Het probleem van het Kwaad
---
Zonde als Daad en als Feit
door A.E.Knoch.

Theologie en wetenschap hebben veel gemeen. Maar het is in de theologie veel moeilijker om theorie en feiten te scheiden dan in de wetenschap. Menige "wetenschapper" die innig de evolutie-theorie aanhing heeft ondervonden dat de grondstellingen van die theorie onjuist zijn. Eén ervan die eens erg in de mode was, staat bekend als "de overerving van verworven eigenschappen". Wat wil zeggen, dat de ervaringen van het ras worden belichaamd in ons fysisch gestel en worden doorgegeven aan volgende generaties. Maar het is nu bekend dat die gedachte volkomen zonder grond is.

De theologie heeft dezelfde theorie met betrekking tot de intrede van de zonde. Die als volgt gesteld kan worden: Adam zondigde en verkreeg een zondige natuur, die werd doorgegeven aan zijn gehele nageslacht. In de theologie is zonde een "verworven eigenschap" die door voortplanting kan worden overgebracht. Het is in strijd met alle ware wetenschap. In de natuur is het volkomen onbekend. De vraag is dan: "Wordt het werkelijk zo door God onthuld? Of is het slechts een theorie die op gezag en traditie steunt?" Als het waar is, kom dan met de feiten!

Om de theorie van verworven eigenschappen te testen hebben wetenschappers duizenden experimenten gedaan. Men nam planten en kweekte deze tot verandering, door middel van aanpassingen in voedingsbodem, verzorging, warmte en vochtigheid. Maar alle duidelijke afwijkingen bleken van korte duur en werden vergankelijk bevonden, want wanneer de plant wordt teruggezet in zijn oorspronkelijke leefruimte keert deze naar de oude situatie terug. Geen enkele van zijn nageslacht heeft voordeel van deze ervaringen. Alle ware wetenschappers hebben deze theorie verlaten als zijnde onhoudbaar en in strijd met elk bekend feit in de natuur.

Slechts in de theologie heeft deze theorie talrijke volgelingen gehouden, want er wordt vanuit gegaan dat de Schriften deze evolutionaire doctrine onderwijzen. Er wordt van ons gevraagd te geloven dat één enkele ervaring, één enkele daad van Adam, zo volkomen radicaal zijn "natuur" veranderde dat hij deze verandering op geheel zijn nageslacht overbracht. Natuurlijk is dit niet noodzakelijkerwijs verkeerd omdat het in strijd is met de natuur zoals wij die kennen. Wetenschap houdt geen rekening met schepping. En zo'n verandering in Adam kan slechts worden verklaard als een speciale schepping of wonder van Gods kant. Doch theologen zullen niet zo gauw deze noodzakelijke basis van hun theorie accepteren, want ze schuwen de gedachte dat de zonde door goddelijke tussenkomst binnentrad.

Wordt het geen tijd dat we het voorbeeld van de wetenschap volgen en onze theorieën aan een test onderwerpen? Wat is de Schriftuurlijke basis voor enige verandering in de menselijke "natuur" als gevolg van de "val"? Sommigen zullen zelfs huiveren bij de gedachte van twijfel aan zo'n heilige en orthodoxe leer. Ze kunnen beter hun eerbied overbrengen, van lege menselijke veronderstellingen naar het levende, onvergankelijke Woord van God en dan zullen ze met afschuw vervuld worden voor datgene waar ze nu met eerbied tegen op zien. We hebben lang genoeg de waarheid toegedekt met vrome uitdrukkingen. Laten we ze opzij schuiven zodat we Gods heilig Woord voor ogen kunnen krijgen.

Als theologen maar net zo nauwkeurig in de keuze en het gebruik van hun termen zouden zijn als wetenschappers, zouden ze meer solide voortgang boeken. Het gebruik van ongezonde, onSchriftuurlijke woorden vormt een onoverkomelijke barrière voor de waarheid. Ook al kunnen we ons misschien niet tot in de kleinste details aan de Heilige Schift houden, niettemin zullen al onze sleutelwoorden Schriftuurlijk moeten zijn. Het is nutteloos om dit onderwerp zelfs maar verder te overwegen zonder dat we ons van een aantal van de uitdrukkingen hebben ontdaan die de feiten verdraaien.

