Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 30
Het geheim van Christus
en
de afmetingen van Zijn liefde.

door A.E.Knoch.

Paulus staat op het punt om te gaan bidden. Hij stelt voor een verzoek voor kracht op te stellen om de allesoverstijgende afmetingen van de liefde van Christus te verstaan (Efe. 3:18,19). Maar hij kan niet verder gaan met zijn gebed totdat hij in een ademloze, gehaaste stijl, de grond heeft aangegeven waarop zijn gebed is gebaseerd. Twaalf verzen van het derde hoofdstuk van Efeziërs - van het tweede tot en met het dertiende - zijn een tussengevoegde inleiding tot het gebed van de apostel. Daarin geeft hij een samenvatting van de genade die al is uiteengezet. Dit is, voor ons, een van de meest levende en verlichtende paragrafen in heel het Woord van God. Het is een kort uittreksel van het Efeze geheim, en bevat ook een beknopte verklaring van het geheim van Christus, wat het onderwerp is van onze huidige overdenking (Efe. 3:3-5:8).

Het is onmogelijk een helder begrip te hebben van de huidige geheime bediening, zonder een bijzondere kennis te hebben van het geheim van Christus. Dit is waarom, voordat de apostel het onderwerp dat op zijn hart ligt definieert, hij een andere tussenzin invoegt om ons met dit aparte, maar toch verbonden, geheim bekend te maken. Het geheim van Christus is nauwe overeenstemming met de nieuwe onthulling, maar moet er niet mee worden verward. Misschien heeft niets meer gedaan om de ontvangst van de huidige waarheid te verhinderen dan de toepassing van de zinsnede "zoals het nu werd geopenbaard" (3:5) op de huidige genade, die een absoluut geheim was (3:2,9). Hoevelen hebben op het punt gestaan de waarheid over de exclusiviteit van Paulus' bediening te ontvangen en werden terzijde gesteld door het kleine woordje "zoals", denkend dat het verwees naar de geheime bediening van de genade van God! Enkele van de beste uitleggers zijn niet in staat geweest de kennelijke tegenspraak te verklaren.

Laten we ten eerste dat deel van deze passage citeren dat het geheim van Christus presenteert, om het zo goed in beeld te houden. In het derde vers zegt de apostel dat aan hem door onthulling een geheim bekend werd gemaakt.

"3 die naar openbaring aan mij is bekend gemaakt, het geheim waarvan ik eerder in het kort schreef,
4 waartoe jullie, lezende, kunt begrijpen mijn inzicht in het geheim van de Christus,
5 dat tijdens verschillende generaties niet bekend is gemaakt aan de zonen van de mensen, zoals het nu werd geopenbaard aan de heiligen, Zijn apostelen en profeten, in geest"

(Efe. 3:3-5;SW)

Hier hebben we een aantal feiten die laten zien dat hij niet verwijst naar het hoofdonderwerp, de geheime bediening. Het is er mee in overeenstemming en daarom er van onderscheiden. Er was kort naar verwezen in 1:9,10, terwijl het Efezegeheim, zoals we zagen, uitgebreid uiteen werd gezet. Het geheim van Christus houdt zich bezig met Christus Zelf, niet met Zijn volk. Het werd tot op zekere hoogte aan andere geslachten bekend gemaakt, maar niet zoals het nu onthuld wordt. Het was kennelijk aan alle apostelen en profeten bekend gemaakt. Het Efezegeheim kwam alleen via Paulus.

Elk van deze vijf punten is voldoende om te laten zien dat we in dit hoofdstuk twee aparte geheimen hebben. De harmonie tussen beide, uitgedrukt door "zoals", is een bewijs van hun onderscheid, niet van hun identiteit. Het feit dat het geheim van Christus verbreed werd in bereik, om zo zowel de hemelen als de Aarde te omvatten, brengt het in volkomen overeenstemming met de huidige genade, waarin de zegen hemels is.

Het grootste deel van de eerste twee hoofdstukken van Efeziërs wordt in beslag genomen door een uitwijding over het geheim dat in hoofdstuk drie wordt samengevat, in vers 6. In tegenstelling hiermee wordt het geheim van Christus kort, binnen het bereik van twee verzen, als volgt vermeld: "aan ons bekend makend het geheim van Zijn wil, naar het welbehagen van Hem, dat Hij in Hem had voorgenomen, in de bediening van de volheid van de era's, om het al in de Christus samen te vatten, al dat is in de hemelen en dat op de Aarde" (Efe. 1:9,10;SW). Twee verzen voor het geheim van Christus, twee hoofdstukken voor het Efezegeheim. Paulus schreef zeker niet in het kort over de geheime bediening, maar gaf wel een zeer beknopt verslag van het geheim van Christus, "om het al in de Christus samen te vatten."

Dit geheim, zo in het kort uiteen gezet, houdt zich bezig met het hoofdschap van Christus, niet met de zegeningen van Zijn heiligen. Te midden van de hemelingen zullen wij met Hem verbonden zijn in Zijn bedieningen. Maar op Aarde hebben wij niet zo'n plaats. Alleen Hij is Hoofd. Ja, Hij is ook Hoofd over ons. De geheime bediening verhoogt ons naar een plaats van gelijkheid met een uitverkoren deel van de Besnijdenis. Maar dit geheim verhoogt Christus naar een plaats boven alle anderen. Het is niet het geheim van het lichaam van Christus, maar van onze Heer Zelf.

Lang voordat er een lichaam van Christus was, begon God glimpjes te geven van het hoofdschap van de Messias op Aarde. Van de eerste belofte van Een Die het hoofd van de slang zou vermorzelen, tot de heerlijke visioenen van de profeten, die de heerschappij van de Koning der koningen voorzagen, was er een voortdurende ontwikkeling in de onthulling van dit geheim. Van de mist van de vroege aanduidingen komt Gods beloofde Messias naar voren, Adam's grotere Zoon en Davids Heer, Die de teugels ter hand zal nemen die door de vader van het ras neergelegd zijn en die verspeeld werden door de koningen van Israel. Zo werd dit geheim aan de vroege geslachten bekend gemaakt. Nu heeft God de hemelen aan Zijn gebied toegevoegd en heeft Hij Christus' hemelse hoofdschap onthuld aan Zijn apostelen en profeten, in het bijzonder aan Paulus.

Paulus is niet de enige ontvanger van de hemelse kant van het hoofdschap van de Messias. Onze Heer verborg Zijn hemelse karakter niet voor Zijn aardse discipelen. Hij riep hen naar de Olijfberg om getuige te zijn van Zijn hemelvaart. De Besnijdenis is geïnformeerd dat Hij is gaan zitten aan de rechterhand van de Majesteit in de hemelen (Hebr. 1:3), en dat boodschappers en autoriteiten en krachten aan Hem ondergeschikt werden gemaakt (1Petrus 3:22). Paulus eist geen monopolie op voor deze kennis of de verspreiding er van. In tegendeel, hij informeert ons zorgvuldig dat het bekend was gemaakt aan apostelen en profeten, waarvan hij er slechts één was.

Volgend op zijn korte toespeling op het geheim van Christus, geeft de apostel ons die korte samenvatting van de huidige geheime bediening waarop we ons zo vaak beroepen hebben bij het pogen onze gedachten over dit onderwerp op te helderen. Omdat dit al zo volledig behandeld is in een eerder artikel, zullen we nu niet veel meer doen dan het opnieuw citeren, alleen maar om het feit te benadrukken dat het niet het geheim is van de voorafgaande tussenzin. De ontvouwingen van de voorafgaande hoofdstukken samenpersend in een korte verklaring, komt het allemaal hier op neer, dat in geest, de natiën mede-genieters zijn van een lotdeel, en een gezamenlijk lichaam en mede-deelnemers aan de belofte in Christus Jezus, door het evangelie waarvan Paulus de verkondiger werd (zie ook 3:6,7).

Tegengesteld hieraan is het geheim van Christus. Het punt van het Efezegeheim zit in het woord gezamenlijk. Zegen voor de natiën is altijd in beeld geweest, zelfs bij het kiezen van Israel als kanaal. Maar zegen buiten Israel om, op een voet van gelijkheid met de leden van de gekozen natie, was absoluut onbekend en onkenbaar. Geen enkele profeet gaf ook maar een hint over zo'n mogelijkheid. Geen apostel veronderstelde het. Het was op geen enkele wijze bekend gemaakt aan apostelen en profeten. Zelfs Paulus' eerdere bediening aan de natiën gaf de heidenen niet deze rang. Daarom was het Efezegeheim absoluut, niet relatief. Het werd alleen door Paulus bekend gemaakt.

Het kanaal waardoor het tot ons komt is het evangelie dat Paulus tevoren had verkondigd (zie 3:7). Het overstijgt of vervangt dit evangelie niet, maar omsluit het. Rechtvaardiging en verzoening zijn de poorten naar deze hogere genade. Het is alleen voor hen die rechtvaardig zijn gemaakt en verzoend zijn. Paulus werd, toen de tijd was gekomen voor de onthulling er van, geroepen en afgescheiden om een volk voor te bereiden voor de ontvangst van dit geheim. Het kon niet ontvangen worden door iemand anders dan zij die er voor klaar gemaakt waren door middel van de waarheid die was gekomen via de apostel van de natiën.

Paulus noemt zichzelf minder dan de minste van alle heiligen (3:8). Laten we dit niet reduceren tot slechts een retorisch gebaar. Zijn actieve oppositie tegen Christus maakte hem tot de meest onverdienende voor gunsten. Hij geeft dit aan om een passende achtergrond te hebben voor de genade die hij ontvangen had. Niemand zal betwisten dat hij de grootste van alle werd, afgemeten aan de gunst die hij mocht ontvangen. Hij ontvangt twee giften die geen gelijke kennen in de annalen van Gods heiligen. Hij mag de onnaspeurbare rijkdommen van Christus bekend maken aan de natiën. Hij mag allen opheldering geven over deze geheime bediening van de genade van God (3:2,8,9).

De onnaspeurbare rijkdommen.

De onnaspeurbare rijkdommen van Christus verwijzen naar Zijn hemelse hoofdschap. Zijn naspeurbare rijkdommen zijn die welke opgeschreven zijn in de geschriften van de profeten over de heerschappij over de Aarde. Er is in deze geen spoor te vinden over Zijn regeren in de hemelen. Deze rijkdommen zijn niet "onnaspeurbaar" in een absolute zin. Zij kunnen nu nagetrokken worden. Maar zij werden geheim gehouden totdat God Zijn plannen voor de hemelingen zou onthullen, en het universele bereik van Zijn doelstelling bekend zou maken. Andere apostelen maakten dit aan de Joden bekend. Paulus werd geëerd met de opdracht het aan de heidenen bekend te maken. Dit heeft hij voor ons gedaan in het eerste hoofdstuk van deze brief (1:10-11).

De geheime bediening.

Paulus' verklaring van zijn beheer van het Efezegeheim is zwaar van kostbare waarheid. Hij moet alles ophelderen waar de bediening van het geheim over gaat, wat tijdens de aionen verborgen was geweest in God (3:9). Waar deze woorden gehoord en gehoorzaamd worden, brengen ze een ommekeer teweeg in het leven en verstaan van de gelovige. Omdat ze praktisch uit de Bijbel van het Christendom zijn uitgewist, is het verloren gegaan in een verwarrende doolhof van leerstellingen. De grote massa van religieïsten probeert Petrus te volgen naar het Koninkrijk, of Johannes naar zijn aardse lotdeel. Hoe weinig zijn er die gehoor hebben gegeven aan deze eenvoudige bekendmaking, dat alleen Paulus licht kan geven, die de huidige waarheid verlicht!

Laten we letten op ieder gewichtig woord. Paulus moet licht brengen. Het omgekeerde hiervan moet ook waar zijn, dat allen die Paulus niet kennen als middel van hun verlichting, in duisternis zijn over deze bediening van de genade van God. Verklaart dit niet de diepe onwetendheid die zo overheersend is dat slechts weinigen zich zelfs maar bewust zijn van de diepe duisterheid? We spreken veel over verlichting, maar we leven, beoordeeld naar deze standaard, zeer zeker in duistere eeuwen. Alleen zij zijn echt verlicht die Paulus erkennen als het kanaal van huidige waarheid en in het licht verblijven dat hij op Gods huidige werkzaamheden heeft laten schijnen.

Hij moet allen verlichten. Paulus maakt het geheim van Christus niet aan allen bekend. Daar is hij beperkt tot de natiën, want de Joden ontvangen dat geheim door hun eigen apostelen. Maar de huidige geheime bediening is zijn exclusieve onthulling. Geen andere apostel maakte het bekend, tenzij hij het eerst van de apostel van de heidenen had gehoord. Dit wordt bevestigd door het feit dat het in de Schrift geheel ontbreekt, uitgezonderd in Paulus' brieven die geschreven werden tijdens of na de tijd van deze verklaring. Zij die niet door Paulus verlicht willen worden, zullen in het geheel niet verlicht worden!

We kunnen niet genoeg de nadruk leggen op het woord geheim. Dit is de enige bediening die zo wordt genoemd. God heeft op z'n minst drie bedieningen bekend gemaakt naast de huidige, met verschillende graden van detail. De era van Zijn verontwaardiging, die op de huidige volgt, werd nooit voor de mensheid verborgen gehouden. De zegeningen die volgen in de dag van de Heer waren vaak het onderwerp van profetische ontvouwing. Zelfs de daarop volgende dag van God was al vaag voorzien. Maar dat gold niet voor de huidige geheime bediening van de genade van God. Het was niet alleen ongekend, het was onkenbaar. Het werd achtergehouden.

Het is een bediening. Dit is het zelfde woord als beheren, wanneer het toegepast wordt op huishoudelijke zaken. Het wordt in de huidige theologische taal vaak een "dispensatie" genoemd. Dit is een ander aspect er van. Wanneer we spreken van Gods geschenken, zouden dit een dispensatie van genade moeten noemen. Maar wanneer we verwijzen naar de bijzondere kenmerken die het onderscheidt van andere bedieningen, is het goed het dictaat van de inspiratie te volgen en het een geheime bediening noemen, vanwege de interne opstelling van zaken, en de voorwerpen van haar werkingen zijn in het geheel niet zoals bevestigd in eerdere Schriftgedeelten.

Laten we letten op de herhaalde nadruk op de woorden geheim en verborgen. Voor de betekenis is het woord geheim niet noodzakelijk. Lees het zonder dit woord. Het voegt niets toe aan de betekenis. Met het oog op het feit dat vrijwel alle heiligen en geleerden er niet in slagen enige betekenis uit één of beide te halen, bewonderen wij de vooruitziende blik die de gedachte opdringt aan onze aandacht. Het is precies dit punt dat aan vrijwel alle uitleggers ontgaan is, en het is dit wat door vrijwel alle theologieën wordt ontkend. Zij volharden in het inbrengen van waarheid uit andere bedieningen, die, door zo'n misplaatsing, een kwaadaardige vergissing worden.

Dit belangrijke punt wordt nog verder versterkt door ons te vertellen waar het verborgen is en voor wie het verborgen wordt gehouden. Het wordt algemeen aangenomen dat het in het Oude Testament staat, zoals een puzzelplaatje verborgen zaken in zich heeft. Men meent dat er types en schaduwen van deze era zijn doorheen de oude rollen en dat vrijwel alle aan Israel beloofde zegeningen naar ons toe geleid worden. Maar dit is allemaal onjuist. Het geheim werd niet in de Schrift verborgen, maar in God. Het was verborgen voor de aionen, en werd niet aan hen onthuld. Het lijkt onmogelijk een meer nadrukkelijke uitspraak voor te stellen die er op neerkomt dat de huidige bediening van de genade van God een absoluut geheim was.

Het geheim van Christus, Zijn universele hoofdschap, is het doel van de aionen dat God maakt in Christus Jezus, onze Heer (Efe. 3:11; 1:9,10). Onze roeping is in overeenstemming met dit doel (Rom. 8:28). God doet het universum werken naar dit doel. De huidige geheime bediening is er mee in harmonie, in het bijzonder de hemelse kant er van. Daarom lezen we dat God, Die het universum schept, nu, door de ecclesia van deze bediening, Zijn veelkleurige wijsheid bekend maakt aan de soevereiniteiten en gezaghebbers te midden van de hemelingen (Efe. 3.10). Het doel omsluit de onthulling van Gods eigenschappen aan heel de schepping.

Er zijn maar weinig overwegingen heerlijker dan een bewustwording dat God ons gebruikt om Zichzelf bekend te maken. Hij onthult Zichzelf niet alleen aan ons, maar door ons. Wanneer we dit zien houdt onze redding op een zelfzuchtige eigen zaak te zijn. Onze verzekering van "veiligheid, zekerheid en bevrediging" wordt verankerd in Gods doel, wat essentieel is voor Zijn heerlijkheid en die van al Zijn schepselen, alsook als de basis voor onze zegen. Het is een zegen meer te geven dan te ontvangen. Slechts weinigen van Zijn heiligen realiseren zich, dat, zelfs nu, wij hemelse wezens de les van Gods wijsheid leren die maar weinigen van ons zelf verstaan!

Afgezien van een volwassen begrip van de twee geheimen die uiteen zijn gezet, kan niemand meer dan een vaag en onbevredigend idee hebben van de wijsheid die gepaard gaat met Gods huidige werk. Hijzelf beschrijft het als "veelkleurig" (Efe. 3:10), vanwege de verscheidenheid. Het houdt zich bezig met problemen die zich nooit tevoren hadden voorgedaan, die onoplosbaar en onvoorzien schenen. Het moeilijkste van alle dilemma's was de afvalligheid van Israel, zoals te zien is in Handelingen. Zij waren het enige kanaal van zegen. God kon hun plaats niet aan de heidenen geven, zoals de kerk, dwaas als ze is, dacht, want Zijn woord kan niet verbroken worden door hun trouweloosheid. Er schijnt geen middel of plaats voor zegen te zijn voor de heidenen die zich naar God gewend hadden. Dan doet Hij het gordijn open en onthult het feit dat alles verwacht en voorzien was voordat de aionen hun loopbaan begonnen. Dan opent Hij ook Zijn verborgen hemelse doel en onthult de hemelse bestemming van Christus' lichaam. Wat een onoverkomelijk probleem scheen te zijn, werd omgevormd tot een nauwkeurig voorbereid programma. Menselijk gesproken ging Israel voort met het verwerpen van Yahweh, en van de vleesgeworden Christus, en van het getuigenis van Gods Geest, vernielde het totaal Zijn onthulde zegenplan, niet alleen voor hen, maar ook voor de andere natiën. Vanuit het oogpunt van de goddelijke wijsheid was dit alles deel van Zijn plan, en bereidde dit het toneel voor op de huidige genade. Ja, zulke diepten en hoogten van genade zouden, zoals we nu weten, niet in staat zijn te onthullen, zonder juist dat falen dat het een plaats scheen te ontkennen.

Op dit moment schijnt deze tentoonspreiding van veelkleurige wijsheid grotendeels aan de heiligen verspild te zijn. Triest als het lijkt schijnt onder hen de indruk te overheersen dat Gods wijsheid Hem in de steek heeft gelaten, dat Hij dringend onze hulp nodig heeft om een enkeling te redden van dit wrak dat Zijn universum heet, en dat het onze grootste zorg zou zijn Hem te helpen bij het herstellen van het dilemma waarin Zijn vijanden Hem gebracht hebben. Zij begrijpen niet de verscheidenheid van wijsheid die tijdelijk kwaad gebruikt om het blijvende goede voort te brengen. Zij zijn zich er niet van bewust dat Israels tegenstand nodig was om een achtergrond te leveren voor de allesoverstijgende genade die tot ons is gekomen. Zij zijn zich niet bewust dat de hemelse menigten via ons Gods grenzenloze bronnen van wijsheid leren.

Het huidige praktische gevolg van dit inzicht in Gods wijsheid is dat we bewaard worden voor moedeloosheid te midden van aanvechtingen en tegenstand. Doorheen deze bediening zijn de krachten van het kwaad bovenliggend geweest. Paulus zelf was gevangene vanwege Christus. Heel Asia keerde zich voor zijn dood van hem af (2Tim. 1.15). De wereld is altijd tegen de kerk geweest. En nu heeft de kerk zoveel van de wereld binnen gehaald, dat God er uit gewerkt wordt. Zaken zijn in deze bediening van kwaad naar erger gegaan. Is dit falen? Of ... is het een andere tentoonspreiding van Gods wijsheid, Die Zijn wil uitwerkt door de tegenstand en afvalligheid van Zijn schepselen? Laten we niet moedeloos worden. In Gods ontwerp zit geen enkele losse draad! Alles, zowel kwaad als goed, zal Zijn heerlijkheid en ons goed bewerken.

Laten we er aan denken dat deze waarheden tot ons komen door een gevangene! Paulus benadrukt zijn karakter bij deze zware crisis in zijn leven. Menselijke wijsheid zou hem hoger en krachtiger gemaakt hebben dan de paus van Rome ooit is geweest. Is dat niet de manier om indruk te maken op mensen met de boodschap die hij meedraagt van het hoge hof in de hemelen? Geef hem zijn vrijheid. Geef hem middelen. Geef hem invloed bij de keizerlijke macht. Zo zouden wij deze zaak behandeld hebben. Zo doen we vandaag dit soort dingen. Maar nee! De omstandigheden van de nieuwe boodschapper moeten in harmonie zijn met zijn boodschap. De mensheid staat vijandig tegenover God. Hij heeft vrede met hen. Wat kan dit beter uitbeelden dan de gevangenschap van Zijn ambassadeur? De grote waarheid van de verzoening, zoals uiteengezet in Romeinen 5, blijft de onderstroom van de huidige genade.

God onthult nu Zijn wijsheid, en daarmee is Zijn zwakte krachtiger dan de macht van de mens. De gevangen Paulus bereikt, door het schrijven van één enkele brief, meer voor God dan welke van de grote theologen na hem. God werkt nu door zwakte om het wonder van Zijn wijsheid tentoon te kunnen spreiden. Moeiten zoals die van Paulus zijn onze heerlijkheid. Banden als de zijne zouden ons moeten laten juichen, omdat het de hemelingen doet verbazen. Het was geen vergissing. Het was geen ongelukje. Het was Gods opzettelijke ontwerp, om Zijn kracht te laten zien in menselijke zwakte en Zijn overmacht over menselijke macht.




Naar deel 31

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern