Spraakfiguren in de Bijbel
deel 3 - Verbinding
door A.E.Knoch

Figuren van verbinding

Verbinding houdt die klasse van figuren in waarin iets verbonden wordt met iets anders. Onze Heer definieerde het toen Hij zei: "En die zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij Die daar bovenop zit"(Matt. 23:22). Hier hebben we de troon van God gesteld voor Zijn heerschappij en de hemel gesteld voor de troon, niet omdat er tussen deze enige gelijkenis is, maar omdat ze met elkaar verbonden zijn. Het verschil tussen een letterlijke uitspraak en deze figuur in duidelijk te zien in de uitspraak: "Ik kwam niet om vrede te werpen, maar het zwaard!"(Matt. 10:34). Letterlijk zou het strijd of oorlog betekenen, in plaats van zwaard. Het zwaard wordt zo algemeen gebruikt voor oorlog, dat dit het symbool er van genoemd kan worden, ware het niet dat het in een nog bredere zin gebruikt wordt voor alle kracht van een regering (Rom. 13:4).

Verbinding

Verbinding, gewoonlijk Metonymie genoemd, kan ook geklasseerd worden als een figuur van weglating, want het kan altijd letterlijk gemaakt worden door de invoeging van een verklarende zinsnede. Zo kan de zinsnede "het koninkrijk van de hemelen" uitgebreid worden tot "het koninkrijk (van de God) van de hemelen" (Dan. 2:44). Bij dit gebruik omvat het de gedachte dat God de aarde regeert door anderen.

Een bekende vorm van Verbinding is waard speciaal vermeld te worden, waarin een zelfstandig naamwoord wordt gevolgd door een ander in de genitief, zoals "doel van de aionen," wat uitgebreid kan worden als "doel (uitgevoerd tijdens) de aionen," of "het woord van leven" als "het woord (dat) leven (geeft)." De relatie is gewoonlijk algemeen en kan op verscheiden wijzen uitgebreid worden. Het is niet altijd duidelijk of er een figuur aanwezig is wanneer twee zelfstandige naamwoorden zo zijn verbonden, daarom zijn de volgende slechts representatieve, opvallende voorbeelden.

Vaak verschijnen zulke formaties waar we normaal in het Engels een bijvoeglijk naamwoord zouden verwachten, zoals "Zoon van Zijn liefde (Kol. 1:13), in plaats van "Zijn geliefde Zoon," of "bedeling van het geheim"(Efe. 3:9), in plaats van "geheime bedeling." Er zijn echter uitzonderingen. "Slaven van Zonde"(Rom. 6:7), bijvoorbeeld, betekent niet "zondige slaven" om reden dat in Romeinen 6 Zonde gepersonificeerd is als een heerser. De context zal moeten beslissen wat de juiste procedure is. In de Concordant Version volgt de vertaling vaak de volgorde van het Grieks. Zo moet in zulke gevallen de beslissing of het genitieve zelfstandig naamwoord een bijvoeglijke betekenis heeft overgelaten worden aan het onderscheidingsvermogen van de lezer.