Ons wordt verteld dat de mensheid een "zondige natuur" heeft. Waar is dat het woord "zondig" vijf maal voorkomt in de gangbare Engelse vertaling van het "Nieuwe Testament", maar in de grondtekst komt het zo niet voor. Vier maal wordt het gebruikt voor "zondaar" (Markus 8:38; Lukas 5:8; Rom 7:13). Eenmaal staat het voor "zonde" (Rom 8:3). De American Revisers hebben deze foutieve vertaling in hun kanttekening gecorrigeerd. Het zou "het vlees van (de) zonde" of "zondes vlees" moeten zijn, en niet "zondig vlees". We lezen dus nooit over een "zondige natuur". Waarom niet? Is het in Gods Woord over het hoofd gezien of is het in de vertaling aan Gods Woord opgedrongen? Weg met de onSchriftuurlijke woorden!

Er wordt wel over de "natuur" van de mens gesproken in de Schrift. Maar het is niet die ongeneeslijk ontaarde en volkomen verdorven zaak die ons onderwezen is. De ontaarding en verdorvenheid van de mens wordt niet verbonden met zijn natuur, maar met zijn toestand. In die meest verschrikkelijke aanklacht tegen het menselijk ras, die we vinden in de eerste paar hoofdstukken van de brief aan de Romeinen, spreekt de apostel nooit kleinerend over de menselijke natuur. Integendeel, hij vertelt ons dat de naties door hun instinct (of natuur - hetzelfde woord) doen wat de wet gebiedt (Rom 2:14). Hoe kan een "gevallen natuur" ook maar iets in overeenstemming met de wet van God doen?

De zonde van de mens is niet eigen aan zijn natuur of zijn vlees. Tenzij we ons ontdoen van zulke vrome maar ongezonde, cliché uitdrukkingen zoals "gevallen natuur", en "zondig vlees", zal er, vanwege de sluier van menselijke traditie, weinig kans op zijn dat onze ogen worden geopend om te verstaan wat God zo duidelijk onthuld heeft.

De meeste van de moeilijkheden die met dit onderwerp verbonden zijn ontstaan door het gebruik, of beter misbruik, van het woord natuur. Dit woord heeft zo'n weidse strekking en is zo onbepaald dat het slechts een vage suggestie overbrengt. Ons voorstel is om het te beperken tot het Griekse woord phusis, dat het gewoonlijk weergeeft in de meeste vertalingen. We moeten protesteren tegen het gebruik ervan voor genesis (Jac 3:6) en het gebruik van natuurlijk voor het zelfde woord (Jac 1:23), evenals voor psuchikos, ziels (1 Cor 2:14;15:44,44,46).
Als inderdaad "de natuurlijke mens niet de dingen van de geest van God ontvangt", en (als) deze natuurlijke mens het tegengestelde van de geestelijke is, zoals de gangbare (engelse) uitgave beweert, dan is onze enige hoop een onnatuurlijke, kunstmatige mens. Maar het is de zielse mens die hier in het geding is. Het is niet een kwestie van natuur.

Wanneer we beweren dat de Schrift uitdrukkingen als "zondige natuur" niet gebruikt of suggereert, zullen velen veronderstellen dat we niet geloven dat mensen zondigen of zondaars zijn. Laten we hen verzekeren dat we dit met alle kracht die in ons is wl doen. We stellen deze feiten helemaal niet ter discussie. We onderzoeken het Woord van God om er achter te komen wat "zonde" en "zondaar" betekenen. We hebben gevonden dat "zonde" in essentie een doel-missen is, en nu ontdekken we in Gods Woord dat een zondaar iemand is die de heerlijkheid van God derft (of mist) (Rom 3:23).

Het openingsbetoog van de brief aan de Romeinen geeft ons de meest gedetailleerde aanklacht tegen het menselijk ras dat we in de Schriften aantreffen. Het brengt de hele wereld, Joden en heidenen, voor Gods rechtbank. Over de menselijke natuur wordt in dit gedeelte van de brief driemaal gesproken. te midden van zulke huiveringwekkende aanklachten tegen het menselijk gedrag, is het zeer leerzaam te onderzoeken welke houding de geest van God aanneemt tegen de menselijke natuur. Is deze "zondig", "verdorven", "gevallen"? Of heeft zij haar integriteit behouden te midden van zonde en verdorvenheid?

