Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 7
Het adres op de enveloppe - deel 1
door A.E.Knoch.

God heeft zich in Zijn Woord op verschillende manieren geopenbaard. De historische, profetische en literaire delen zijn meestal in de vorm van korte rollen of pamfletten. Zijn laatste en hoogste mededelingen zijn tot ons gekomen in de vorm van brieven, of, vanwege hun formele en publieke karakter, geschriften.

Als de postbode ons een grote stapel post bezorgd, moeten we deze eerst sorteren als meerdere mensen post ontvangen op hetzelfde adres. Voordat we post openen, kijken we eerst of deze wel aan ons is gericht.

In vroeger dagen waren er geen enveloppen, daarom was het adres van een "geschrift" opgenomen in de beginregels ervan. Zo worden ook de brief gedeelten van de Schrift gewoonlijk begonnen met een specifieke aanduiding van welke persoon of personen het geschrift afkomstig is en voor wie het is bestemd. Petrus en Jacobus zijn hier wel een goed voorbeeld van.

Jacobus aan de Twaalf Stammen

Geen van de "besnijdenis geschriften" duidt zo duidelijk de groep aan voor wie de brief is geschreven als de brief van Jacobus aan de twaalf stammen in de verstrooiing. Haar tegenstelling met de brieven van Paulus is zo uitgesproken, dat Luther het gezag er van betwistte en eindeloze pogingen zijn ondernomen om beide met elkaar te verzoenen, zonder echter ooit tot een bevredigende oplossing te komen. Zodra is begrepen dat deze brief voor een andere groep is bedoeld dan voor hen in de huidige bedeling, verdwijnt alle noodzaak tot verzoening en komen we niet meer in de verleiding om de een met de ander in overeenstemming te brengen.

De brief begint

"Jacobus, een slaaf van God en de Heer Jezus Christus, aan de twaalf stammen in de verstrooiing"
(Jac. 1:1;SW)
Niets kan eenvoudiger zijn dan het feit dat deze brief is geadresseerd aan een speciale groep. Hij is niet voor de stammen in het Land. Het is ook absoluut onmogelijk haar zonder meer toe te passen op de heidenvolken, zonder grote verwarring te stichten!.

Petrus aan de Verstrooiing.

Petrus schreef aan de bannelingen in de verstrooiing in de meest noordelijke provincies van wat nu Klein-Azië heet. Dit beperkt het uitsluitend tot de Besnijdenis, want de heidenen werden nooit verstrooid uit hun eigen land. Het kan echter niet slaan op de algehele verstrooiing van de Joden, want slechts weinigen onder hen waren gelovig. Zonder twijfel verwijst dit naar het feit dat, van de verstrooiing na de steniging van Stefanus, er ten gevolge van continue vervolgingen, vele Joodse Christenen in ballingschap waren gegaan. Na gevlucht te zijn voor hun verwoede mede landgenoten, ondervonden ze dat nu ook hun asielgevers hun vervolgers werden door de valse beschuldigingen tegen hen in een edict van Nero.

Deze "Besnijdenis" geschriften zijn niet aan ons geadresseerd. Ze zullen zonder twijfel hun diepste toepassing vinden voor de zonen van Israël, nadat de huidige bedeling van Gods genade zal zijn beëindigd en God zich nogmaals zal richten tot de Besnijdenis bij de aanvang van de dag des Heeren. Dan zal het gericht beginnen bij het huis van de Heer en zullen zij bezocht worden door beproevingen, zoals de brieven dat voorzeggen. Allen bij die tijd en die gelegenheid zal de boodschap die Petrus brengt geheel worden aanvaard en echt begrepen.
Net zoals het voor hem moeilijk was de brieven van Paulus te begrijpen (2Petrus 3:16), zo kunnen wij, alleen door een eerlijke poging ons te plaatsen in de positie van hen aan wie deze brieven zijn gezonden, in staat zijn hun boodschap ten dele te begrijpen.

Petrus ontving zijn opdracht deze brieven te schrijven van de Here, na Zijn hemel vaart. Aan de kust van het Meer vanTiberias, na de wonderbare visvangst, wordt hem opgedragen Zijn schapen te weiden (Joh. 21:15-17). Dit is de bediening die hij vervult in deze pastorale brieven. De geadresseerden, in tegenstelling tot

"de gemeente, die Zijn lichaam is",
zijn
"een gekozen geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie"
(1Pet.2:9; NBG)

De brieven van Johannes

Johannes, net zoals Petrus en Jacobus, had een bediening voor de "besnijdenis" en denkt aan de naties als aan de buitenste rand van het gebied van de gemeenschap (3 Joh. 7). Zelfs wanneer hij het gezichtsveld van de zegen verruimt,om zodoende de gehele wereld er in te doen delen, legt hij toch de nadruk op haar verband met de geliefde natie.

"Hij is de verzoening voor onze zonden en niet alleen voor onze zonden, maar ook voor die der gehele wereld"
(1 Joh.2:2; NBG))
De oplossing van het karakter en toepassing van Johannes' bediening, zowel persoonlijk als geschreven, is te vinden in de vraag van de Heer aan Petrus
"Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan?"
(Joh. 21:22; NBG)
De Heer zei niet dat hij echt zou blijven leven tot Zijn terugkomst, maar er is weinig ruimte voor twijfel dat, in geest, dit waar is. Zijn brieven hebben een speciale toepassing voor hen die het Koninkrijk binnengaan tijdens hun leven en geven de leerstellige basis voor het Koninkrijk zelf. Dit wordt eens te meer bevestigd door het feit dat, in zijn eindtijd visioenen, Johannes het Koninkrijk, in geest, binnengaat.

