In  Gods  Woord is de menselijke natuur  goed.  In  de
evangelische theologie is zij slecht,  erg slecht. Dit is een   van  de  uitdrukkingen  die
 zelfs Bijbel-leraren met een diep inzicht volkomen hebben gewijzigd ten
opzichte van de  Schriftuurlijke  betekenis,  zodat  "natuurlijk"  een
synoniem van zondig is geworden. Subtiel en onbewust tast dit  hun 
uiteenzettingen  van de Bijbel ernstig  aan  en het heeft  een sterke neiging om het
geloofs-pad  in  de richting  van het asceticisme te verleggen.  Het  extreme
resultaat  in sommigen van de meest ernstige zielen is een onnatuurlijk  leven, 
in plaats van  een  bovennatuurlijk leven. Ze vrezen elke instinctieve
impuls en iedere eigen emotie,  als komende vanuit een zondige bron.  Het gevolg
is  een  kunstmatig,  geforceerd en  "religieus" bestaan, waarin  het 
 aan  die  spontane en opgetogen vreugde, of onbevangen vrijheid ontbreekt die
de onze is in  Zijn Geliefde.
     Sommigen zullen echter zeggen:  "Dan geloof je
niet dat er niets goeds is in de mens! Je denkt dat er iets in hem is dat niet
gered hoeft te worden!" Door zulke  zinsneden die meer gebaseerd zijn op
evangelische uitdrukkingen dan op  de  Schriften,   kan  veel  van  de  waarheid 
worden verworpen.  Bijvoorbeeld,  laten  we hetzelfde argument gebruiken 
betreffende  het  menselijk  geweten.  Is  het geweten goed,  of is het slecht?  Mensen
worden  door hun geweten schuldig bevonden  (Joh. 8:9).  Als het  geweten zondig
zou zijn, zou het dit zeker niet doen. Paulus doet een beroep op zijn geweten
(Rom. 2:15; 9:1). Welke waarde heeft  dit als het in elk opzicht slecht is?  Van 
ons wordt  gevraagd geloof en een goed geweten te behouden (1~Tim. 1:19).  Zeker,
 er kan een bezoedeld geweten en een slecht geweten zijn, maar deze veroordelen
een mens, en zijn  onmiskenbaar  bewijs dat zijn geweten niet  aan  de kant van
de zonde staat.
Te concluderen vanuit de theologische theorie  van 
volkomen verdorvenheid,  dat  alles wat tot de mens behoort radicaal verkeerd is, is
met betrekking tot het geweten niet waar.  Het is evenmin waar met betrekking  tot
 zijn natuur.  Deze zijn beide tegen de zonde. Bij het zondigen wordt  het
geweten onderdrukt.  Wat onnatuurlijk  is,  is zondig.
     De juiste manier om de rol die de menselijke natuur in
ons  leven  speelt  te ontdekken is niet  haar vanuit  de evangelische 
geloofsbelijdenissen te  beredeneren,  maar door  het  gebruik ervan in de Schriften  te
 overdenken. Zoals gewoonlijk, worden we op een dwaalspoor geleid door onze
gangbare vertalingen. In de Authorised Version wordt natuur   ook  gebruikt 
voor  verwekking  of   afstamming (genesis  Jac 3:6).  Van nature
is in de  A.V.  ook  een foutieve  vertaling van onvervalst
(genuinely)  (gnesios, Fil 2:20). In de A.V. is natuurlijk zodoende de
weergave van drie woorden,  genesis (generation or
"inherited") (verwekkend  of  "geërfd" Jac 1:23)  en 
psuchikos, ziels naast de juiste term,  phusikos, natuurlijk (of van de 
natuur)  (Rom 1:26,27; 2~Pet 2:12).   Het  is  de verandering  van 
ziels  in  natuurlijk  die, met betrekking tot de menselijke natuur, de
meeste misverstanden heeft veroorzaakt.   Vandaar dat het waardevol is  om de
vindplaatsen van dichtbij te bekijken.  Als  de lezer  de reeds gegeven
verwijzingen en de nu volgende in zijn  Bijbel zou willen corrigeren,  zou dat helpen om de
verwarring die vertalingen hebben veroorzaakt weg te nemen.
 
      psuchikos, ziels in de Staten Vertaling
[1~Co 2:14]  Maar de natuurlijke  mensch
begrijpt niet de  dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid,
...
 
 (KJAV)natural (nbg) ongeestelijk)
[1~Co 15:44]
 Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een  geestelijk lichaam wordt
er opgewekt. Daar is een natuurlijk  lichaam, en daar is een geestelijk
lichaam
 
 (KJAV) natural; (nbg:) natuurlijk)
1~Co 15:45 -  Alzoo is er ook geschreven: De eerste mensch
Adam is geworden tot  eene levende ziel, de laatste Adam tot eenen levendmakenden
geest.
1~Co 15:46 -  Doch het geestelijke is niet eerst, maar
het natuurlijke,  daarna het geestelijke
 
 (KJAV) natural (nbg) natuurlijke
Jac 3:15 - Dit is de wijsheid niet die van boven afkomt, maar zij is aardsch natuurlijk, duivelsch.
 
 (KJAV) sensual (nbg) ongeestelijk)
Judas 19 - Dezen zijn het die zichzelve afscheiden, natuurlijke  mensen, den Geest
niet hebbende.
 
 In  de  eerste twee passages neemt de lezer vier  van  de
bijzonder   ongelukkige   foutieve  vertalingen   in   de Authorized Version
waar.  Het is moeilijk zich een begrip te  vormen  van de verwarring die ze hebben
gecreëerd  en dat  nog  steeds  doen in nederige en  hongerige  harten, die
ernaar verlangen om God te behagen. Ze zijn een strik op  hun  pad en een steen
des aanstoots.  Hier wordt natuurlijk tegenover geestelijk gezet
en als gevolg daarvan,  is het geestelijk leven van velen onnatuurlijk, gespannen
 en gekunsteld.  Het geestelijk leven zou  niet slechts  een  uiterlijke 
schijn moeten  zijn,  maar  een diepgeworteld instinct. Het zou onze natuurlijke vorm
van leven  moeten worden.  Er is niet de minste verwijzing  naar onze
menselijke natuur in deze verzen.  Ze verwijzen puur en alleen naar de
ziel.  Psuchê betekent ziel,  en dit is het  bijvoeglijk  naamwoord
ziels.  En het verwijst  niet slechts naar het bezit van een ziel.  Alle
mensen,  zelfs de meest geestelijke, hebben bewustzijn en gevoel, dat is de 
ziel,  maar  ze zijn daarom niet  noodzakelijkerwijze sensueel of
zintuiggericht. Een ziels mens staat onder de heerschappij  van zijn zintuigen,  zijn 
begeerten.  Zijn lichamelijke genoegens beheersen zijn leven.  Dat is niet
natuurlijk, het is onnatuurlijk.
     Er  wordt ons uitdrukkelijk verteld dat  zinnelijkheid
buiten de natuur valt (Rom. 1:26). Het is niet natuurlijk om  toe 
te  geven  aan onze begeerten  buiten  dat  wat instinctief  is.  Maar  het 
instinct  dat  in  ons  werd geplaatst bij de schepping was toen niet zondig en
wordt het  ook niet zonder onnatuurlijk te worden.  Het is  een ernstige 
misvatting  om te zeggen dat de natuurlijke  of instinctieve mens Gods
geest niet ontvangt, zelfs als het in  de  "Bijbel" staat.  God heeft het
niet  gezegd.  Hij heeft  heel  wat  gezegd wat ermee in strijd is.  Hoe
onbelangrijk  deze "losse" weergave voor sommigen ook mag lijken,   vele  
heiligen zijn erdoor   afgebogen   naar verbijsterende  zijwegen.  Het is
onmogelijk voor hen  om hun  natuur of instinct volkomen te negeren.  Wanneer  ze
honger  hebben,   willen  ze eten,   zelfs  als  dat "natuurlijk"  is.  Als
 ze dorst hebben  drinken  ze.  Ze volgen  hun instinct (of natuur) om extreme
hitte of  kou te  vermijden  en  om voorzieningen voor henzelf  en  hun
geliefden te treffen. Het is alleen omdat ons
instinct onderbewust is dat we ons niet realiseren hoe we
er  voortdurend  op  steunen.   Geen  enkele  hoeveelheid geestesleven zal ons
tegen onze natuur in leiden.
     Wat de ziel is, hebben we elders volledig
uiteengezet, maar  een  nieuwe studie vanuit een ander  standpunt  kan helpen. Ziel is
lichamelijk gevoelsleven, geen geestelijk leven,   waarvoor   het
 gewoonlijk  ten  onrechte  wordt aangezien.   Een  ziels  mens  houdt 
van  de   genoegens voortkomend   uit   eten  en  drinken  en   alle   andere
prettige   en  aangename  gevoelens,   meer  dan  van  de ontastbare ervaringen
van de geest.  Ze spreken hem  niet aan.  Maar  alleen  het feit van het hebben
van een  ziel houdt  niet het gebrek aan geestelijk leven in.  De  mens heeft
beide,  een geest en een ziel,  dat wil zeggen, hij heeft leven en
gevoel.  Toch is het lichaam sterk geneigd om zijn gevoelens te volgen.  Het
is op dit moment ziels. Maar  de tirannie van de ziel is een tijdelijke
toestand, te  wijten aan de sterfelijkheid van de  mens.  Was  Adam onsterfelijk
geschapen,  zodat hij niet kon sterven,  dan zou de leven-gevende geest zozeer zijn
handelingen hebben beheerst  dat hij niet gezondigd zou hebben.  Zo zal  het zijn 
 met   de   gehele  mensheid  wanneer   ze   worden verlevendigd.
     Het  is de zinnelijke mens (om met de term van
de Authorized Version te spreken),  ofwel iemand die ziels is, die niet de
dingen van  Gods geest ontvangt.  Hoe vaak is deze passage  niet tegen   me
gebruikt  om  te  bewijzen  dat  geduldig onderzoek  en  systematische  studie  van
 de  Schriften, zijnde de methoden van een "natuurlijk" mens, me
nooit in staat zullen stellen om Gods Woord te begrijpen!  Ik dank God voor het
getuigenis dat ik niet onnatuurlijk ben. Het is vaak erg moeilijk om tegen de
natuur,  of het instinct, in te  gaan,  want zij is grotendeels onderbewust,  maar  de
ziel zou goed onder controle moeten worden gehouden.  Als we  toestaan  dat
lichamelijke genietingen ons  leven beheersen,  dan  zijn  we  ziels,  en niet  in 
staat  om geestelijke onthullingen te ontvangen.
     Nu  zijn  we toegekomen aan het positieve  bewijs.  We
verzoeken onze lezers om zorgvuldig de volgende  passages in  ogenschouw te
nemen,  waarin overal het woord phusis, natuur  voorkomt.  De aanhalingen
zijn gewoonlijk te kort om de volledige context weer te geven.  Het zou goed zijn
als  de  lezer  elke passage zou opslaan  en  de  context zorgvuldig zou afwegen.
Bij zo'n studie gaan we ervan uit dat  het slagen ervan grotendeels ligt in het
begrijpen van een sleutelpassage,  één die zo letterlijk mogelijk
is en die duidelijk het vast te stellen punt laat zien.
Hiervoor  bevelen we een grondige studie van het  gebruik
van   deze  term  in  de  eerste  hoofdstukken   van   de Romeinenbrief aan.  Wij
beweren dat de eerste twee vindplaatsen  geheel  in tegenspraak zijn met de 
huidige theologische opvatting van de menselijke natuur.  We zijn er diep van 
overtuigd  dat het onmogelijk is de term  in  zijn gewoonlijk geaccepteerde
betekenis te blijven  gebruiken, als  "zondige  natuur",  zonder een
grenzeloze verwarring  te veroorzaken,  en we verzoeken onze lezers beleefd, in het
bijzonder diegenen die spreken en schrijven, het probleem grondig te
onderzoeken.
 
 
     phusis, natuur in de Staten Vertaling
[Rom. 1:26]  veranderd in het {gebruik} tegen
nature
 
 (KJAV) nature; (NBG) tegennatuurlijke
[Rom.
2:14]  van nature de dingen doen die der wet zijn,
 
 (KJAV) nature; (NBG) van nature
[Rom. 2:27] 
de voorhuid die uit de natuur is,
 
 (KJAV) nature; (NBG) van nature onbesnedene
[Rom. 11:21]  is het dat God de natuurlijke takken niet gespaard heeft,
 
 (KJAV) natural; (NBG) natuurlijke
[Rom. 11:24]
 uit den olijfboom die van nature wild was,  en tegen  nature in
den goeden olijfboom ingeënt, hoeveel te meer  -- zullen deze, die
natuurlijke takken zijn
 
 (KJAV) by nature   {\sc a.v.:} contrary to nature  (NBG) natural;
 
 (NBG) naar uw natuur  (NBG) tegen uw natuur  {\sc
nbg:} naar hun natuur
[1~Co 11:14]  Of leert u ook de natuur
zelve niet,
 
 (KJAV) nature;  (NBG)  natuur)
[Gal 2:15]  Wij
zijn van nature Joden, en niet zondaars uit de heidenen
 
 (KJAV) Jews by nature;  (NBG)  geboren Joden 
[Gal 4: 8]  die van nature geen goden zijn;
 
 (KJAV) by nature are no gods;  (NBG)  het in wezen
niet zijn
[Eph 2: 3]  waren van nature kinderen des toorns gelijk
ook de anderen
 
 (KJAV) by nature;  (NBG)  van nature
[Jas 3:
7]  Want alle natuur beide der wilde dieren en der vogelen  -- is getemd
geweest van de menselijke natuur;
 
 (KJAV) kind, mankind;  (NBG)  soorten,
menselijke natuur
[2~Pet 1: 4]  opdat gij door dezelve der goddelijke
natuur deelachtig zoudt worden,
 
 
     Niet alleen wordt de natuur verbonden met de wet, maar
zij stemt ook overeen met het geweten. Dit is belangrijk. Een  
"slecht"  geweten  is  in  werkelijkheid  een  goed (functionerend)  geweten.   Het 
geweten  kan   gesmoord, afgestompt,  verwaarloosd  of genegeerd worden,  maar
het staat nooit aan de kant van de zonde.  Hoe afgestompt een geweten  ook mag
worden,  voor zover het nog gevoelig is, is  het tegen zonde.  Een geweten kan zwak
zijn,  maar de kleine overgebleven kracht ervan zal niet aan de kant van de
zonde staan. Maar het is niet noodzakelijk dit punt breed uit te  meten, want ik
ken niemand die zonde aan dit  vermogen toeschrijft.  Zelfs degenen die 
vasthouden aan   de   volkomen   verdorvenheid   zouden   hier   een uitzondering  maken.
 Dat  zouden ze ook moeten doen  met betrekking  tot  de  menselijke  natuur,  
want   geweten ondersteunt slechts dat wat instinctief aanwezig is in de
mensheid.
 
    Het  feit  dat de natuur harmonieert met de wet  wordt bevestigd in Rom.
2:27 (hierboven geciteerd). De Jood had de  wet  ontvangen en was toegelaten tot 
die  exclusieve klasse, de Besnijdenis genaamd.  Hij zou zeker de wet die hem 
gegeven was hebben moeten vervullen.  Toch  overtrad hij   die.   Ze   zullen 
geoordeeld   worden   door   de Onbesnedenheid,  die  geen  andere  wet  hadden 
dan  hun instinct of natuur,  welke eigen is aan de gehele mensheid. Hierdoor 
waren sommigen in staat om de voorschriften van de  wet  en  haar  vereisten  tot 
op  zekere  hoogte  te vervullen. Een zondige natuur zou geheel machteloos
staan tegenover de wet. Instinct vermag in dit verband meer dan aansporing   of 
vermaning.   Het  is  gemakkelijker   om onderbewust  aan de goddelijke wet te
voldoen dan om  een vrijwillige gehoorzaamheid met het verstand op te brengen.
     In  het elfde hoofdstuk van de Romeinenbrief vinden we
bewijs  van  bijzondere  waarde  met  betrekking  tot  de betekenis  van het
woord natuur en natuurlijk.  Het  laat duidelijk  zien dat het in
geen geval het   tegengestelde van geestelijk is.  Om duidelijk te
zijn,  de natuurlijke takken,   die  niet  gespaard  werden  (vers 21),  waren
ongelovigen, echter die welke opnieuw zullen worden geënt zullen  gelovigen
zijn.  Het is heel onnatuurlijk om  een wilde ent in een gecultiveerde boom te
enten.  Maar zelfs dit was geen zonde op geestelijk terrein.  Hoeveel verder zal 
het terugenten zijn van de natuurlijke takken in hun eigen olijfboom dan
niet afstaan van wetteloosheid?
     Een opmerkelijke passage vraagt nu de aandacht (1~Co.
11:14). Paulus doet  nu  een  beroep  op iets wat  de  natuur  leert  om
goddelijke openbaring te ondersteunen. Dit zou ondenkbaar zijn als de natuur zondig was.
Het instinct leert ons dat er  een  onderscheid  tussen  de seksen  is,  en  dit
 zou gehandhaafd moeten worden in de uiterlijke  verschijning. Hetgeen  de eer
van de ene is,  is de oneer van de ander. Ons  huidig punt hangt niet af van de 
interpretatie  van deze passage.  Al wat nodig is,  is om Paulus' instemming te
 zien  met  de  onderwijzing  van  de  natuur  of  het instinct.  Zulke woorden
komen in het geheel niet overeen met wat vandaag de dag aan ons vertoond wordt,
waarbij op het   natuurlijke  nooit  een  beroep  wordt  gedaan  tot
bevestiging  van  de  waarheid.  Het feit dat  de  natuur vraagt  om  een  bedekking zou 
waarschijnlijk  een  goed argument zijn tegen de gewoonte in deze dagen van
verval.
 
    De volgende passage (Gal. 2:15) is erg treffend. "Wij die  Joden  van 
nature zijn,  en geen zondaars  ..."  De Joodse  natuur,  en
ook de ruimere menselijke natuur,  is niet  zondig in zichzelf.  Hier wordt zij
in contrast met zondaars  gezet.  Laat ons het evangelische idee  dat  de
natuur noodzakelijkerwijze slecht is invoegen en we zouden lezen van  Joden  van 
[zondige] natuur en  geen  zondaars.  Nu zullen   we  naar  een  soortgelijke 
uitdrukking  in  de Efezebrief gaan,  die over hetzelfde feit gaat. Daar zijn de
Joden, van nature, kinderen der verontwaardiging (2:3). De Jood had veel meer dan
instinct, of natuur. Hij had  de  wet  om zijn stappen richting  te  geven. 
Hier, echter, wenst de apostel zijn voorrechten uit te sluiten. In deze genade moet
de Jood op hetzelfde niveau staan als de heiden.  Net als in de Galatenbrief,
bevat "van nature" dat is "door natuur" geen aanwijzing voor
zonde.  Er was  een tijd dat ik dit gedeelte graag aanhaalde om aan te  tonen dat
ik, persoonlijk, van nature, een kind des toorns was, evenals  de rest van de
mensheid,  en ik baseerde er mijn idee  van  een zondige natuur  op.  God  heeft,
 in  Zijn genade, deze krenking vergeven.
     God  heeft een natuur (Gal 4:8).  Afgoden hebben  geen
deel aan de goddelijke natuur. Hij is Geest. Afgoden zijn dat niet.  Hij heeft
Zichzelf geopenbaard door een levend Beeld,  Zijn  Zoon,  Jezus Christus,  onze
Heer.  Afgoden openbaren  zich door dode karikaturen.  De Galaten  waren slaven 
van deze stomme dingen,  die niets van hun natuur aan hun aanbidders konden
mededelen.  God zal echter,  in het  bijzonder in Zijn handelen met de Besnijdenis
in  de dag van JAHWEH, Zijn volk in staat stellen om veel meer te  doen  dan wat
de menselijke natuur die we nu bezitten  in staat  is te volbrengen,  met
betrekking tot het zich onttrekken aan  het verderf dat in de wereld is.  Het is
mogelijk om je een instinct voor te stellen dat zich zo sterk tegen zonde verzet dat
het dit afwijst.  Dit is niet voor  ons.  Wij worden  Gods  geest gegeven.  Zij
zullen deel krijgen  aan Zijn instincten, of natuur (2~Pet 1:4). Dit is de
sleutel tot het gedrag in het duizendjarig rijk.
     Het  instinct  van dieren varieert overeenkomstig 
hun woonplaats.  Wilde dieren leven op aarde.  Ze kunnen niet in de hemel
vliegen.
Het   instinct  leert  een  vogel  om  zijn  vleugels  te
spreiden,  en door de lucht te vliegen.  Elke soort vogel heeft  een aparte
natuur.  De adelaar vliegt hoog uit het zicht.  Gieren  vergaderen in groepen. 
Sommige vogels leven  op  het land.  Anderen verblijven  dicht  bij  het water.  
Weer  een  ander  staat stil in de  lucht  en duikt plotseling  naar beneden om een
vis te spietsen.  Wie leerde  deze schepselen hun eigen bijzondere plaats in de
huishouding van de schepping?  Het komt van God.  Het  is hun instinct,  hun
natuur. Elk dier blijft in zijn juiste leefomgeving. De vis verlangt er niet naar
om op het land te zijn. Deze natuur is hun kostbaarste bezit. Zij is nooit 
zondig.  Slechts wanneer ze hun natuur geweld  aan doen is er zonde en lijden en
dood.  Zo ook met de natuur van de mensheid.
     Als  het instinct in de mensheid zondig zou zijn,  zou
het ras binnen een dag omkomen.  Het is deze onderbewuste leiding die ons in het
land der levenden houdt. Pas nadat iemand  heeft geweigerd om de godheid van
God te erkennen wordt  hij overgegeven om,  tegen de grondregels van zijn wezen in
te gaan,  zijn lichaam te misbruiken en tegen de voorschriften  van zijn
geweten in te gaan.  Zouden  onze instincten niet afgestompt zijn door zonde, dan
zouden we onderbewust in harmonie met Gods wetten handelen, net als de lagere
schepselen rondom ons.
     De  praktische  vraag dient zich aan voor de  gelovige,
"Wat  zullen we doen met deze natuur?" Als zij ons doet zondigen,
laten we haar kruisigen. Als zij ons bewaart voor zonde,  laten we haar
aanmoedigen.  We worden nimmer aangespoord om onze natuur te kruisigen. We kruisigen het
vlees met zijn hartstochten en begeerten (Gal. 5:24). We zijn gekruisigd
voor de wereld en de wereld voor ons (Gal 6:14).  Dit  betekent  veel  meer  dan 
dood.  Het  vlees verdient geen fatsoenlijke dood.  Zo ook wij niet,  en de
wereld  evenmin.  Het is de volkomen schandelijkheid  van het vlees en van onszelf
en (van) de wereld die vraagt om de  meest verachtelijke dood die kan worden
bedacht.  Dit vraagt om onze uiterste verafschuwing.
 
Maar  de natuur en het vlees zijn tegenpolen met betrekking  tot Gods  wet, 
zelfs al  worden  ze gewoonlijk met elkaar verward.
Het  vlees onderwerpt zich niet aan Gods wet door  louter
onvermogen  (Rom 8:7).  Degenen die in het  vlees zaaien zullen  bederf  oogsten 
(Gal 6:8).  Terwijl  juist  het tegendeel  waar is van onze menselijke natuur. 
Ingeplant door de God  Die ook de wet uitvaardigde,  is zij  in  volkomen
harmonie  met  Zijn  verordeningen,   en  leidt  zij  tot dezelfde resultaten. Het
bederf komt pas binnen als we de natuur geweld aandoen en dat wat onnatuurlijk is
doen.
     Deze  uiteenzetting  kan gemakkelijk  verkeerd  worden
opgevat  als  een  pleidooi om het vlees  een  losbandige vrijheid  te geven. 
Om deze reden is het opstellen ervan lang uitgesteld. De reactie voortkomend uit
de bevrijding van onwettige beperkingen ontaardt al gauw in losbandigheid.  De
tendens kan zijn om zich aan het vlees over  te geven in plaats van de instincten
vrij te maken. Maar  het  tijdelijke misbruik van licht is  geen  excuus voor
het doorgaan in duisternis. Het licht mag ons dan in eerste  instantie 
verblinden  en ons met  de  ogen  doen knipperen,  maar na verloop van tijd zullen zij
zich aanpassen  aan de heldere omgeving,  en we zullen dichter bij  het  normale
komen dan wat ooit mogelijk was in  het duister. En  er zal verering en een  Gode
 welbehaaglijke wandel zijn.
     Een  geweten  dat  zich  voortdurend  ontwikkelt  door
contact met het levende Woord van God is het beste middel tot  onderscheid 
tussen dat wat van het vlees is en  dat wat  de vrucht van instinct,  of natuur is. 
De grenslijn tussen  ziel  en geest (Heb. 4:12)  kan  slechts   door middel van
de geschreven  openbaring worden onderscheiden, en  dat  geldt  ook voor de
rechtmatige werking  van  het instinct  en  de wetteloze excessen van  het  vlees. 
Het onderscheid is in sommige gevallen zo duidelijk dat zelfs degenen  die de
menselijke natuur aanklagen als  volkomen verdorven   in   dit  verband  er 
niets   over   zeggen. Bijvoorbeeld,  huwen,  is  het gevolg van instinct en  is
eervol  in  alles (Hebr. 13:4).  De apostel Paulus  zegt nadrukkelijk  dat  degene
die huwt niet zondigt  (1~Cor. 7:28). Doch  de belangrijkste werken van het
vlees  zijn eenvoudig  het op onwettige wijze misbruiken van dezelfde verhoudingen
(Gal 5:19).
 
    Juist  het  niet  zien van de juiste  plaats  van  het instinct heeft  
geleid  tot   zulke   kerkelijke abnormaliteiten  als  mannen-   en  
vrouwenkloosters. De scheiding  van  de seksen op religieuze gronden is  geheel
on-Schriftuurlijk  en,   omdat  het  haaks  staat  op  het natuurlijk  instinct  heeft het soms
geleid tot  ernstige afwijkingen.  Het is ons voorrecht,  om des Heren wil, te
hongeren en te dorsten,  en ons veel van dat waarnaar  we instinctief (vurig)
verlangen te ontzeggen, indien het wordt gedaan vanuit een verstandig en intens
verlangen om onszelf  op  te offeren in Zijn dienst.  Dit  deed ook de apostel
Paulus, omdat het karakter van zijn dienstbetoon, alsmede  zijn  bijzondere
positie,  zodanig was  dat  het gewettigd was.  Maar hij is zo voorzichtig te
benadrukken dat  zo'n weg niet altijd de beste is.  Het tegengestelde kan worden
aangegeven door het soort dienstbetoon waartoe iemand  geroepen wordt.  Dus hij voegt de
grote  waarheid toe  dat  God  Zelf onderscheidingen maakt en  in  genade geeft
 aan een  ieder  "sommigen,  inderdaad,  zus,  doch anderen, zo"
(1~Cor 7:7).
     Terwijl  het een groot voorrecht is om afstand te doen
van sommige van onze natuurlijke en juiste verlangens  om Zijnentwil, is het
beter om toe te geven aan het instinct wanneer  het  buiten onze beheersing valt
(1~Cor 7:9)  en het  is  nooit zondig wanneer we toegeven  aan  de  eisen ervan 
(1~Cor 7:28).  Omdat deze zin gemakkelijk tegen me gebruikt kan worden door de
vijanden van de waarheid, zal ik  proberen om mijn bedoeling vast te leggen d.m.v.
 een voorbeeld.  Er  is me eten voorgezet.  Zal ik het opeten? Als ik hongerig
ben,  vertelt mijn instinct me "Ja".  Als ik niet hongerig ben, zegt
het "Nee". Niet gehoorzamen is een  zonde, gehoorzamen
niet.  Maar als mijn eten een broeder  zou  doen struikelen,  heb ik het voorrecht
 van onthouding,  ter wille van hem en van de Heer.  Als ik me echter   niet  
kan   beheersen,    omdat   ik   volkomen uitgehongerd ben,  zou ik niet
zondigen, zelfs als ik at. Bovendien het kan zijn dat,  in plaats van een broeder te
laten  struikelen,  mijn  gedrag hem kan helpen,  of  een getuigenis van   de  
waarheid   kan   zijn.    Geestelijke omstandigheden moeten heersen, zelfs over
instinct. In de opstanding  zullen onze lichamen geestelijk zijn,  en  we zouden 
op deze toestand zo ver als nu mogelijk is moeten inspelen.
     Ik zou mijn eten moeten kiezen om mijn lichaam op te
bouwen en de kracht ervan in stand te houden tot gebruik in Zijn dienst,
grotendeels door instinct geleid.
Maar  als  ik  het voornamelijk uitzoek "om  de  tong 
te strelen",  en te veel eet, meer dan natuurlijk is, is dat
ziels, niet natuurlijk. Het is onnatuurlijk. Het feit dat het  instinct
onderbewust is en zelfs nog meer verzwakt dan de fysieke functies van ons
lichaam, heeft tot gevolg gehad  dat het vrijwel verdwenen is uit het leven van  de
meeste  mensen.  Het is als met het geweten,  bedekt door gebruiken   en 
gewoonten  en  teniet  gedaan   door   de bedervende invloed van de zonde.
     Een  van de vruchten van een terugkeer naar God en een
kennen van Zijn wegen zou een herleving van de interesse  in de  natuur moeten
zijn,  niet alleen in de wereld om  ons heen,  maar  ook in onszelf.  Achter de
sluier der  zonde zien  we  Zijn wonderwerken in de schepping.  Een van  de
wonderbaarlijkste is het instinct van dieren. Geen van de kunstjes  die hen geleerd
kan worden kan de  vergelijking doorstaan  met de in hen zelf gelegen wet die hun
bestaan regelt.  In zichzelf is het foutloos,  dat is  zondeloos, hoezeer  het
ook aangetast mag zijn door de rebellie  van de mensheid tegen God.  Als de
lagere schepping verstoken zou  zijn  van haar instinct,  en slechts afhankelijk van
 het langzamere  proces van het denken en redeneren,  dan  zou zij niet lang
overleven. De mensheid heeft ook deel aan dit instinctieve inzicht. Het is
mogelijk dat onze levens erdoor  geregeld worden in een mate die onze ideeën verre
te  boven  gaat.   Hoe  vaak  ontdekken  we  niet  dat  we instinctief dingen
doen,  voor we tijd hebben gehad tot bewust overleg?  We ontmoeten iemand.  Wat
is het dat ons meteen  tot die persoon aantrekt of afstoot?  Soms is het van een
overweldigende kracht,  en we proberen onszelf te ontdoen   van   zulke 
onberedeneerde   vooroordelen   of voorkeuren.  Het  zou verkeerd zijn om zulke
onthullingen van onze onderbewuste persoonlijkheid geheel te  negeren, maar  we kunnen
deze beter overwegen en  analyseren.  Een onderbewuste reactie heeft meer kans
overeen te komen met ons echte zelf dan een uitputtend zelfonderzoek.
     Als  iemand me heel onverwacht zou vragen, 
"Gelooft u in volkomen verdorvenheid?" Zou ik geneigd zijn te zeggen
"Ja". Dit is een goed voorbeeld van het rampzalige gevolg van   het   vervangen  
van  het   levende   Woord   door ongeïnspireerde  uitdrukkingen,  om  dan, 
door  foutieve redeneringen,  op  onSchriftuurlijke  conclusies  uit  te komen.
Paulus  zegt:  "Ik  ben  me  bewust dat  het  goede 
geen woning in me maakt (dat wil zeggen,  in mijn  vlees)" (Rom
7:18). Ziet u hoe hij op zijn hoede is bij een uitspraak die  bij  lange  na niet  zo
 drastisch  is  als "volkomen  verdorvenheid"?  Juist in deze brief
heeft hij duidelijk  gemaakt dat geweten en natuur beide goed zijn. Zelfs  in 
het  hart van zijn uitspraak zet hij  er  iets tussen  haakjes bij,  voor het
geval dat iemand zich  zou voorstellen  dat hij deze beide erbij insloot.  Laten  we
deze voorzorgsmaatregel niet negeren,  zoals de theologie doet.
     We  kunnen  ons beter,  voor eens en altijd,  van   de
misleiding bevrijden dat geestelijk leven bestaat uit het ingaan  tegen onze
natuurlijke neigingen.  Terwijl we dat deden  hebben we met een vriend gevochten, 
niet met  een vijand.  Maar  laat  dit  niet uitgelegd worden  als  een
vrijbrief om aan de lusten van het vlees te voldoen.  Het ene is normaal en rechtmatig. 
Het andere is abnormaal en wetteloos.  Laten  we ons geweten ontwikkelen, 
zodat het instinct   niet  voor  ziels  wordt  aangezien,   of  het zintuiglijke
voor het natuurlijke. Maar boven alles, laat de geest van God ons leiden door Zijn
Woord,  zodat we op bepaalde  momenten,   ons  zelfs dat wat goed  is  kunnen
ontzeggen  ter wille van Hem Die ons liefheeft.  Als  het noodzakelijk is,  laten
we dan hongeren en dorsten om het brood  en water des levens aan anderen te 
brengen.  Maar laten  we  daaruit niet concluderen dat eten  en  drinken zondig
zijn,  maar laten we eten en drinken, en elk ander natuurlijk  instinct
gehoorzamen,  tot verheerlijking van onze Schepper God.
     De  Schrift  wil dat we aandacht schenken aan  wat  de
natuur  leert,  aan  de leiding van het instinct (1~Cor 11:14). Wij behoren niet
dat te doen wat buiten de natuur valt  (Rom. 1:26).  Voor de naties vervangt
zij,  tot op zekere hoogte,  Gods wet, met het bijkomende voordeel dat ze  in ons
eigen wezen is geschreven,  niet op stenen tafelen.  Het kan zijn dat de wet, 
geschreven op Israëls hart in de dag des Heren,  de bevrijding van deze 
natuur zal zijn van de slavernij van Satan,  die dan gebonden zal zijn. De traditie
probeert deze goddelijke gave te  onderdrukken,   en  noemt  haar 
"zondig",  maar  God verklaart dat dit niet zo is.
Laten  we  onze  woordenschat zuiveren  van  de  foutieve
uitdrukking "zondige natuur",  en proberen onze gedachten te  reinigen 
van  de verderfelijke indruk dat  we  ernaar moeten  streven om onnatuurlijk te
zijn in ons gedrag  om God te behagen. Laten we de verkeerde nederigheid
wegdoen die  weigert het goede te (h)erkennen waarvan God al  zijn levende  schepselen
heeft voorzien,  het instinct,  of de natuur,  welke alleen het bewaart voor
onmiddellijk verval en  dood.  Laten  we  God danken  voor  deze  wonderlijke
natuur,   zonder  welke   onze  knapste  geleerden,  onze beste wetenschappers, 
niet in staat zouden zijn zichzelf ook maar een ogenblik in leven te houden.  Het
is de aanwezigheid  van  God,  want  in Hem zijn we  levend  en bewegend en is
ons bestaan (Hand 17:28).
A.E. Knoch 
Volgend artikel van deze serie