Wanneer de mensheid God niet dankte of verheerlijkte gaf hij hen over aan onterende passies om dat te doen wat buiten de natuur staat (Rom. 1:26). Het is vanzelfsprekend dat zulke daden niet buiten "de zondige natuur" vallen. De natuur waarvan hier gesproken wordt protesteert tegen de ongeoorloofde daden. Dat bleef zelfs waar nadat mensen zich hadden gecorrumpeerd. Hier, te midden van de meest vernederende verdorvenheden, vinden we de menselijke natuur onbezoedeld. Als zulke zondaars nog steeds een natuur bezitten die niet overeenstemt met hun daden, dan hebben ze zeker geen "zondige natuur". Dit is de negatieve of ontkennende kant van de zaak. Aan de positieve, bevestigende kant is er een nog sterkere getuige.

We vinden een zeer opmerkelijk getuigenis van de integriteit van de menselijke natuur wanneer de apostel de relatie van de naties tot de wet bespreekt. "Want als zij van de de naties*, die geen wet hebben, door de natuur zouden doen wat de wet voorschrijft, dan zijn deze, geen wet hebbende, zichzelf tot wet, tonende de werking van de wet die in hun harten is geschreven, hun geweten getuigt tezamen, en hun onderlinge overleggingen beschuldigen of verdedigen hen, in de dag dat God de verborgen dingen van de mensheid zal richten, volgens mijn evangelie, door Jezus Christus" (Rom. 2:14).
* of heidenvolken.

Er wordt algemeen verondersteld dat onze "gevallen natuur" maakt dat we zonde doen en ons aanzet om tegen ons geweten en de voorschriften van Gods wet in te gaan. Hier wordt ons verzekerd dat het tegendeel waar is. De naties hebben geen wet om hen te vertellen wat recht is, maar ze hebben een natuur die, in zekere mate, de plaats van die heilige en rechtvaardige wet, die God aan Israël gaf, inneemt. Ze doen wat Zijn wet voorschrijft door hun natuur. Het is geschreven, niet op stenen tafelen, maar op hun harten. De voorschriften van de natuur worden bevestigd door het geweten. In het gericht zullen mensen niet worden ontzien omdat ze een "zondige natuur" bezitten, maar ze zullen worden veroordeeld omdat ze de leiding van hun natuur verontachtzaamd hebben en hun geweten geweld hebben aangedaan.

Joden zullen worden veroordeeld op basis van de geopenbaarde wet, welke niemand van hen in staat was te houden. Heidenen zullen worden geoordeeld door de wet van hun natuur, die niemand volledig in acht heeft genomen. Misschien zou het instinct genoemd moeten worden, maar één enkele term is beter. We hebben één specifiek voorbeeld in de eerste brief aan de Corinthiërs (11:13-16). Instinct (of natuur) zou ons moeten leren dat, als een man lang haar heeft, dit hem tot oneer is, maar als een vrouw lang haar heeft, dit tot haar luister is. De menselijke natuur zet ons niet aan om verkeerd te doen, maar om goed te doen. Er is een van buiten komende invloed die de vermaningen van de natuur en het geweten overstemt.

Alleen al het feit dat de natuur wordt verbonden met Gods wet en met het geweten zou voldoende moeten zijn om ons te doen inzien dat het niet de verstorende, kwalijke factor in het menselijk gedrag is. Zij staat aan de kant van het rechtvaardige. Ze is niet zondig in haar aanleg en neigingen. Als ze voldoende wordt nagevolgd kan het leiden tot een hoge zedelijke standaard.

Het volgende schriftgedeelte waar het woord "natuur", of "instinct" voorkomt, bevestigt volledig onze reeds genoemde ontdekkingen. De apostel spreekt nu tot de Jood, die vertrouwt op de rite van de besnijdenis. Hij stelt dat de besnijdenis van het vlees alleen niet tot voordeel strekt als het niet samengaat met het vervullen van de wet. Het is zelfs zo dat, als iemand de wet zou vervullen, zijn onbesnedenheid tot besnijdenis gerekend zou worden. "En de Onbesnedenen die, door instinct (of natuur), aan de voorschriften van de wet voldoen zullen over u richten, die door letter en besnijdenis, een overtreder van de wet bent". (Rom. 2:27).

Aan de wet kan worden voldaan door het volgen van het instinct, of de natuur. Het is duidelijk dat Gods wet niet onnatuurlijk, of tegennatuurlijk is, maar ermee in harmonie is. De menselijke natuur heeft de grondbeginselen van de wet in zich. Als deze natuur gevallen was, zondig, en verdorven, zou juist het tegendeel waar zijn. Niemand zou een jota ervan kunnen vervullen door op zijn instinctieve neigingen te letten.

In deze gedeelten wordt het woord "natuur" in de ruime, ras-eigen betekenis gebruikt, die we moeten vasthouden in deze discussie, willen we bij de waarheid uitkomen. Andere passages brengen ons hiertoe. Jacobus spreekt over de natuur van wilde beesten en vliegende schepselen, reptielen en zeedieren, in contrast met de menselijke natuur (Jac. 3:7). Maar er zijn ook passages waarin het woord natuur wordt gebruikt in een meer beperkte betekenis, nl. van dat wat door natuurlijke processen tot stand komt.

In de passages die we hebben bekeken, is het woord alleen van toepassing op de naties, de Onbesnedenheid, want de Jood wordt, anders dan de heiden, niet aan zijn instincten, of natuur, overgelaten, maar verder verlicht en onderwezen door de wet.
Geheel het tegendeel wordt naar voren gebracht in de Galatenbrief (2:15). Daar gaat het om het judaïseren. Als de heidenen tot Joden gemaakt moeten worden door hen onder de wet te stellen, zouden het kunstmatige Joden zijn, terwijl diegenen die binnen het verbond uit Joodse ouders geboren worden, natuurlijke Joden zouden zijn. Deze twee gebruiken van "natuur" zijn in ons verstand verward geraakt omdat we alles in verband hebben gebracht met het idee van een gevallen, zondige menselijke natuur.

Terwijl de menselijke natuur niet zondig is, wordt zonde verbreid door natuurlijke middelen. Wij allen erven een natuur die wordt aangetast door de zonde, toch zijn we zondaars "door de natuur,* " dat wil zeggen door verwekking, een natuurlijk proces. Zelfs op die manier is de natuur zelf niet zondig. Het is slechts de methode, het middel, de weg die door de zonde gebruikt wordt. Wat wordt overgebracht door of door middel van de natuur moet niet worden verward met de natuur zelf.
* ook vertaald als: van nature (NBG)

Dit zou ons in staat moeten stellen om die ene passage die, meer dan alle andere, ons misleid heeft, te begrijpen. De uitdrukking "van nature kinderen des toorns" is zonder restrictie toegepast op het ras, weinig rekening houdend met haar plaats in de Schriften of het onderwijs van de context. Het is de Jood volgens natuur die een kind van Verontwaardiging is, evenals de rest (Ef 2:3). Er wordt niet verwezen naar de menselijke natuur, maar naar het feit dat zonde tot de Jood door natuurlijke kanalen komt, net als tot de heiden.

Allen zondigden, of misten doel. En waarom zondigden ze? Het antwoord wordt meteen gegeven. Omdat "ze de heerlijkheid van God derven (missen of ontberen)" (Rom 3:23). Dit wordt vervangen door "omdat hun natuur gevallen is en zondig is geworden". Maar hoe meer we de Schriften doorzoeken, hoe meer we ons zullen verwonderen over de ongelooflijke nauwkeurigheid en waarheidszin van deze aanklacht tegen het menselijk ras. Hun zonde komt voort uit een gebrek, niet vanuit een natuur. Het is zo noodzakelijk dat we de volle betekenis vatten van wat het woord "derven" inhoudt dat we een volledige concordantie van alle vindplaatsen zullen geven.