Verbinding, zelfstandig naamwoord met een genitief zelfstandig naamwoord

verzekering, rijkdom van Kol. 2:2;
veroordeling, bedeling van, 2 Kor. 3:9;
troost, God van, 2 Kor. 1:3;
duisternis, wereldmachten van, Efe.. 6:12,
dreiging van, 2 Pet. 2:17;
dood, lichaam van, Rom. 7:24;
misleiding, geest van, 1 Joh. 4:6:
verwoesting, sekten van, 2 Pet. 2:1:
aion, aion van, Heb. 1:8:
aionen, doel van, Efe. 3:11:
verwachting, God van, Rom. 15:13
gejuich, olie van, Heb. l:9
geloof, horen van, Gal. 3:5,
werk van, 2 Thes. 1:11 ;
vlees, houding, Rom. 8:6
vaders van, Heb. 12:9,
lusten, wil van, Efe. 2:3,
denken van, Kol. 2:18,
rechtvaardigheidsdaden, Heb. 9:10:
vrijheid, wet van, Jak. 1:25, 2:12;
woede, wijn van, Openb. 18:3:
doem, grotten van, 2 Pet. 2:4;
heerlijkheid, komst van, Titus 2:13,
lichaam van, Filip. 3:21,
Christus van, Jak. 2:1,
evangelie van, 2 Kor. 4:4,
verwachting van, Kol. 1:27,
Vader van, Efe. 1:17,
God van, Hand. 7:2,
lof van, Efe. l:12,
Heer van, 1 Kor. 2:8,
macht van, Kol. 1:11,
rijkdom van, Efe. 3:16:
God, man van, 2 Tim. 3:17;
goed, evangelie van, Rom. 10:15:
goedheid, genoegen van 2 Thes. 1:11:
vernedering, lichaam van, Filip. 3:21:
onrecht, loon van, 2 Pet. 2:15;
oneerbiedigheid, verlangens van, Judas 18
wet, werken van, Gal. 3:5, 3:10;
wetteloosheid, man van, 2 Thes. 2:3;
leven, boek van, Openb. 2:7, 22:2, 14, 19,
rol van, Filip. 4:3,
water van, Openb. 7:17,
woord van, Filip. 2:16, 1 Joh. 1:1,
wraak van, Jak. 1:12
liefde, God van, 2 Kor. 13:11,
kus van, 1 Pet. 5:14,
geest van, 2 Tim. 1:7 |
volwassenheid, band van, Kol. 3:14:
mededogen, vaten van, Rom. 9:23;
vrede, evangelie van, Efe. 6:15,
God van, Rom. 15:33, 16:20, 2 Kor. 13:11, Filip. 4:9, I Thess. 5:23, Heb. 13:20,
koning van, Heb. 7:2,
Heer van, 2 Thes. 3:16,
band van, Efe. 4:3;
medelijden, Vader van of, 2 Kor. 1:3;
kracht, uitspraak van, Heb. 1:3,
boodschappers van, 2 Thes. 1:7,
geest van, 2 Tim. 1:7,
grootheid van, Efe. 1:19;
belofte kinderen van, Rom. 9:8, Gal. 4:28,
verbonden van, Efe. 2:12,
land van, Heb. 11:9,
geest van, Efe. 1:13,
woord van, Rom. 9:9;
redenering, rechters van, Jak. 2:4;
oprechtheid, scepter van, Heb. 1:8;
openbaring, geest van, Efe. 1:17;
rechtvaardigheid, koning van, Heb. 7:2;
redding, dag van, 2 Kor. 6:2, 2;
gezondheid, geest van, 2 Tim. 1:7;
geheim, bedeling van, Efe. 3:9;
verleding, verlangen van, Efe. 4:22;
schaamte, verborgen dingen van, 2 Kor. 4:2;
Zoon, koninkrijk van, Kol. 1:13;
geest, wet van, Rom. 8:2,
eenheid van, Efe. 4:3,
beschikking van, Rom. 8:6,
heiligheid van, 1 Pet. 1:2;
kracht, macht van, Efe. 1:19;
beschroomdheid, geest van, 2 Tim. 1:7;
waarheid, heilzaamheid van, Efe. 4:24,
geest van, Joh. 14:17, 15:26, 16:13, 1 Joh. 4:6,
woord van, Efe. l:13, Col. 1:5:
ongeloof, hart van, Heb. 3:12;
lonen, misleiding van, Judas 11;
wil, genoegen van, Efe. l:5,
geheim van, Efe. 1:9,
raad van, Efe. l:11;
wijsheid, zachtmoedigheid, Jak. 3:13,
geest van, Efe. 1:17.

Benaming

In een Benaming wordt een bepaalde kwaliteit, ambt of kenmerk gebruikt in plaats van een gewone naam, zoals wanneer van God wordt gesproken wordt als "de Majesteit"(Hebr. 1:3). Soms wordt dit omgedraaid en wordt een gewone naam gebruikt om dat aan te geven waarmee het verbonden is, zoals wanneer Johannes de Doper Elia wordt genoemd, omdat hij in diens geest en kracht kwam (Matt. 17:12; Luc. 1:17). Het wordt regelmatig gebruikt wanneer onze Heer Leraar, Rabbi, Zoon des mensen, Profeet, Christus, Heer enz. wordt genoemd. Ze zijn teveel om op te noemen. Zie ook Handelingen 22:14, 25:26.

Samengestelde verbinding

Verbinding kan zo ver verwijderd zijn dat het het beste opgelost wordt door twee stappen te nemen (Metalepsis). Zo gebruikt "het woord van het kruis" (1 Kor. 1:18) de term kruis voor de schaamtevolle dood die ondergaan werd, en dit, op z'n beurt, voor de gevolgen die er op volgden (Gal. 6:14; Kol. 1:20). Zo beeld ook het bloed van Christus, aangezien dat de ziel bevatte (Lev. 17:11), Zijn lijden uit, en voorbij dit de gevolgen er van zoals uitgebeeld in de tabernakel en het tempelritueel. Zie onder bloed in de Concordantie.

Nabije verbinding

Nabije verbinding (Synechdoche) is een speciale vorm van verbinding waarin het deels letterlijk is. Wanneer we dan ook lezen dat Jeruzalem uitliep om Johannes de Doper te horen (Matt. 3:5), weten we dat niet de plaats zelf ging, maar de inwoners, een deel er van, worden bedoeld. Deze figuur wordt vaak voor het vlees gebruikt om het lichamelijk gestel van een mens aan te duiden, inclusief de beenderen en het bloed, hoewel in andere plaatsen deze special er van worden onderscheiden.

Eufisme

Eufemisme (Euphemismos) is de vervanging van een aangename uitdrukking door een offensieve. Het wordt in de Schrift niet vaak gebruikt, behalve in het werkwoord weten, wanneer het verwijst naar de relaties van de seksen.

Inhouding

Inhouding is het gebruik van een epithet in een nieuwe relatie die de oude vervangt, hoewel die niet langer letterlijk waar is. Het wordt vaak gebruikt voor hen die onze Heer genas, zoals toen de stomme sprak. Maar het is bijzonder opvallend in zinsneden als: "in platen van vlees in harten" (2 Kor. 3:3), die de platen van de wet vervangen, en "een nieuw verbond"(2 Kor. 3:6), dat het oude letterlijke verbond verving. Hier volgen enige voorbeelden: blind, Matt. 11:5, 15:31; verbond, Matt. 26:28, Mar. 14:24, Lucas 22:20, Rom. 11:27, 1 Kor. 11:25, K Cor. 3:6, Heb. 8:8, 10, 9:15, 10:16, 29, 13:20: dood, Lucas7:15, 1 Pet. 4:5, 6, Openb. 20:12; doofstom, Matt. 9:33, 11:5, 12:22, Lucas 7:22, 11:14; koningkrijk, 1 Kor. 15:24; lamme, Matt. 11:5; leproze, Matt. 26:6, Mar. 14:3; tafelen/platen, 2 Kor. 3:3; tol-incasseerder, Matt. 10:3; water, John 2:9.

Omschrijving

Omschrijving (Periphrasis) beschrijft een beschrijvende zinsnede in plaats van een naam om zo de verbinding te benadrukken. Plaatsen waar het voorkomt zijn: geboren uit vrouwen, Matt. 11:11, Lucas 7:28; het product van de wijnstok (wijn) Matt. 26:29: de stad van David (Bethlehem) Lucas 2:11; zij die zitten op de oppervlakte van de hele aarde (mensheid) Lucas 21:35; aards tabernakel huis (lichaam) 2 Kor. 5:1; zij die het lotdeel van redding genieten (de geredden) Heb. 1:14; in deze tabernakel (levend) 2 Pet. 1:13; mijn tabernakel moet afgelegd worden (sterven) 2 Pet. 1:14; Hij Die zit op de troon (de Godheid) Openb. 4:2, 10, 5:1, 7.

Enigma

Oude spiegels weerspiegelden niet helder of volledig. Zo was het ook met God's Woord tot aan de laatste onthullingen van Paulus. Hij spreekt over eerdere onthullingen als van een enigma (1 Kor. 13:12).

Symbool

Het symbool is een min of meer permamente figuur van gelijkenis of verbinding. Om symbolen te verstaan moet er een nauwe bekendheid zijn met de figuren waaruit ze zijn opgebouwd. In geen geval zouden zij tegenstrijdig moeten zijn met letterlijke of latere onthulling. Ze komen te dichtbij het gebied van interpretatie om hier uitgebreid behandeld te worden. We voegen gewoon een paar voorbeeld van figuren toe die deze bestemming schijnen te rechtvaardigen, alsook een paar symbolische acties. De actie is letterlijk, maar is verbonden met en houdt een geestelijke houding of activiteit in. Zo geeft de knie buigen aanbidding aan.

Symbolische voorwerpen

Batist, paard, sleutel, gist, schaap, troon, bomen, water.

Symbolische acties

De borst slaan, Lucas 18:13, 23:48; binden, Hand. 21:11; de knie buigen, Rom. 11:4, 14:11, Efe. 3:14, Filip. 2:10; de lendenen omgorden, 1 Pet. l:13; de rechterhand geven, Gal. 2:9; handen opleggen, Tim. 4:14, 5:22, Heb. 6:2; kussen, Rom. 16:16, 1 Kor. 16:20, 2 Kor. 13:12, 1 Pet. 5:14; ogen opheffen, Lucas 18:13; handen opheffen, Lucas 24:50, 1 Tim. 2:8; sandalen losmaken, Hand. 7:33, 13:25; de riem losmaken, John 1:27; maat, Openb. 11:1; de voet plaatsen op, Openb. 10:2; stof afschudden, Matt. 10:14, Hand. 13:51; bovenkleding uitschudden, Hand. 18:6; zitten aan de rechterhand, Kol. 3:1, Heb. 1:3, 13, 8:1, 10:12; zitten is zak en as, Luas 10:13; uit de mond spugen, Openb. 3:16: sta aan de deur en klop, Openb. 3:20 staan aan de rechterhand, hand. 7:56; staan op, Openb. 10:5; de hand vastpakken, Heb. 8:9; bazuin, Openb. 8, 9, 11; stof afschudden, Lucas 9:5; voeten wassen, Joh. 13:4-12; handen wassen, Matt. 27:24; stof afvegen, Lucas 19:11.
A.E.Knoch.

Dit artikel werd eerder in het Engels gepubliceerd in U.R.Magazine, deel 73.
U.R. Magazine is een uitgave van Concordant Publishing Concern

Naar deel 4


© ©Concordant Publishing Concern