Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 35
Het aanpassen van de heiligen - deel 1
door A.E.Knoch.

De alles te boven gaande aard van de hedendaagse uitstorting van Gods gunst komt overeen met de verhoging van Christus te midden van de hemelingen. Omdat hij "boven allen van de hemelen" is (Efe. 4:10;SW), worden wij tot de allerhoogste hoogsten verheven. Het is zeker niet, zoals het Engels zou doen denken, dat Hij zit op een punt ergens in de ruimte, buiten en voorbij het universum, want dat is een tastbare absurditeit. Wat de ruimte betreft: het universum is samengesteld uit de Aarde en de hemelen. Het meer exacte Grieks maakt er van de hemelen van, want Hij is de hoogste van de hemelse menigten, niet wat de ruimte betreft, maar wat waardigheid en heerlijkheid betreft. Er kan geen hogere verhoging zijn. Hij completeert het universum (Efe. 4:10).

Hij die afdaalde naar de lagere delen van de Aarde, is nu opgestegen naar de hoogste hemelen. Net zoals het hemelse aspect van het geheim van Christus de basis is voor de geheime bedeling, zo is ook de compleetheid van Christus' bijeenbrengen van heel de schepping de basis voor onze volwassenheid. Een complete onthulling verheft ons naar het niveau van volwassenen. Verbonden met Christus in Zijn hoofdschap van het hele universum, hebben de gelovigen nu hun meerderjarigheid verkregen.

De inwijding van de huidige bediening van Gods genade bracht vele veranderingen met zich mee. Dit vroeg, in de taal van de inspiratie, om een aanpassing van de heiligen (Efe. 4:12). Het wordt figuurlijk voorgesteld als de verandering van minderjarigheid naar de volgroeide man (Efe. 4:13; 1Kor. 13:10). De nieuwe hemelse bestemming scheidde de heiligen van aardse, lichamelijke zegen, die zij als gasten van Israels verbonden hadden genoten. De nieuwe status van de natiën vereiste dat hun geestelijke groei voltooid zal worden, zodat zij echt de complementen van Christus kunnen zijn te midden van de hemelingen.

De geestelijke uitingen van de zogeheten "gaven" geven ons een beeldende illustratie van de betrokken veranderingen. Het twaalfde hoofdstuk van 1 Korinthiërs laat zien wat de natiën hadden voordat het geheim werd onthuld. Het vierde hoofdstuk van Efeziërs vertelt ons welke gaven vandaag de onze zijn. Er zijn grote veranderingen. De meeste van de vroege gaven vielen in deze aanpassing weg. Ze zijn niet langer nodig. Twee nieuwe werden toegevoegd. Drie worden er meegenomen. Van de gaven die deze bediening binnen gaan, waren apostelen, profeten en leraren al eerder bekend. Zij verbinden ons met het verleden. Evangelisten en pastores zijn uniek, want zij waren tevoren niet als gaven bekend.

Geestelijke uitingen.

1Kor.12:7-10
(Door de geest
voor het aangepaste)

wijsheid
kennis
geloof
krachtige daden
profetie
onderscheiding van geesten
talen
vertaling
1Kor. 12:28,29
(Door God
in de ecclesia)


1. apostelen
2. profeten
3. leraren
krachten
genezing
ondersteuning
bestuur, talen
(toekomstige overstijging)
1Kor. 13:8
(Opgeheven
door meerderjarigheid)

profetieën
talen
kennis
Efe. 4:11
(Gegeven door de Heer
voor aanpassing)

apostelen
profeten
evangelisten
pastores
leraren
+ Efe. 2:20
In de aanvang
apostelen
profeten

De bijgaande lijsten van de geestelijke geschenken die tijdens Paulus bediening werden gegeven, zullen ons helpen deze "gaven" te vergelijken en bestuderen. Eerst hebben we negen gaven die tijdelijke hulpmiddelen waren gedurende de overgangsperiode tussen de Pinksterbediening en de huidige. Dit zijn individuele uitingen van de geest. Vervolgens hebben we acht gedeelde geschenken, verbonden aan het lidmaatschap van het lichaam van Christus. Ze worden weergegeven in de volgorde van hun rang. Let er in het bijzonder op dat de eerste drie - apostelen, profeten en leraren - opnieuw worden gevonden in Efeziërs. Dan hebben we een speciale lijst van die welke afgeschaft werden door het binnentreden van volwassenheid. De laatste kolom geeft ons de feiten van Efeziërs. Eerst hebben we de lijst van de gaven welke gegeven werden voor de aanpassing van de heiligen, daarna zien we dat twee er van beperkt zijn tot het begin. Dit laat ons voor vandaag drie geestelijke gaven: evangelisten, pastores en leraren.

Het is alle moeite waard om de relatie tussen de gaven in 1 Korinthe en Efeziërs op te helderen. Twee extreme en tegengestelde posities worden gebaseerd op onhoudbare inzichten over deze band. Een groot aantal vurige gelovigen meent dat alle gaven nog steeds door geloof toegeëigend kunnen worden en dat vele er van vandaag nog gepraktiseerd kunnen worden. Zoals in Korinthe leggen zij de nadruk op de gave van "tongen." Ook genezing wordt benadrukt. Aan de andere kant kappen sommigen Korinthiërs helemaal af, stellend dat we er absoluut geen band meer mee hebben. Ons wordt verteld dat de dispensatie van het geheim uniek is, en noch een vermenging noch een ontwikkeling van Korinthiërs is, maar een nieuw "geschapen" iets, ver boven alles verheven. In tegenstelling tot deze beide posities, illustreert de Schrift, zowel in Korinthiërs als in Efeziërs, de relatie tussen de twee door de beelden van "minderjarigheid" en "volwassenheid." Dit is de sleutel voor dit onderwerp.

Dit beeld vermijdt beide uitersten. Het is in harmonie met het feit dat enkele van de gaven die in het verleden aanwezig waren, vandaag de onze zijn. Het stemt in met het terzijde stellen van de mindere gaven en het vasthouden aan de grotere. Het komt overeen met het karakter van de gaven die behouden en die welke afgedankt werden. Paulus en anderen waren apostelen en leraren in Korinthiërs en bleven dat in Efeziërs. Ze werden niet opnieuw benoemd, ook al werden hun eerdere diensten niet erkend. Het beeld van een nieuwe schepping is hier niet aan de orde. Een man wordt niet herschapen wanneer hij de volwassenheid bereikt. Sommige dingen blijven als ze waren, andere laat men vallen, omdat ze alleen bij de minderjarigheid behoren.

De gelovigen uit de natiën hadden, als gasten van Israels belofteverbonden, al een paar dingen genoten die geen passende plaats vinden te midden van de geestelijke, hemelse zegeningen, die de huidige genade karakteriseren. Misschien dat als in onze dagen zo'n verandering teweeg gebracht zou worden, wij het een reorganisatie zouden noemen. Indien een grote onderneming het werkgebied zou verleggen en het karakter van haar producten zou wijzigen, zou een deel van haar machinepark nutteloos worden en afgedankt. Haar manier van zaken doen zou herzien moeten worden om te passen bij de nieuwe omstandigheden. Zo was het toen dit handvest van ons geloof voor het eerst werd gegeven. Enkele dingen vervielen helemaal, andere werden aangepast. Lichamelijke voordelen en aardse vermogens verdwenen. In Paulus' voorbereidende brieven zijn de gelovigen te zien in de periode van adolescentie. Ze staan op punt volwassen te worden. Sommige van de gaven die hen op dat moment werden gegeven, waren de relikwieën van de kindertijd. Andere gaven waren bedoeld om ze tot volwassenheid te brengen. De jeugd leert te spreken en te zorgen voor hun lichamelijk gestel. Deze worden vertegenwoordigd door de gaven van "tongen" en genezing. De voornaamste taak van de adolescentie is de scholing en training voor de taken van het leven. Ze houdt zich bezig met zelf-ontwikkeling, niet met de zorg voor anderen of de taken van de volwassene.

Gaven voor geschiktheid.