Afgezien van het gebruik als latere (1 Tim 4:1) en daarna (Mat 4:2 etc), komt dit element voor als een werkwoord, {\sc ontbreken} en twee zelfstandige naamwoorden, {\sc ontbreek}-effect en {\sc ontbrek}ing die beide een tekortkoming aanduiden. De precieze betekenis van deze uitdrukking kan gemakkelijk worden gezien als we letten op de context waarin zij voorkomt. Het is het tegenovergestelde van overvloed (2 Cor. 8:14; Fil. 4:12). Het maakt dat iemand tot last is (2 Cor 11:9). Het is als een kwelling (Hebr 11:37). Het wordt gecorrigeerd door op- of aanvulling (1 Cor 16:17; Fil 2:30) en bijdragen (2 Cor 9:12) en voltooiing (1 Tess 3:10).

husteresis, ONTBREKing, gebrek (SV)

[Mk 12:44] maar deze heeft van haar gebrek, al wat zij had daarin geworpen, haren ganse leeftocht
[Phil 4:11] niet dat ik dit zeg vanwege gebrek, want ...

husterema}, ONTBREEK-effect, tekort (SV)

[Lu 21: 4] maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht dien zij had, daarin geworpen
[1 Co 16:17] want dezen hebben vervuld hetgeen mij aan u ontbrak.
[2 Co 8:14] uw overvloed zij om hun gebrek te vervullen
[2 Co 8:14] opdat ook hun overvloed zij om uw gebrek te vervullen
[2 Co 9:12] want de bediening van dezen dienst vervult niet alleen het gebrek der heiligen, maar
[2 Co 11: 9] want mijn gebrek hebben de broeders vervuld die van Macedonie kwamen; en ik heb mijzelven in alles gehouden zonder u te bezwaren
[Phil 2:30] opdat hij het gebrek uwer bediening aan mij vervullen zoude.
[Col 1:24] en vervul in mijn vleesch de overblijfselen der verdrukkingen van Christus voor zijn lichaam,
[1 Th 3:10] en te volmaken hetgeen aan uw geloof ontbreekt.

hustereo, ONTBREKEN (SV)

[Mt 19:20] wat ontbreekt mij nog?
[Mt 10:21] Één ding ontbreekt u: ga henen en verkoop alles ...
[Lu 15:14] en hij begon gebrek te lijden;
[Lu 22:35] heeft u ook iets ontbroken?
[Jn 2: 3] En als er wijn ontbrak,
[Ro 3:23] Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods,
[1 Co 1: 7] alzoo dat het u aan geen gave ontbreekt,
[1 Co 8: 8] wij hebben geen gebrek
[1 Co 12:24] gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek aan dezelve heeft,
[2 Co 11: 5] want ik acht dat ik nergens minder in ben geweest dan
[2 Co 11: 8] en als ik bij u tegenwoordig was en gebrek had
[2 Co 12:11] want ik ben in geen ding minder geweest dan de uitnemendste Apostelen, hoewel ik niets ben.
[Phil 4:12] beide overvloed te hebben en gebrek te lijden.
[Heb 4: 1] iemand van u schijne achtergebleven te zijn
[Heb 11:37] verlaten, verdrukt, kwalijk behandeld zijnde
[Heb 12:15] dat niet iemand verachtere van de genade Gods;

In de latere Schriften, in het bijzonder in Paulus' brieven, wordt zonde behandeld als een doorgaand feit, alsmede als daad. "Door één mens trad de zonde de wereld binnen, en door de zonde de dood" (Rom. 5:12). Dat Adam zondigde, of zijn doel miste, hebben we al geleerd. Maar hierdoor er is iets gekomen dat op een doeltreffende wijze zondaars maakt van alle nakomelingen van Adam. Als zonde niet zijn natuur binnenging, wat deed zij dan wel, en hoe verricht zij haar fatale werk?

Er kan veel worden geleerd van een nauwkeurige studie van de effecten van de zonde bij de aanvang, en van het goddelijke gericht erover in Eden. Het feit dat ze leidt tot de dood, en het vonnis dat doornen en distels haar verblijf zullen vergezellen, laat veel licht op het karakter ervan vallen.

Zonde, geheel volgroeid, brengt als vrucht de dood voort (Jac 1:15). Zonde tast dus de levenskracht van de mensheid aan. De verandering was niet in de constitutie, maar in het leven van de mens. Adam begon te sterven op het moment dat hij zondigde. Dit is de werkelijke betekenis van "de dood zal je sterven". De dood is sindsdien werkzaam in geheel zijn nageslacht, zodat het enige leven dat we kennen een stervensproces is. Zonde verlaagde de levensfuncties in Adams lichaam zodanig dat de uitstraling die ontsprong aan zijn intense levenskracht (of vitaliteit) en hem met een heerlijke lichtmantel kleedde, zozeer verflauwde dat deze onwaarneembaar werd voor menselijke ogen en zijn fysieke gestel onthulde, niet langer overstromend van leven, maar dof en doods, naakt en vernederd.

Zonde verlaagde de levensfuncties zo sterk dat ze de bron werden van smart en pijn, ziekte en ongemakken en ontbinding tot in de dood. Kortgezegd, zonde zorgde niet voor een essentiële verandering in de menselijke natuur, maar verlaagde de levenskracht sterk.

Leven is het effect van geest. Een verlaging van de levenskracht, duidt niet op een verandering in natuur of vlees, maar in de mate van geest. Wanneer God Zijn geest tot Zich neemt, vergaat alle vlees. (Job 34:14,15). Zonde is daarom een zaak van geest. De daad van zonde is een zaak in geestelijk verband. Het feit van zonde is een zaak van geestkracht. Net als een van een boom geplukte vrucht, zo was Adam van de vitale geestelijke verbinding met God afgesneden.
Geplukte vruchten beginnen te sterven op het moment dat ze geplukt worden. Evenzo is het met de mensheid sedert Adam zondigde. De vrucht is hetzelfde. Haar natuur is niet veranderd. Haar vlees niet omgevormd. Maar haar levenskracht ebt weg.

Het gericht van God over Adam is bijzonder veelzeggend wat het ware karakter van zonde betreft. Doornen en distelen zijn dingen die samenhangen met de zonde van de mens en een treffende illustratie van de werkelijke essentie daarvan. Wat zijn doornen? Ze zijn achtergebleven onontwikkelde, rudimentaire groeisels, ongetwijfeld het gevolg van het gebrek aan voldoende levenskracht om hen te ontwikkelen tot de juiste vorm. Er waren geen doornen in Eden. Noch zal er zoiets zijn wanneer straks opnieuw de planten jubelend uitspruiten onder de ideale condities en de enorme vruchtbaarheid van de komende eon.

Wat zal er gedaan worden om hen te veranderen? Hoe kan de roos haar doornen en de cactus zijn stekels verliezen? Zal de Schepper hun natuur veranderen? Zal Hij de scherpe en pijnlijke prikkels verwijderen die hen nu ontsieren en vervormen? Hij zal de plant niet veranderen maar haar leefomgeving. Hij zal haar vullen met levenskracht, en doornen zullen zich ontwikkelen tot takken, en stekels tot bladeren. Het principe dat in planten doornen en dood uitwerkt is identiek aan zonde dat degeneratie en dood in de mensheid uitwerkt.

Wat brengt het evangelie ons? Het is Gods kracht tot redding voor een ieder die gelooft (Rom 1:16). Zonde een is geestelijke tekortkoming of gebrek aan goddelijke heerlijkheid (Rom. 3:23). Het evangelie verschaft de ontbrekende energie. Let nauwkeurig op het contrast in Romeinen 5 (versen 6 tot 8). Christus, terwijl we nog steeds zwak zijn, stierf om wille van de oneerbiedigen. De mens zondigt niet omdat dat zijn natuur is, maar omdat hij de levenskracht heeft verloren die hem zou moeten ondersteunen. Hoe zeer of hoe vaak zijn natuur ook zou worden veranderd, dat zou hem niet ter dood veroordelen. Andere schepselen, die een andere natuur hebben, delen in zijn straf, want zij delen ook in de zwakheid en vernedering van de mens.

Let op enige van de uitdrukkingen die gebruikt worden met betrekking tot zonde. Zowel Joden als Grieken zijn onder de zonde (Rom. 3:9). Zonde heerst (Rom. 5:20;6:12;8:2). We waren slaven van de zonde (Rom. 6:6,7,16,17,20,23). Zonde beschikte het over ons (Rom 6:14). Met de hulp van de wet laat zij iemand tegen zijn eigen wil ingaan. (7:17,18). We zijn ervoor gestorven (Rom 6:10,11), zijn ervan bevrijd (Rom 6:18-22;8:2). Niets van van dit alles kan van toepassing zijn op onze natuur.

Zonde staat wezenlijk buiten en is vreemd aan de menselijke natuur. De mensheid is in essentie niet zondig, maar onderworpen aan de zonde. Geweten is instinctief, maar het is tegen zonde. De mens merkt dat hij is overgeleverd aan een overweldigend tij dat hij niet kan keren, waarvoor hij bezwijkt, maar dat nooit de essentiële natuur verandert die hem door God is gegeven bij zijn schepping.

Het is de geestelijke wet van leven in Christus Jezus die ons bevrijdt van de wet van zonde en dood. De wet van Sinaï was machteloos, vanwege vleselijke zwakheid, niet vanwege de menselijke natuur. In de komende eon zal aan mensen met dezelfde natuur als nu kracht gegeven worden deze wet te vervullen. Wij vervullen de rechtvaardige eisen van de wet (niet haar letterlijke verordeningen) omdat we leven hebben. De levenskracht die Gods geest mededeelt aan allen die geloven in Christus Jezus werkt de zwakheid van zonde tegen. De geest die leven gaf aan de dode Christus maakt woonruimte in ons. De geest die Christus uit de doden opwekte geeft meer levenskracht aan onze sterfelijke lichamen. Aan de leden die uit zwakheid in zonde zouden vallen wordt vermogen gegeven om daden van rechtvaardigheid te verrichten (Rom. 8:1-14).

Het belang van deze onthullingen zal duidelijk zijn aan iedereen die verontrust is met betrekking tot het probleem van zijn eigen geneigdheid tot zonde, of wie heeft rondgedoold in een van de vele moerassen die dit onderwerp oproept. Onze "zondige natuur" is het slachtoffer geweest van allerlei soorten theologische remedies. Er zijn pogingen gedaan om haar te onderdrukken of haar in zijn geheel uit te roeien, hoewel zij nooit bestaan heeft!
Maar het is niet nodig om te morrelen aan onze natuur of om deze uit te schakelen, want er heeft daarin geen verandering plaatsgevonden sinds zij werd gegeven bij de schepping. Er is geen enkel woord in de Heilige Schift om te laten zien dat zij radicaal veranderd werd bij de intrede van de zonde. Er mag dan levenskracht aan zijn ontnomen, zij is niet omgevormd.

Misschien zijn er velen die deze regels lezen en diep geschokt zullen uitroepen: "ketterij" en me ervan zullen beschuldigen dat ik een veelheid van theologische formuleringen ontken die de plaats hebben ingenomen van Gods Woord in de gedachten en harten van Zijn heiligen in deze dagen van verval. Sommigen zouden kunnen zeggen dat dit de doctrine van "volkomen verdorvenheid" ontkent. Doch daar niemand precies weet wat die leer inhoudt, zal het moeilijk zijn om aan de hand daarvan onze schuld vast te stellen. Daar zij niet wordt genoemd in de Schriften, is het niet waard om daarbij stil te staan. Het is een voorbeeld van het vergif van de moderne theologie, een vorm van ongezonde woorden. Ik geloof dat mensen volkomen onmachtig zijn zichzelf te redden van de slavernij aan de Zonde, maar dat Christus daartoe wel in staat is. Maar ik weiger om het woord "verdorvenheid" in dit verband tot een sleutelwoord te maken, omdat het slechts een dekmantel is om het gebrek aan helder en Schriftuurlijk denken te verhullen.

Het helpt misschien als ik vertel hoe we ertoe kwamen dit probleem op te helderen. Nogal wat jaren geleden las ik enige artikelen in een tijdschrift genaamd "Things to Come" over "de nieuwe natuur", en "de oude natuur". Ik raakte erdoor in verwarring en daarom bestudeerde ik het woord "natuur" in mijn concordantie. Het gevolg was dat ik tot de conclusie kwam dat het op een onSchriftuurlijke manier gebruikt werd. Ik nam de zaak later op met mijn mede-redacteur, V. Gelesnoff, en we kwamen overeen om niet toe te staan dat dit woord op deze manier gebruikt zou worden in ons tijdschrift. Sindsdien heeft het me bezig gehouden in mijn studies, en heeft het me doen inzien dat het de oorzaak was van veel verwarring. We bevelen deze handelswijze aan onze lezers aan, als ze zich een helder begrip van Gods gedachten willen vormen. Schaf alle onSchriftuurlijke uitdrukkingen af. Heb een model van gezonde woorden. God beloont het door het geven van gezonde gedachten.