Het is een opvallend feit dat Johannes zich nergens in zijn brieven beroept op zijn apostelschap. In zijn tweede en derde brief is hij slechts een ouderling. Dit bevestigt het persoonlijke karakter van deze korte brieven, maar het laat zonder twijfel de teruglopende autoriteit van de twaalf apostelen zien, toen de afvalligheid van de gekozen natie zich verder ontwikkelde. In het laatste deel van het boek Handelingen vinden wij ze niet meer terug in Jeruzalem.

De brieven van Paulus.

In zijn brieven geeft Paulus altijd eerst zijn naam en vervolgt meestal met het onderwerp van zijn schrijven en een korte omschrijving van de geadresseerden. De naam "Paulus" heeft een vreemde klank voor hen die gewend zijn aan de Hebreeuwse titels uit zoveel van de oude rollen. Natuurlijk, Paulus was een Israëliet, zoals de meeste van de andere heilige schrijvers, maar God veranderde zijn Hebreeuwse naam, Saulus, in een buitenlandse, "Paulus". Deze verandering gebeurde tijdens de crisis in zijn loopbaan, toen hij werd afgescheiden van zijn vrienden voor een speciale bediening aan de volken (Hand. 13:2,3). Niet alleen dat, maar de allereerste keer dat we lezen dat het evangelie rechtstreeks wordt verkondigd aan een heiden, de proconsul Sergius Paulus, niet eens een proseliet, wordt ons zijdelings verteld dat Saulus is "anders gezegd Paulus". Nog meer van belang is Paulus' handelen met Elymas, de tovenaar, die probeerde de proconsul van het geloof af te brengen. Hij is zonder twijfel een vertegenwoordiger van Israël en een voorbode van de weerstand tegen Paulus' bediening aan de volken. Het hoogtepunt is wel Paulus' wonder, in tegenstelling tot zijn andere genade handelingen. Hij bracht blindheid op deze Jood, "een tijd lang". Wat een prachtig miniatuur van Paulus' bediening! Gedurende de blindheid van Israël, brengt hij redding voor de volkeren (Hand. 13:6-12).

Paulus stelt zich voor naar het karakter van zijn brief. Gaat deze over dienstbetoon, dan spreekt hij over zichzelf als slaaf. Waar broederschap het thema is, betrekt hij anderen met zich in zijn groeten. De "volkomenheids brieven", Efeziërs, Filippenzen en Kolossenzen, zijn mooie voorbeelden. Omdat alleen hij de gevolmachtigde openbaarder is van de geheimen van het gezamenlijke lichaam, presenteert hij zijn geloofsbrieven in Efeziërs als een apostel(gevolmachtigde van de Heer); waar dienstbetoon en broederschap van belang zijn in Filippenzen, stelt hij zich daar voor als slaaf, samen met Timotheüs; in Kolossenzen gaat het over correctie en gemeenschap, daar is hij weer apostel, ook hier samen met Timotheüs.

De openbaring van de geheimenissen staat in verband met de volmacht van Paulus als apostel. Er waren er genoeg die aan zijn recht op de titel van apostel twijfelden. Hij was niet een van de twaalf. Hij kon geen recht doen gelden op zo'n plek. Hij werd niet eerder apostel, dan nadat het grootste deel van de bediening van de twaalf was volbracht. Degene die de plek van Judas innam moest komen uit hen die altijd bij Jezus waren geweest, vanaf zijn doop door Johannes tot aan zijn hemelvaart (Hand. 1:21,22). Dit was de enige voorwaarde en Paulus was nooit bij Hem geweest. Sterker nog, zijn apostelschap was gegrond op juist het tegengestelde. Het was noodzakelijk dat hij de Heer niet kende na Diens hemelvaart, want hij is de apostel van Christus Jezus, de verheerlijkte Heer, niet van Jezus Christus, de afgewezen Messias.

De titel apostel is vaak gedefinieerd als "de gezondene". Maar het heeft niet het Griekse element voor zenden, dat is pemp. Apostel is een samengesteld woord, gemaakt uit twee elementen, apo, VANAF, en stel, STELLEN/ZETTEN. De letterlijke betekenis is die van iemand op een afstand zetten, als een vertegenwoordiger/afgevaardigde. De beste Nederlandse vertaling zou zijn gevolmachtigde. Een apostel werd een volmacht gegeven, met de autoriteit om die uit te oefenen. De volmachten voor de twaalf werden hen door de Heer gegeven toen Hij nog bij hen was. Paulus kreeg zijn volmacht niet van hen of via hen, maar van de Heer zelf. Het grote verschil tussen zijn volmacht en die van de twaalf laat ons zien, dat het onmogelijk is dat Paulus een van de twaalf zou kunnen zijn.

Paulus schrijft herhaaldelijk zijn apostolisch ambt toe aan de wil van God (1Kor.1:1; 2Kor.1:1; Kol. 1:1; 2Tim. 1:1). Niemand van de twaalf doet dit. Zij werden gekozen door Christus in overeenstemming met het geopenbaarde raadsbesluit van God. Hun volmachten, hun loopbanen, eigenlijk alles, was in overeenstemming met Yahwehs beloften in de Wet en de Profeten en in de Psalmen. Sommige details en ontwikkelingen mogen dan geheim zijn geweest, maar hun hele loop was afgestemd op een eerder voorbereidt programma. Een van de bijzondere punten in Paulus' roeping was, dat hij Gods wil zou kennen (Hand. 22:14). Dit kan niet slaan op de kennis van de Hebreeuwse Schriften, maar op zaken die tot dan toe niet waren bekend gemaakt. Het was het bijzondere voorrecht van Paulus om nieuwe en ongekende terreinen van Gods voornemen te ontdekken. Aangesteld te worden als apostel door Zijn wil, schept verwachtingen van een nieuw vertrek van de goddelijke activiteiten.




Naar deel 8

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers


Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern