Psalmen: Laat zijn ^°woonplaats woest worden^* en laat niemand de in haar wonende zijn, en een ander neme^* zijn ^°toezicht over. [Psalm 69:25,26] - [Psalm 109:8]
21 Dan moet van de mannen met ons samenkomend^* in al de tijd waarin de Heer Jezus bij ons inging^* en uitging^*, [Luc. 1:2]
22 beginnend^* vanaf de doop van Johannes tot de dag waarop Hij van ons werd opgenomen^*, een van deze getuige worden^* van de opstanding van Hem, samen met ons. [Luc. 3:21]
23 En zij nomineerden^* twee, Jozef, de Bar-Sabbas genoemde, die de bijgenaamde^* Justus is, en Matthias.
24 En biddend^* zeggen^* zei: U, Heer, kenner van het hart van allen, wijst^* U de ene aan die U kiest^* uit deze ^°twee, [Spreu. 17:3]
25 om de plaats te krijgen^* van deze ^°bediening en apostelschap, waartegen Judas overtreden^* heeft, om naar de eigen ^°plaats te gaan^*.
26 En zij geven aan hen loten en het lot valt op Matthias en hij werd genoemd met de elf apostelen. [Spre. 16:33]


1) Era. Een stuk tijd binnen een aion, met een eigen wereldlijk of geestelijk kenmerk.
Terug naar de index.
Naar Handelingen 2