De uitingen van de geest, gegeven aan de Korinthiërs, waren hulpmiddelen (1Kor. 12:7). Laten we deze geïnspireerde karakterisering niet over het hoofd zien, die ons verzekert dat dit niet ideale, permanente geschenken waren, maar slechts tijdelijke maatregelen om een tekort op te vullen dat sindsdien aangevuld werd. "Maar aan een ieder wordt de uiting van de geest gegeven, tot het gepaste." De weergave in de King James vertaling met "profit/winst" is misleidend, hoewel het natuurlijk niet onjuist is. Men gebruikt hulpmiddelen omdat zij voor een korte tijd nuttig of behulpzaam zijn. Dit woord, sumpheroo, vertalen zij zeven maal met "winst." Maar het verliezen van een oog of een hand kan nauwelijks "winstgevend" genoemd worden, hoewel het nuttig kan zijn (Matt. 5:29,30). Het was nuttig voor de Heer om weg te gaan (Joh. 16:7). Afwezigheid is niet Zijn blijvende toestand. Alles is ons toegestaan, maar niet alles is nuttig (1Kor. 6:12). Waar het voorkomt wordt er door geschiktmaking niet anders dan een allesoverstijgend voordeel verkregen.

Dit wordt bevestigd door het feit dat geen van deze hulpmiddelen herbevestigd wordt in Efeziërs. Zij waren passend voor de overgangstijd, terwijl tegelijkertijd pure genade werd geïntroduceerd. Het wordt boven alle twijfel verheven door het verdere feit dat alle drie hulpmiddelen die beslist afgeschaft worden, te vinden zijn in deze lijst van behulpzame, geestelijke gaven (1Kor. 12:7-10). Dit zijn: profetie, tongen en kennis (13:8). Zij waren op dat moment nodig, maar zulke hulpmiddelen zijn niet langer nodig, omdat de huidige bediening volkomen gegrondvest is geworden. In plaats van een paar individuen hemelse informatiefragmenten te geven, heeft God in Zijn laatste onthulling de hele cirkel van kennis gegeven. Dit is voor allen beschikbaar. Nu heeft iedere gelovige in Christus toegang tot alle schatten van wijsheid en kennis.

Hoe meer we weten over de overgang die Paulus' vroege bedieningen begeleidde, des te meer gaan we de noodzaak zien voor de tijdelijke geestelijke uitingen die de gelovigen over moesten zetten naar de huidige genade. Hoewel we nu in Paulus' vroege brieven een verslag hebben over deze periode, en ook de volle onthulling die ze afsloot, hebben maar weinig gelovigen er een helder zicht op! Sinds vroege tijden heeft deze periode een vruchtbare verwarring teweeg gebracht in de kerk, want maar weinigen begrepen dat het niet een blijvend deel voor het heden was. Als dit zo is, hoe moeilijk moet het dan geweest zijn voor hen die leefden in die veranderende tijden, om bij te blijven met Gods werkingen. Er was geen voltooid geformuleerd systeem van waarheid, zoals we dat nu in Efeziërs hebben. God was nog steeds bezig met Israel. Hadden wij in een era geleefd waarin God bezig was met het oprollen van het ene systeem van waarheid, terwijl Hij een ander aan het uitrollen was, dan zou er meer excuus zijn voor verwarring dan er is. Zij hadden een tijdelijke hulp nodig om hen over de overgangstijd heen te tillen.

Er zijn twee verschillende soorten hulpmiddelen. Sommigen verbonden hen met het Koninkrijk en de krachten van de komende aion. Dit waren krachtige daden, genezing, talen en vertaling. Deze zullen hun volledige vervulling vinden in het millennium. Menselijk gesproken: als Israel in Handelingen hun Messias niet had verworpen, zouden deze gaven in toenemende mate gefloreerd hebben, maar alleen in onderschikking aan Israel. Ze konden niet voortgaan toen Israel terzijde was gezet. De andere gaven verbonden hen met de naderende verandering, toen Israel verworpen werd. Zonder te weten wat er voor hen in het vat zat, zouden ze uiteraard vervallen in dwaasheid en onwetendheid. Daarom werden enkelen speciaal begiftigd met kennis en wijsheid. Hun geloof zou anders falen, net zoals dat bij velen in Israel het geval was, omdat het Koninkrijk zich terugtrok. Er was de gave van profetie nodig om een rechtstreeks woord van God te ontvangen. Er moest onderscheid gemaakt worden tussen geesten, opdat zij niet tegengesteld aan Gods bedoeling gingen handelen. Al deze geschenken worden getoond in Paulus' brieven aan hen. Alle van de andere groep werden toegelicht in het verhaal van Handelingen, dat begint met een speciaal vertoon van "tongen" en eindigt met een opmerkelijk voorbeeld van genezing (28:8).

Maar hebben we al deze zaken vandaag niet nodig? Omdat onze zegeningen geestelijk zijn, te midden van de hemelingen, kunnen we de fysieke gaven van de komende aion niet opeisen. In plaats van genezing wordt ons nu genade gegeven voor onze zwakheden. In plaats van kracht wordt ons zwakte beloofd (2Kor. 12:9). Talen worden direct onthouden aan een era van volwassenheid (1Kor. 13:8). Wijsheid en kennis, geloof en profetie en de onderscheiding van geesten kan vandaag wel hard nodig zijn, maar ze zijn niet langer individuele giften. Alle wijsheid en kennis die we nodig hebben is te vinden in het nu onthulde geheim. Dat is Gods laatste woord voor ons. De gave van profetie is niet meer nodig (1Kor. 13:8). En door deze gecompleteerde onthulling kunnen we alle geesten testen. De dispensatie waarin we nu leven schaft alle geestelijke uitingen af die de apostel zo zorgvuldig hulpmiddelen noemde.

Wij zijn ons niet bewust dat dit punt al eerder benadrukt werd. Daarom willen wij het allen die God geloven op het hart drukken. Er kunnen redeneringen ontwikkeld worden om aan te tonen dat deze gaven niet langer bij ons zijn, maar geen daarvan zou de mens van God zo moeten aankleven als het woord dat hier door de heilige Geest wordt gebruikt. Voordat ook maar verteld wordt dat deze gaven bestonden, wordt hun tijdelijke karakter vastgesteld. Dit zal voldoende zijn voor een ieder die wenst God te geloven. We twijfelen er niet aan dat er vandaag geestelijke uitingen zijn die overeen lijken te komen met de mindere gaven. Zulke waren er zelfs in die dagen. Er was een speciale gift nodig om de geesten te onderscheiden. Indien deze gave vandaag zou bestaan, zou ze ongetwijfeld al deze klasseren als het werk van misleidende geesten. Het is een poging om de gelovigen zich te laten verdiepen in zaken van de minderjarigheid, om ze zo weg te houden van het verkrijgen van volwassenheid, die het hoofddoel is van de echte gaven die we vandaag hebben.

Laten we zorgvuldig het tegengestelde effect opmerken, het directe contrast tussen de "moderne gaven" - genezing en tongen - en die welke ons door God werden gegeven. Het eerdere trok ons terug naar de kindertijd; het latere brengt ons naar de volwassenheid. Pastores, evangelisten en leraren werden gegeven "tot aanpassing van de heiligen in het werk van bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij zouden verkrijgen het al in de eenheid van het geloof en van de bovenkennis van de Zoon van God, tot een volgroeide man, tot een maat van gestalte van het complement van de Christus, opdat wij niet meer minderjarigen zouden zijn, heen en weer slingerend en rondgedragen op iedere wind van leer, in de grilligheid van de mensen in hun sluwheid, tot de methodisering van de misleiding" (Efe. 4:12-14;SW). Talen staan in Gods lijstje als de minste van alle gaven van de minderjarigheid. Echte pastores, evangelisten en leraren leiden de gelovigen in de andere richting, naar volwassenheid. Dat is, als ze trouw zijn, hun speciale taak.

Er zijn vandaag vele methoden voor het testen van Gods dienaren, die niet in het Woord te vinden zijn. Succes geeft soms in Gods ogen falen aan. Hier echter hebben we Gods standaard. Hier vertelt Hij wat Hij verwacht. De test die wij zouden moeten toepassen is in deze passage te vinden. Delen zij datgene uit wat het lichaam van Christus opbouwt, zodat allen één geloof hebben en zich bewust zijn van hun zoonschap en volwassenheid in Christus? Helaas! Alleen al de gedachte aan volwassenheid is bij velen onbekend, en hun bediening is er meer op berekend om kinderen te maken van volgroeide heiligen, dan volwassen heiligen te maken uit minderjarigen. Laten we opmerken dat het hoofddoel van de gaven die we nu bezitten is de heiligen te leiden voorbij de mindere gaven die de minderjarigheid karakteriseren. Wij zijn volwassen in Christus! Laten we niet terugvallen in kinderlijkheid!




Naar deel 36

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern