DE ALUEÏM, NAARTOE-ONDERSCHIKKERS
De titel Alueïm wordt het best begrepen in het licht van de voleinding, wanneer AL, de Onderschikker, "Alles in allen" zal worden. Vanaf het begin is AL alles in Alue, de Naartoe-Onderschikker. Tijdens de eonen wordt AL Veel in velen, de Naartoe-Onderschikkers (of Alueïm), maar wordt Alles in hen op het moment dat ze levend gemaakt worden. Aan het eind van de eonen wordt Hij Alles in de rest van de mensheid. Eenvoudig gezegd bestaat dit uit het volle bezit van AL's geest door Alue, Zijn Zoon, Christus Jezus, onze Heer, en uit de nu gedeeltelijke, maar straks volle gift aan Zijn zonen, de partners van Alue(Hebr. 1:9) tijdens de eonen en het ontvangen ervan door allen bij de voleinding er van.

DRIE FASES VAN ONDERSCHIKKING
De uitwerking van de goddelijke onderschikking van allen gedurende de eonen kan worden samengevat in drie hoofdhandelingen en uiteen gezet als een terugkerende beweging(1Kor.15:27,28):
1. Alles in AL, Hemzelf.
2. Alles in Alue, Zijn Zoon
3. Alles in Alueïm, Zijn Zonen
4. Alles in al Zijn schepselen.

Aangezien AL onzichtbaar is voor al Zijn schepselen, kan er geen direct contact zijn tussen Hem en hen, waardoor Hij Zich niet rechtstreeks onthult aan de gevoelhebbende wezens die Hij onderschikt. Vandaar ook de noodzaak van het hebben van bemiddelaars in wie Zijn geest werkzaam is, die wel gezien en gehoord kunnen worden. Hiertoe schiep Hij Zijn Zoon(Openb. 3:14), Die Zijn zichtbare Beeld is en Zijn hoorbare Woord, doorheen Wie Hij Zichzelf openbaart en aan Wie Hij de taak van het onderschikken van allen toevertrouwde. Daar de Zoon ook te veel heerlijkheid bezat om met de mensheid in contact te treden, werd de onderschikking opgedragen aan de lagere Naartoe-Onderschikkers, de "werkers", de "dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven"(Hebr. 1:14;NBG) en aan de profeten en de priesters uit de oude tijd. Deze faalden om hun taak ten volle te volbrengen, zodat later, toen de tijd daar was, de Zoon Zichzelf ontdeed van Zijn heerlijkheid, mens werd, leed, stierf en werd opgewekt, aldus de kracht, wijsheid en liefde van de Allerhoogste Onderschikker onthullend. Daar Hij eerst met slechts een klein deel van de mensheid in contact werd gebracht, en dat nog voor een korte periode, werd een kleine hoeveelheid van AL's geest ook toegewezen aan andere mensen, zoals de apostelen, inclusief Paulus, en aan allen in wie AL's geest vandaag verblijf houdt. Aan deze gezalfde zonen, die door Alue aan AL zijn onderschikt, is de taak overgelaten van het, tijdens de afwezigheid van Alue, onderschikken van hen die geroepen zijn. Deze zijn als de Alueïm van de Hebreeuwse onthullingen.

DE ENE GEEST
Hoewel onze bekende vertalingen geen onderscheid maken tussen AL, de Allerhoogste Onderschikker, en de langere vormen, is dit toch van cruciaal belang. Het essentiële verschil tussen AL en de langere vormen is dat Hij allen naar Zichzelf onderschikt, terwijl zij allen naar Hem onderschikken. In werkelijkheid is Hij Zelf de enige Onderschikker van allen, want het wordt door één geest gedaan die in en door Zijn Zoon werkt en door de onderschikte zonen. Zij zijn de instrumenten die Hij gebruikt. Zoals bij alle geestelijke onderschikking is de geest van AL de enige efficiënte kracht. Zelfs wanneer het meervoud, Onderschikkers, wordt gebruikt en het werkwoord harmonieuze aktie uitdrukt, staat het in het het enkelvoud. Het verwijst alleen naar hun geestelijke activiteit, gemotiveerd door middel van AL's ene geest.

HET MAJESTEITSMEERVOUD
Onder geleerden is de gebruikelijke verklaring van de "meervoudsvorm", Alueïm(Naartoe-Onderschikkers), dat het een geval van "majesteitsvorm" is. In het verleden konden we geen betere verklaring ervoor vinden, dus stonden we het toe, totdat we gedwongen werden onderscheid te maken tussen de drie vormen, AL, Alue en Alueïm, de eerste twee enkelvoud, de laatste met toevoeging van "-im", de normale verwijzing naar meervoud in het Hebreeuws.
De titel Allerhoogste, die majesteit veronderstelt, wordt zeven maal gebruikt met AL, wat dus relatief zelden voorkomt, maar slechts twee maal wordt het verbonden met Alueïm, wat zelf meer dan 2.000 maal voorkomt. Dit zou niet kunnen als het meervoud, Alueïm, een teken van majesteit zou zijn. In de twee-en-tachtigste Psalm oordeelt AL, de Onderschikker, de Alueïm, de Naartoe-Onderschikkers, voor hun falen. Dit alleen al zou ons moeten laten zien dat het idee van majesteit niet met hen verbonden kan worden, in tegenstelling tot de kortere vorm AL. Aanvankelijk konden we geen enkele Schriftplaats vinden waar Allerhoogste wordt gebruikt samen met Alueïm, maar een diepgaander onderzoek leverde twee gevallen op. De Hebreeuwse tekst is echter zodanig verknoeid dat dit verwacht mocht worden en alleen een grote meerderheid, zoals in dit geval, kan de zaak beslissen.

ENKELVOUD EN MEERVOUD
Het wordt algemeen aangenomen dat de meervoudsvorm Alueïm altijd enkelvoudig van betekenis is. Dit is echter niet het geval. In de twee-en-tachtigste Psalm is het zowel enkelvoudig als meervoudig. Het is tien maal het normale meervoud, en slechts vijf maal het enkelvoud, verwijzend naar de AL in hen, zowel als in hun titel(verzen 1, 6 en 8), zoals hieronder:
"1. De Alueïm is gesteld in de vergadering van AL"
"6. Ik. Ik zeg: "Alueïm zijn jullie"
"8. Sta op, Alueïm! Oordeel, de aarde!
Want het is jij, jij zelf die het lotdeel zal hebben van de volkeren."

Als Al hen oordeelt vanwege hun falen, spreekt Hij hen toe in het meervoud, als individuen. Op de andere plaatsen worden ze als eenheid gezien. Er is altijd falen wanneer het meervoud is, want ze oordeelden in ongerechtigheid, partijdigheid(vers 2), zonder begrip, wandelden in duisternis(3,4,5), stervend, vallend(7). Als individuen zijn we mislukkelingen. Alleen als AL in ons is kunnen we Zijn werk doen. De voleinding bestaat uit het God Alles in allen zijn. Dit zou ons goed moeten helpen te voorkomen dat we onze eigen wil doen, maar alleen op de kracht van Zijn geest vertrouwen, die bij ons inwoont.

Aangezien zo'n probleem de meesten van ons te boven gaat, zal het verstandig zijn het te laten bezien door de Onfeilbare Expert, onze Heer Jezus Christus. Hij citeerde vers 6, Ik zeg, jullie zijn goden", en sprak over hen tot wie het woord van God kwam(Joh. 10:34). Dit zou het grootste deel van het probleem moeten regelen, dat Alueïm naar meer kan verwijzen dan naar één, zoals het dat inderdaad ook in vele andere gevallen ook doet, zoals bv. naar de "richters" van Israël(Ex. 21:6) of naar valse goden. Maar ze mogen ook gerekend worden als een klasse, of als één in geest, slechts middel of mond zijnde door wie AL werkt.

De Zoon van God heeft duidelijk aan ons uitgelegd hoe twee ook één kunnen zijn in "werken"(Joh. 10:30-38). Wie deed de werken die Hij deed? Hij zei "Maar de Vader.... doet Zijn werken"(Joh. 14:10). Deed de Zoon dan geen werken? De werken die Hij deed werden door de Vader in Hem gedaan. Dit is AL's werkwijze doorheen de eonen, speciaal bij het onderschikken. Zoals blijkt zal het worden gedaan door Zijn Zoon en anderen onder Hem, maar de kracht is allemaal van Eén. Wanneer God eenmaal Alles in allen is, zal Hij in allen werken en zullen zij als één werken. Dit is in het Hebreeuws uitgedrukt door een enkelvoudig werkwoord te gebruiken, hoeveel lagere Onderschikkers er ook bij betrokken zijn. De Joden uit de dagen van onze Heer verstonden dit duidelijk niet, dus kunnen we ook niet verwachten dat hun geschriften op dit gebied in perfecte orde bewaard zijn gebleven. Hetzelfde is waar van het zogeheten "Christendom". Ze schijnen deze grote waarheid al heel vroeg verloren te hebben, want ze vervingen het door vage theologische speculaties, en de zogenaamde "vrije wil", die God van Zijn macht en goddelijkheid berooft.

Het Hebreeuws, een natuurlijke taal, maakt gebruik van sommige van de zogeheten "dienstbare" letters om stammen te wijzigen, net zoals wij de letter a gebruiken om negatief te stellen, zoals bv. in asociaal - niet sociaal. Maar in het Hebreeuws wordt het veel weidser gebruikt, zoals we hebben gezien met de letter U (END, voortgang uitdrukkend), en E(TOT of -naar, richting aangevend). Precies zo gaat het met de letter M. Op zichzelf betekent ze VAN (in de zin van vanaf). Soms lijkt het dat dit algemeen idee elders wordt tegenhouden, zelfs wanneer het aan het eind van een woord is, zoals in de zogenaamde meervouden -"im". Het lijkt de bredere gedachte te omsluiten van afscheiding, dat noodzakelijkerwijs meer dan één inhoud. Zou dit niet een van de diepere verborgenheden zijn in de titel Alueïm? Zij hebben niet alleen de geest van AL, de Onderschikker, maar ook een menselijke geest in zich. In het geval van Alue, de Zoon, is er, hoewel hij afgescheiden is van AL, geen geestelijke verborgenheid. Bij andere onderschikkers is die er wel, tot ze levend gemaakt worden en geheel onderschikt zijn aan AL, wanneer AL alles in hen zal zijn.

In veel gevallen echter laat men de laatste letter m vallen, in het bijzonder wanneer de onderschikker verbonden is met hen die onderschikt zijn, zoals de Aluei van Israel. In dit geval is de -m weggelaten aangezien het directe verband er een tussen hen en de anderen is, niet met AL, en hun geestelijke dualiteit niet in zicht is. Daarom zullen we het in de Concordante Versie mogelijk laten zien als "Aluei van", in plaats van Alueim, of de m in een kleiner lettertype zetten, om aan te gevend dat ze in de Hebreeuwse tekst niet voorkomt.

ALUEIM OF ALEIM
Daar Alueïm het meervoud is van Alue, waarin dezelfde gedachte wordt uitgedrukt, begonnen we het te schrijven met de u. Maar aangezien de letter u in de Hebreeuwse tekst niet werd gebruikt, alleen aangegeven met een masoretische punt boven de regel, verwierpen we ze. Toen we echter de Dode Zee rollen (nu aangegeven met het symbool 1Q) vergeleken met onze tekst, vonden we dat vrijwel altijd de letter u er in voorkwam! In latere teksten was ze vervangen door een hoge punt. Daarom zullen we het ook zo herstellen.

DE GEEST ALS PERSOON
De geest van AL, of de Plaatser, wordt vaak als een persoon weergegeven en er wordt over gesproken als was het een individu. De Zoon sprak van de heilige geest, de geest der waarheid, die uitgaat van de Vader, als een trooster(Joh. 14:26; 15:26), die de plaats zou innemen van Jezus na Zijn vertrek. De Zoon was inderdaad een enkel Persoon, maar de geest die Hij zond was niet een enkele mens, maar een onzichtbare, niet-materiële Aanwezigheid die het leven van hen beïnvloedde, net zoals Hij had gedaan. Aangezien hij niet gedefinieerd kan worden, maakte Hij hem bekend door middel van figuren. Zo ook in het Hebreeuws. Daar echter wordt de geest Naartoe-Onderschikker genoemd, want dat is zijn taak. Hij was niet beperkt tot één individu, maar aanwezig in hen die door AL gemachtigd waren om deel te nemen aan Zijn doelstellingen der eonen.
Daar de Zoon, Alue, ten behoeve van onthulling, hetzelfde is als Zijn Vader, AL, wordt naar beide opgezien als Eén(Joh. 10:30). "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien"(Joh. 14:9;NBG). Maar het is heel anders met de lagere zonen. Aanvankelijk, voor hun levendmaking, met slechts een voorsmaak van de geest, verschillen ze in sommige opzichten aanmerkelijk. Daarom zijn ze ook nogal tweeslachtig in hun karakter en in het geheel niet een Onderschikker zoals de Zoon. Ze falen er in allen te onderschikken tijdens de eonen van het kwaad, totdat .... de Zoon Zelf verschijnt in heerlijkheid tijdens de eonen der eonen. AL is niet alles in hen, daar ze hun eigen geesten nog hebben, totdat ze levend gemaakt worden.

Het feit dat Alue, zonder de meervouds-uitgang, verwijst naar de Ene doorheen Wie allen zijn onderschikt, maakt het onmogelijk deze zelfde vorm te gebruiken voor ieder van de Naartoe-Onderschikkers. Het zou grote verwarring veroorzaken door dit te doen, want er is maar één Alue, Die Naartoe-Onderschikker is, hoog boven de rest, doorheen Wie allen zijn onderschikt. De Alueïm moeten onderscheiden worden van AL en Alue, zelfs als het slechts over één enkele persoon gaat. In de triade van Vader, Zoon en zonen kunnen we in onze taal het verschil duiden door de Zoon te gebruiken voor De Eerstgeborene, en een zoon voor alle anderen. In het Hebreeuws kan dit echter niet. Men gebruikt daar in zo'n geval Alueïm.

Dit wordt verondersteld als een geestelijke uitleg van veel van de voorkomende plaatsen van het meervoud, Alueïm, waar een of meer vertegenwoordigers inbegrepen zijn, doch slechts één geest in hen allen werkt. Niemand, zelfs Jezus niet, kon zonder die geest mensen onderschikken aan Zijn Vader(Joh. 8:28). Hij Zelf zei: "de Vader, die in Mij blijft, doet Zijn werken."(Joh. 14.10;NBG). Hij, de Naartoe-Onderschikker, Degene die de andere Naartoe-Onderschikkers onderschikt, deed dit allemaal door middel van de geest van de Allerhoogste Onderschikker. Al het onderschikken wordt bewerkstelligd door deze geest, die AL overdroeg aan Zijn Zoon bij Diens verwekking, net zoals een menselijke vader dat doet. Dit wordt voor ons als volgt beschreven:"Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden."(Luc. 1:35;NBG). Hij was de Enig verwekte Onderschikker(Joh. 1:18).
Er is een prachtige harmonie tussen de meervouds- of duale vorm van AL en Zijn doelstelling om alles te worden in Zijn schepselen. Wanneer Hij alles in hen zal zijn, zullen ze nooit op hun eigen kracht werken, maar zal Hij in hen werken. Zelfs vandaag is wat we doen en Hem welgevallig is niet van onszelf, maar van Zijn geest in ons. Op het gebied van het onderschikken kunnen we dit duidelijk zien. Zonder de werking van Zijn geest kunnen we "geen enkele ziel redden."
We zouden ons voortdurend bewust moet zijn van het feit dat een ieder van ons niet een onafhankelijke werker is, maar AL, Hij doet het werk. Wij zijn slechts instrumenten in Zijn handen. De AL in Alueïm is Zijn geest. Wij zijn alleen de -ueïm, de gebrekkige instrumenten. In de praktijk kan de ene goddelijke geest vele individuen omvatten.

We moeten er met nadruk op wijzen dat AL zegt: "dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond des Heren uitgaat."(Deut. 8:3;NBG). Toch werd het eigenlijke werk niet door AL gedaan, maar door Mozes, en door Gods Zoon(Matt.4:4) en door hen die deze woorden hardop lazen, kortom: door vele individuele Naartoe-Onderschikkers. AL moge dan letterlijk Zich nooit hebben geuit door geluid, maar Mozes en Zijn Enig-geboren Zoon deden dit duidelijk wel, eerst in het Hebreeuws en daarna in het Grieks en nu zeggen we het in het Engels (en Nederlands; vertaler). De klank is heel anders, net zoals de individuen, maar de betekenis is hetzelfde. Op deze manier onthult AL Zijn woord doorheen Alue en Alueïm.

Op het eerste gezicht lijkt het ongelofelijk dat Alueïm, de meervoudsvorm, die veel vaker wordt gebruikt dan de andere twee tezamen, anderen zou kunnen omvatten dan het Ene Allerhoogste Wezen. Maar wanneer we Zijn activiteiten beschouwen en de nadrukkelijke uitspraken lezen over het aandeel dat Zijn Zoon er in heeft, dan wordt het duidelijk dat er tenminste twee bij zijn betrokken. Allen zijn tot stand gekomen door de Zoon, als het Woord(Joh. 1:3). Alles werd in Hem, door Hem en voor Hem geschapen en heeft zijn samenhang in Hem(Kol.1:16). Zoals Adam het menselijk ras in zich had, zo had de Zoon de gehele schepping in Zich. En zoals de hele mensheid deelneemt aan Adam's geest en zijn opdracht uitvoert om de aarde te onderschikken, zo nemen Zijn heiligen deel aan Zijn geest en voeren Zijn opdracht uit als Naartoe-Onderschikkers, bij het onderschikken van allen. AL werkt zelden alleen, maar Zijn geest voert de onderschikking van allen uit doorheen hen die hem hebben ontvangen. Dit verklaart waarom het meervoudige Alueïm zo vaak wordt gebruikt.

Er is weinig over deze waarheid onthult in de lagere regionen van openbaring, want daar is alles in raadselen gehuld(1Kor. 13:12). Zo is het ook met deze titel. Maar in Johannes' en speciaal in Paulus' geschriften, wanneer hij de huidige alles overstijgende waarheid onthult, wordt ons rechtstreeks gezegd dat "Alles is uit God"(2Kor. 5:18) en dat Hij "in alles werkt naar de raad van zijn wil,"(Efe. 1:11;NBG). Onderschikking is werkelijk Zijn exclusieve taak. Hij alleen heeft de kracht en Hij alleen zal de vruchten oogsten. Hij alleen onderschikt Zijn schepselen aan Zichzelf. Zijn Zoon, en zij die door de geest van de Onderschikker zijn gezalfd, zijn ondergeschikt aan Hem, en onderschikken anderen weer aan Hem, niet aan hen zelf, want zij zijn Naartoe-Onderschikkers.

Uit het voorafgaande kunnen we zien dat het van het grootste belang is onderscheid te maken tussen het enkelvoudig en meervoudig gebruik van AL, daar het een treffend beeld geeft van Zijn Hebreeuwse onthulling, die ons voorbereidt voor de hogere waarheid van Gods geestelijke eenheid met allen die tijdens de eonen van Hem zijn en met iedereen bij de voleinding. De huidige verwarring, door het te ontkennen, verhult eerder dan dat het onthult. We herkennen nu dat wanneer we de enkelvoudige tijdsvorm gebruiken, zoals in het Hebreeuws, het veel eenvoudiger is de waarheid uit te leggen. Voor de geestelijke heilige zal het een voortdurende herinnering zijn dat alles nu uit de Onderschikker is en dat dit Hem "Alles in allen" zal maken bij de voleinding. Daarom zullen we de geïnspireerde tekst volgen, in de vreze en gunst van de Onderschikker, er voor kiezend Hem te dienen boven de mens.

DE ZOON ALS LAATSTE GEZONDEN
Samen met de vele Bijbelstudenten waarmee ik in contact ben gekomen, dacht ik ooit dat onze Heer aan de vroege mensheid was getoond en tot Adam en anderen sprak voordat Hij in het vlees tot ons kwam. Het was niet eenvoudig om dit idee op te geven, daarom heb ik in deze een groot gevoel van medeleven met anderen. Toen ik vond dat de titel Alue blijkbaar zo weinig werd gebruikt, en nooit in verband met zo'n kenbaar worden, kwam de gedachte op aan de uitdrukking aan het begin van de brief aan de Hebreeën:

"Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon,"
(Hebr. 1:1;NBG)
Daarmee komt de gelijkenis overeen die onze Heer sprak over de wijngaard, tot wiens pachters de eigenaar slaaf na slaaf stuurde. Uiteindelijk zond hij zijn zoon(Marc.12:6).
In Hebreeën wordt de relatie tussen de vroege boodschappers en de Eerstgeboren Zoon volledig uiteen gezet, beginnend met de verklaring dat God tot hun vaderen sprak in de profeten. Dan wordt de Zoon vergeleken met de boodschappers, doorheen wie God met de mensheid had gecommuniceerd en hen de Wet had gegeven(2:2). Het was niet passend de Zoon te associëren met de verwelkende heerlijkheid van de Wet en al het falen van de kwade eonen, over welke de verschillende Alueïm, of Naartoe-Onderschikkers, geplaatst waren, want zij slagen niet in hun opdracht(Psalm 82). Daarom zullen de ophanden zijnde eonen niet aan deze boodschappers worden onderschikt. Ze zullen worden onderschikt door de Mens, Jezus, de Naartoe-Onderschikker, Die Zichzelf stelde onder de boodschappers om zo te lijden en te sterven, maar nu, ver boven hen, is bekleed met heerlijkheid en eer. Hij is, met Zijn broeders, de Naartoe-Onderschikkers van de toekomst. Zij zullen uiteindelijk de onderschikking van allen bereiken.
De helderste onthulling die ons is gegeven over de voor-menselijke Christus, laat zien dat Hij onafscheidelijk was van de vorm van God, en Zichzelf moest ontledigen, de vorm van een slaaf aannemend, om zo in de gelijkenis van de mensheid terecht te komen(Filip. 2:6,7). Dit houdt in dat Hij in het verleden niet een menselijke vorm had aangenomen! Zijn heerlijkheid was veel te groot voor menselijke waarneming. Zelfs de Wet werd via boodschappers voorgeschreven(Gal. 3:19; Hand 7:53). De verwelkende heerlijkheid van de Wet kwam via Mozes, de blijvende heerlijkheid van genade en waarheid kwam via Jezus Christus. Hijzelf zei:
"Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is.....Maar Ik zeg u..."
(Matt. 5:21,22;NBG)
Niemand heeft ooit God gezien. De Enig-verwekte God, Die aan het hart van de Vader is, Hij ontvouwt Hem. Hieruit volgt dat de Zoon, de Naartoe-Onderschikker, niet afdaalde om, tijdens de bedeling van veroordeling, in de heerlijkheid die Hij het verleden had met de mensheid in contact te treden. Hij werd er geen deel van, totdat Hij er in werd geboren opdat Hij genade en waarheid kon toedienen. Deze vernedering was veel groter dan we kunnen bevatten, zelfs als we zien op de diepere afdaling in de schaamtevolle dood aan het kruis.

DE BEDIENING VAN DE BOODSCHAPPERS
De bediening van de boodschappers hield niet op, zelfs niet toen onze Heer menselijke vorm aannam. We zullen er hier slechts een paar noemen. Een verscheen aan Jozef, de aanstaande echtgenoot van Maria(Matt. 1:20); Gabriël verscheen aan Zacharias en Maria(Luc. 1:19,26); de herders(Luc. 2:13); bij de vijver van Bethesda(Joh. 5:2); aan Petrus(Hand. 5.19, gevangenis 10:7), in Joppe(Hand. 10:3), gevangenis (12:7); Filippus (Hand. 8:26); Herodes geslagen(Hand. 12:23); Paulus, op een schip(Hand. 27:23); Johannes(Openb. 1:1). Johannes de Doper was zelf een boodschapper(Matt. 10:11). Ook zij zijn onderschikt aan de Naartoe-Onderschikker. Hij had twaalf legioenen ervan tot Zijn beschikking, zelfs in Zijn vernederde toestand(Matt. 26:23). In deze bediening van hemelse zegeningen zijn de geestelijke machten van boosheid onze belangrijkste tegenstanders(Efe. 6:10-17), maar leden van het Lichaam van Christus hebben zulke tussenpersonen niet nodig.

VOOR EN NA DE VOLEINDING
In verband met de vragen die zich voordoen bij de voleinding, zoals: "Zal de vader de Onderschikker blijven ná de eonen?", zijn we verplicht het verschil tussen Hem en de Naartoe-Onderschikkers, Alue en Alueïm, nauwkeurig ue onderzoeken. Niet alleen is er een e aangevoegd om het tot uit te drukken, maar is er ook een u ingevoegd dat in een zo precies mogelijke sublinear als TOT-ONDERSCHIK-END iemand kan worden weergegeven, d.w.z. zij die daadwerkelijk onderschikken, terwijl AL de ONDERSCHIK-er zal zijn, zonder het END, want het beschrijft eerder zijn bediening, dan de uitvoering, die Hij opdraagt aan anderen. Bij de voleinding, wanneer allen zijn onderschikt, zal het onderschikken ophouden omdat het voltooid is. Dan zal er niemand meer zijn die onderschikt. Maar het feit dat ze het gedaan hebben blijft bestaan, net zoals het feit dat het Al was die het doorheen hen deed.
Een koning delegeert gewoonlijk het feitelijke vechten in een oorlog aan een generaal, die dat weer doet door middel van ondergeschikten. Maar wanneer de overwinning is bereikt, en het eigenlijke vechten over is, behouden de generaal en die onder hem staan hun rang en titel. Maar na de eonen zal dat niet zo zijn. In het Hebreeuws is dit verschil eenvoudig uit te drukken door de u te laten vervallen. Christus zal niet langer de Naartoe-Onderschikkende zijn, Alue, noch zullen de heiligen meer de Naartoe-Onderschikkenden, Alueïm, zijn, want ze zullen zich dan niet meer bezig houden met onderschikken. Maar Hij zal nog steeds de grote Ale, Degene Die allen aan AL heeft onderschikt, en de anderen zullen Aleïm zijn, zij die de eer kregen onder Hem te mogen dienen. Deze opmerkelijke eigenschap van het Hebreeuws schijnt vergeten te zijn. We zullen het opnieuw bekijken als we de goddelijk Naam (Ieue) gaan bestuderen, waar het dezelfde kracht heeft.

Er zijn drie terreinen van onderschikking: stof, ziel en geest. Bij de schepping onderschikten de Alueïm de hemelen en de aarde, zodat zij tot op vandaag gehoorzamen aan de "natuurwetten". De mensheid werd de controle gegeven over de levende zielen op de aarde, omdat Adam een extra portie van de goddelijke geest ontving. Geestelijke onderschikking is de bediening van hen die bijzonder begiftigd zijn met geest van AL, met de Zoon als hun hoofd, doorheen Wie allen tot onderschikking zullen worden gebracht. De uitdrukking "Onderschikker" mag voor ieder van hen worden gebruikt. Ze kunnen van elkaar worden onderscheiden door hun context. Onze Heer onderschikte gedurende Zijn bediening op aarde niet alleen de geesten van mensen en verzadigde Hij hun zielen met voedsel, maar ook de wind en de golven gehoorzaamden aan Zijn wil (Matt. 8:23-26). Toch was dit slechts een voorproefje van verdere fysieke wonderen tijdens het millennium. Hij is de Naartoe-Onderschikker in alle drie de gebieden: stof, ziel en geest en zal ze in Zijn koninkrijk allemaal controleren.

ONDERSCHIKKERS IN DEN BEGINNE
Na de woorden "In den beginne", gaan de vertalingen verder met: "schiep God". Maar het geïnspireerde Origineel zegt dat de schepping werd gedaan door Alueïm, door Naartoe-Onderschikkers. Dit schijnt tot op heden een onoplosbaar raadsel te zijn. We smeken onze geachte lezers bij ons te blijven als we nu proberen te laten zien dat de Schrift precies bedoelt wat ze zegt en dat er geen noodzaak is ze te wijzigen overeenkomstig onze duistere misvattingen.
De sleutel tot dit raadsel volgt al snel, in het derde vers, want de geest van God (Alueim, Naartoe-Onderschikkers) trilt boven het oppervlak van het water. God is geest, en Hij werkt door middel van Zijn geest, maar doorheen hen aan wie Hij ze geschonken heeft.

DRIE SCHEPPINGEN
De meesten van ons hebben het idee geërfd dat er één enkele schepping was, een onmiddellijke handeling die materie deed ontstaan en die nooit meer herhaald hoefde te worden.
Dit is een veel te beperkte gedachte. Er zijn drie afzonderlijke scheppingen, waarvan er twee al in het verleden liggen en een nog in het verschiet. Twee hebben een materiële basis, maar een is volkomen geestelijk. Zelfs van de toekomstige materiële schepping wordt niet gezegd dat ze uit het niets zal zijn. De centrale geestelijke schepping, onthult door Paulus(2Kor. 5:17) ontsprong in AL, maar komt tot ons door het werk van Christus en de onthullingen van Paulus en andere tussenpersonen. Zo was het waarschijnlijk ook in de eerste materiële schepping. Daarom lezen we dat Alueïm, niet AL alleen, de hemelen en de aarde schiepen. In het licht van latere onthullingen, die ons leren dat alles tot stand kwam door het Woord, zonder welk zelfs niet één ding tot stand kwam, kunnen we de schepping van de hemelen en de aarde niet beperken tot één enkele Onderschikker alleen: AL.
Aangezien we niet aanwezig waren tijdens deze schepping moeten we geheel afgaan op Zijn Woord, dat laat zien dat niet alleen de Vader, als Onderschikker, maar ook Zijn Zoon betrokken was bij het scheppen van de hemelen en de aarde. AL was de bron, want alles is uit Hem, maar Alue was de Weg, want alles is door Hem(Rom. 11:36). Er kunnen ook anderen bij betrokken zijn geweest, zoals de zonen van Alueim die aanwezig waren bij de grondlegging van de aarde (Job 38:7).
Alhoewel niet alles rechtstreeks door AL Zelf werd geschapen, maar door Zijn Zoon(Kol.1:15), toch was de geest die van AL. Dus: uiteindelijk is alles uit God(Rom 11:36).

In het latere en grotere werk van de verzoening, machtigde de Vader de Zoon om Zich te ontledigen van Zijn voortijdse macht en heerlijkheid, en Zich te vernederen door mens te worden en af te dalen in de meest schaamtevolle dood, als een Offer voor allen, om Hem daarna te bekleden met macht en heerlijkheid en te laten heersen over allen en allen naar Hem toe te onderschikken. Maar de Vader koos ook vele anderen, aan wie Hij een maat van Zijn heilige geest toedeelde, om zo als vertegenwoordigers onder Hem te werken in het bereiken van de rest. Zo schijnt het te zijn geweest in de vroege en lagere sferen van de schepping.

DE GEEST VAN ADAM
Menselijke wezens, de afstammelingen van Adam, zouden het veel eenvoudiger moeten vinden dan boodschappers om te begrijpen hoe één geest door velen gedeeld kan worden, want de levensadem die Adam ingeblazen kreeg werd aan al zijn nakomelingen doorgegeven. Hoewel hij is doorgegeven aan vele, vele miljoenen, spreken we er nog steeds over als één, wat hij dan ook werkelijk is.
Bovendien maakt deze geest van alle mensen onderschikkers, niet alleen Adam. Net zoals de ene geest de mensheid tot onderschikkers van de dieren maakt, zo maakt de ene geest van de Onderschikker, AL, allen die hem ontvangen tot onderschikkers in de hogere sferen van de geest. Wanneer we spreken, spreekt Adam in ons. En wanneer we Gods woorden herhalen, spreekt Hij, wij spreken het slechts uit. Wij zijn geen onderschikkers buiten Hem om. Daarom zijn we Naartoe-Onderschikkers, net zoals al Zijn boodschappers.

(HET) BEGIN
Een absoluut begin is in de Schriften onbekend, net zoals een absoluut einde. Zoiets valt buiten het menselijk begrip, zelfs al zou het in het Woord worden genoemd. Zoals er al vaak op is gewezen, is het begin in Genesis niet het begin van alle dingen, maar slechts dat van de materiële hemelen en aarde. Daar alles werd geschapen in de Zoon van Gods liefde, is Hij vóór al het andere en heeft alles zijn samenhang in Hem. Hoewel er geen menselijke wezens waren vóór Adam, waren de zonen van Alueïm aanwezig bij de grondlegging van de aarde, zoals aan Job werd medegedeeld. Om hem te plaatsen waar hij hoort, samen met de rest van de mensheid, werden Job een paar pittige vragen gesteld:

"Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het, indien gij inzicht hebt!
5 Wie heeft haar afmetingen bepaald? Gij weet het immers! Of wie heeft over haar het meetsnoer gespannen?
6 Waarop zijn haar pijlers neergelaten, of wie heeft haar hoeksteen gelegd,
7 terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen Gods jubelden?"

(Job 38:4-7;NBG)
Hier worden we voorgesteld aan hen die "in den beginne" aanwezig waren. Zij waren blij en diep onder de indruk door het grondvesten van de aarde. Het schijnt eerder een doorlopend proces geweest te zijn dan een plots mirakel, en wordt hier vergeleken met het oprichten van een groot gebouw op aarde.
Gods geest is letterlijk onwaarneembaar, zelfs wanneer hij in anderen aanwezig is. Het was onmogelijk hem in letterlijke termen te omschrijven, daarom worden deze vroege zonen dan ook figuurlijk voorgesteld als sterren. De komst van Christus werd door een Ster uit Jakob voorzegd(Num. 24:17), die de magi naar Zijn geboorteplaats leidde(Matt. 2:2). De maan en de sterren regeren de nacht. In de era van het einde zijn zeven sterren de boodschappers van de ekklesia's(Openb. 1:20) en de Wortel van David zal de schitterende Morgenster zijn, aankondiger van het komend koninkrijk. Zo vierden de sterren "in den beginne" de komst van de aarde(Job 38:4-7). Dit is zeer suggestief. AL was omkleed met duisternis en slechts vaag verlicht door de zwakke uitstraling van de sterren. Maar toen de aarde was gegrondvest, stond de dag op punt van aanbreken, want het moest het middel worden van Zijn meest complete onthulling aan al Zijn schepselen.

ZIELSE ONDERSCHIKKING
In het tweede geval van onderschikking, in Genesis 1:28, wordt, na het formeren van Adam, verwezen naar de levende zielen op aarde. Dit zal worden bereikt als de dieren zijn onderschikt in het komende koninkrijk en de gehele mensheid verzoend zal zijn bij de voleinding. Zielse onderschikking, aan de mensheid gegeven, en later, toen de vrouw zondigde, geconcentreerd in de man, werd door zijn eigen zonen geërfd. Toen zij zijn eigen dochters huwden, scheen de eerste familie een soort adel gevormd te hebben. Toen de mensheid veelvuldig was geworden, waren deze bijzonder onderscheiden van de rest (reuzen, Gen. 6.4) en de zonen waren heren, stervelingen met de naam. Deze waren zonen van de oorspronkelijke onderschikker die boven het voor-Zondvloedse ras stonden, zeker nadat Adam was gestorven.
Na de Zondvloed werd de onderschikking op een andere basis gebracht, die iets was veranderd, en voortgezet met het roepen van Israël. Ze zal uiteindelijk worden verkregen in de Messias, de Zoon van Adam en de Zoon van de Allerhoogste Onderschikker, Die allen tot de Vader zal onderschikken bij de voleinding. In de tussentijd zijn wij onderworpen aan de overheden, die Gods dienstknechten zijn ten behoeve van ons welzijn(Rom. 13:1-4).

DE GOD VAN SHEM
Na de Zondvloed lezen we over Alueï Shm, de Onderschikkers van Shem. Hij is de voortbrenger van de Shemieten(niet: Semieten), waaruit Abram en Israel zijn voortgekomen, die AL's belangrijkste Naartoe-Onderschikkers op aarde zijn(Gen. 9:26). Ieue wordt in het bijzonder de Onderschikker van Abram genoemd, en vanIzaäk, en van Jakob(Ex. 3:15), en van alle Hebreeërs(Ex. 3:18), en van Israel(Ex. 5:1), want deze, en hun zaad, zijn Zijn middelen tot onderschikking van de mensheid. Uit hen kwam David voort, de koning, en uit hen kwam de Messias, de Naartoe-Onderschikker, Die niet alleen over de hele aarde zal regeren, maar alle vijanden onder Zijn voeten zal stellen. We kunnen de aanvang van deze grootse voleinding zien in de onderschikking van Shem en van Israël, want aan hen vertrouwde Hij Zijn onthulling aan de mensheid toe.

MAN GODS
Het kan behulpzaam zijn zinnen als "de man Gods" te vertalen als "de man van de Naartoe-Onderschikkers". Het geeft ons een vaststaand idee van de betekenis en komt volledig overeen met "Gods" hoofd-activiteit tijdens de eonen. Het is toepasbaar op allen die Hem dienen bij Zijn werk van universele onderschikking. Heel passend wordt het gedefinieerd bij Farao, bij het beschrijven van de man onder hem die zijn volk kon onderschikken. Hij spreekt over hem als een die de geest van God heeft, iets dat de essentiële eigenschap is van iedere man van God(Gen. 41:38). Daarna komt Mozes, die Ieue's volk aan Zijn wet onderschikte. Het wordt van hem vaker gezegd dan wie dan ook in dit verhaal(Deut. 33:1; Jozua 14:6; 1Kron. 23:14; 2Kron. 25:9; Ezra 3.2; Psalm 90:1). Het wordt toegepast op de profeet Samuel(1Sam. 9:6 etc), Elia(2Kon. 1:9), en op David (Neh. 12:24,36). Dit laat zien dat de Onderschikker deze titel toepast op hen doorheen wie Hij Israël tot Zichzelf aan het onderschikken is.

AL ALUEÏM, ONDERSCHIKKER VAN NAARTOE-ONDERSCHIKKERS
Jakob worstelde te Peni-AL met een man(Gen. 32:24,31). De KJAV zegt dat hij God(Alueïm) zag van aangezicht tot aangezicht. Maar God is niet waarneembaar(1Tim. 6:16). Hij zag niet de Allerhoogste Onderschikker, maar een boodschapper van AL. Later, toen hij een altaar oprichtte bij Shechem(33:18), noemde hij het AL-Aluei-Ishr-AL, Onderschikker van de Naartoe-Onderschikkers van Israel.

AL MET ALUEÏM
Toen Jakob wegvluchtte van zijn broer, ontmoette Ieue hem en beloofde hem de grond waarop hij lag. Hij noemde de plaats Bith-Al, Huis van de Onderschikker(Gen. 28:16-19). Toen hij later terug kwam, bouwde hij daar een altaar en noemde de plaats AL-bith-AL(Onderschikker van het huis van de Onderschikker), want daar hadden de Naartoe-Onderschikkers(Alueïm)zich aan hem onthult toen hij vluchtte(Gen. 35:6,7). In zijn droom zag hij de boodschappers van Alueïm opstijgen en neerdalen op de hemelse snelweg(Gen. 28:12). Dit geeft ons een zinspeling op de rol die de Naartoe-Onderschikkers speelden in die tijd. Zij brachten de boodschap van AL over. Dit was vaak het geval in Israël. Vandaag zendt Hij menselijke ambassadeurs om te verzoenen en mensen te onderschikken naar Zijn wil.

KORACH
In Numeri 16:22 worden AL en Alueïm samen gebruikt bij de opstand van Korach, toen Ieue op het punt stond de hele samenkomst in een oogwenk uit te roeien, protesteerde Mozes, zeggend: "AL Alueï(Onderschikker van Naartoe-Onderschikkers) van de geesten van alle vlees." De RSV heeft hier(vertaald;WJ) "O God, de God der....", voorbijgaand aan de -ueï, wat aantoont dat het gaat om tot en meervoud. Dit verhult het feit dat Korach een van de leiders, naartoe-onderschikkers, in Israel was, en niet zo maar een gewone Israëliet. Zijn positie verlangde dat hij zijn volk onderschikte naar de Onderschikker. In plaats daarvan leidde hij ze in wegschikking. Dit noodzaakte tot een zwaar en plots oordeel. Het is alleen wanneer we deze zaken goed begrijpen, dat we de zwaarte en snelheid van het oordeel kunnen verstaan, want de aarde opende zich en verzwolg hen in een ogenblik. Wegschikking bij onderschikkers moet worden uitgeroeid!
Toen de stammen van Israël, die ten oosten van de Jordaan leefden, tegen de rest protesteerden over een altaar dat ze hadden gebouwd, lieten ze hun protest voorafgaan met "De Onderschikker (AL) van de Naartoe-Onderschikkers (Alueïm) is Ieue.(Jozua 22:22). Ze herhaalden dit om zo de nadruk te leggen op hun trouw aan de "God" van Israël. Het lijkt erg vreemd te horen dat ze andere "goden" erkenden naast de Ene, die in de tabernakel verbleef. Maar het blijkt zeer toepasselijk wanneer we zien dat deze zaak niet in handen was van het gewone volk, maar van de "hoofden" of "prinsen" in Israël, die de Naartoe-Onderschikkers waren op hun terrein. Het was voor hen heel passend dat ze speciaal zichzelf noemden als ondergeschikt zijnde aan Hem. In zulke zaken was het volk niet direct en individueel onderschikt aan Ieue, de Allerhoogste Onderschikker, maar aan de hoofden of prinsen. De laatste herziening van de R.S.V. probeert het uit te leggen door dit te schrijven: "de Machtige, God, de Heer,", terwijl de pointe ligt in het feit dat het eerste enkelvoud is en het tweede meervoud.

ZOON EN ZONEN IN HET HEBREEUWS
In de brief aan de Hebreeën spreekt AL van Zijn Zoon, in tegenstelling tot Zijn voorgaande middelen van communicatie door boodschappers(Hebr. 1:4). Ze worden behandeld als zijnde in dezelfde klasse als middel waar doorheen AL sprak, maar zeer verschillend in rang, net zoals in de Hebreeuwse geschriften ze allen Naartoe-Onderschikkers zijn, maar de Zoon de Naartoe-Onderschikker is.
Aan de goddelijke kant is Hij Zijn Zoon, de schittering van Zijn heerlijkheid en het Vaandel van Zijn aanspraak, en is Hij zo veel beter dan zij. Maar aan de geschapen kant wordt Hij hier hun Deelgenoot genoemd(Hebr. 1:9), hun Broeder(2:12), inclusief Adam en Mozes, en Jozua en de Hoofd-Priesters zoals Aäron en Melchizedek, maar wel veel groter dan wie van hen dan ook(Psalm 45:1-7: Hebr. 1:8).
In het komende koninkrijk van Christus, de Naartoe-Onderschikker, zal Hij alle volken regeren met een ijzeren staf(Openb. 12:5). Hij zal echter niet alléén regeren, maar Zijn autoriteit uitoefenen via de twaalf apostelen en andere lagere Naartoe-Onderschikkers. Ja, Zijn heiligen, die zijn geheiligd door Zijn geest, zullen de hele wereld oordelen(1Kor. 6.2). Zelfs in de hemelse gewesten zal Hij de ekklesia gebruiken, die Zijn lichaam is, om de daar verblijvenden tot onderschikking te brengen aan de goddelijke wil.

HET TEKORTSCHIETEN VAN STERVELINGEN

Wat is een sterveling, dat U aan hem denkt,
en een zoon van de mensheid, dat U kennis van hem neemt?
Toch maakt U hem bijna als een van de Alueïm. en met heerlijkheid en eer kroont U hem.

(Psalm 8:4,5; proeve van concordant vertalen)
De Alueïm schijnen ietwat boven de mensheid te staan. Wie zijn zij?
Vertalers lijken in verwarring te zijn. De KJAV geeft deze Hebreeuwse titel alleen hier weer als "engelen", waar het elders honderden malen voorkomt en dan schrijft men meestal goden of God. De Septuagint noemt ze boodschappers, wat er niet zo ver naast zit. Zo is het ook daarin ook in Psalm 8:5; 87:7; 138:1 en Hebr. 2:6. Maar de meest moderne (Engelstalige-) versie geeft het als: "God", alsof de mensheid vrijwel Goddelijk is!
Waarschijnlijk had het Grieks in de vroege dagen geen goede vervanging voor Alueïm, Naartoe-Onderschikkers. In deze passage was het echter overduidelijk dat niet de Godheid werd bedoeld, en daarom vielen ze terug op "boodschappers", iets wat heel wel op Naartoe-Onderschikkers kan worden toegepast, aangezien zij anderen door middel van hun boodschap onderschikken. Het lijkt dus helder te zijn dat deze de hemelse wezens zijn die vóór de mensheid werden geschapen en van een hogere rang zijn. Velen van hen werden als boodschapper gebruikt, maar anderen weer op andere gebieden. Hun namen variëren met hun speciale activiteit. Zo lezen we dat Alueïm sprak tot Mozes, maar elders dat dit door boodschappers werd gedaan.
In de toekomst, tijdens de dag van God(2petrus 3:12), zal de gehele levende mensheid onderschikt worden aan God, want Hij zal onder hen verblijven(Openb. 21:3,4). Dit zal worden gevolgd door alle doden die aan Hem zijn onderschikt voor de Grote Witte Troon, en levend gemaakt bij de afschaffing van de dood(1Kor. 15:26; 2Tim. 1:10). Dan, wanneer allen zijn onderschikt, zullen Naartoe-Onderschikkers niet meer nodig zijn en zal AL Zelf, met vaderlijke genegenheid, heersen als een Vader over Zijn liefhebbende familie.

We hebben veel onderzocht om de beste methode te vinden om de lezers van de Concordante Vertaling deze onmisbare feiten te brengen. De enig mogelijke weg lijkt deze te zijn: translitereer deze titel en zet de betekenis hier en daar in de marge, net zoals we denken te doen met de Naam, Ieue. Iedere letter en teken heeft z'n onmisbare betekenis voor het verstaan van de Schriften. Dit is slechts de opening van de deur naar verdere studie en hoeft geen verdere wijziging waar het naar verder licht leidt.

Moge onze genadige God het gebruiken om Zijn grote heerlijkheid als de Onderschikker Die verlangt Zijn schepselen te zegenen door Alles in hen allen te worden!.

A.E.Knoch.

Door naar deel 4


Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.


©Concordant Publishing Concern