Zulke uitdrukkingen als "zondige natuur", "natuurlijke verdorvenheid", etc, hebben een vertekenende invloed gehad op de leer van de menselijke bestemming. Als het in de menselijke natuur ligt om te zondigen, dan zal de mensheid moeten worden veranderd om gered te worden.
Dit heeft geleid tot het dwaze bijgeloof dat we "engelen" in een mythische hemel zullen worden. Maar God gaat de aarde en het hele universum aan mensen onderwerpen, met "menselijke naturen", met aan het hoofd de grote Mens, Christus Jezus.

Een van de grootste moeilijkheden verbonden met de vleeswording verdwijnt, zodra we inzien dat de moeder van onze Heer geen "zondige natuur" had. Had ze die wel, dan zou geen enkele drogreden een eerlijk hart ervan kunnen overtuigen dat ze deze "natuur" niet overbracht op haar Zoon. Zeker, een speciaal wonder zou Hem vrij hebben kunnen houden van enige smet, maar we hebben geen aanwijzing dat zo'n wonder noodzakelijk was. We hebben geen reden te geloven dat Maria vrij van zonde was. Maar de kracht van God is het doeltreffende correctiemiddel tegen zonde, zodat haar Nakomeling heilig, onschuldig en rein was.

Allen hebben gezondigd en derven (of komen tekort, missen) (Rom. 3:23). Deze eenvoudige uitspraak doet hele theologische systemen in duigen vallen, in het bijzonder die welke door de meest eerlijke evangelie-predikers worden aangehangen. De beeldspraak van de nieuwe geboorte is gebruikt om het idee overeind te houden dat de mens een nieuwe natuur nodig heeft. Doch de verwekking zelf heeft nooit enige verandering in die richting gemaakt. Waarom zou het dit dan in beeldspraak weergeven? Zelfs opstanding verandert onze menselijke natuur niet. Onze lichamen zullen opstaan in kracht. Ze zullen worden verlevendigd. Ze zullen geestelijk zijn, dat wil zeggen, beheerst door de geest in plaats van de ziel, zoals nu. Om volledig te zijn, wij, die een hemelse bestemming hebben, zullen worden veranderd. Maar de verandering betreft niet onze natuur.

Samengevat. Het is volkomen on-Schriftuurlijk en misleidend om zonde te verbinden met een verandering in de menselijke natuur. Zonde trad binnen door een enkele daad, en noch een opeenvolging van daden, noch een leven lang, noch een aantal generaties, kan de natuur van Gods schepselen veranderen. Zonde verwoest het leven en eindigt in de dood. Een verandering in natuur leidt niet tot ontbinding.
Vandaar ook dat dezelfde theologie die mensen een zondige natuur geeft hen ook met een eeuwig leven in ellende en zonde opzadelt. Zij ontkent het dood-toebrengende effect van zonde en vervangt dit door leven en natuur, die niet alleen wonderbaarlijk gegeven zijn in het begin, maar wonderbaarlijk in stand gehouden om de oneindige hoeveelheid lijden en kwelling te ondergaan. We hebben er geen behoefte aan onze mening te geven over een god die zo vrijgevig is met zijn wonderen van verdoeming, terwijl hij, met oneindig veel minder moeite, wonderen van zegen zou kunnen uitwerken. We hebben er geen behoefte aan om te onderzoeken wat zijn doel is bij zo'n handelswijze, want dit is bij het waanzinnige af --- en deze god is louter een verzinsel, een mythe van 's mensen ontaarde verbeelding.

Welk een heerlijke zegen is het om onze God te kennen, Die ons inzicht gegeven heeft, niet alleen in Zijn wegen en Zijn woorden, maar zelfs in Zijn hart! Hij is liefde. Liefde kan tijdelijk afstand nemen, maar alleen opdat het samenzijn later des te inniger zal zijn. Hij laat toe dat mensen van Hem vervreemden, zodat ze verzoend kunnen worden. Zonde is niet Zijn tiran, maar Zijn slaaf. Zij maakt kapot opdat Hij kan helen. Zij doodt opdat Hij levend kan maken. De functie ervan is Gods schepselen hun volkomen afhankelijkheid van Zijn kracht te laten zien. Zij geeft hen een gezond afgrijzen van het bestaan zonder Hem. Zonde zal hen veranderen van Zijn schepselen in Zijn vrienden. Zij zorgt ervoor dat Hij hen aan z'n borst kan drukken.

Volgend artikel van deze serie

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.


©Concordant Publishing Concern