Spraakfiguren in de Bijbel
deel 2 - Figuren van gelijkenis
door A.E.Knoch

Gelijkenis, of vergelijking, is de meest voorkomende vorm waarin figuren worden gevonden. Hoewel er slechts een paar variaties zijn die op gelijkheid zijn gebaseerd, behoren verreweg de meeste figuren tot deze klasse. In feite wordt één er van, Verwikkeling, zo vaak gevonden, dat we het gewoon een "figuur" noemen. Het punt dat benadrukt moet worden in figuren van gelijkenis is dat ze afhankelijk zijn van ongelijkheid. Twee voorwerpen moeten in het hoofddeel ongelijk zijn en in één of meer bijzonderheden gelijk, om een figuur te kunnen zijn. In geen geval moet de gelijkenis toegestaan worden buiten deze bijzonderheden te gaan, anders wordt het figuur geweld aan gedaan.
Zo ook worden alleen de sterk uitkomende punten benadrukt door de formule "is als" toe te voegen. Dit is een van de meest eenvoudige testen om vast te stellen of het in deze klasse ingesloten is. De gelijkheid stelt feitelijk dat op een bepaald punt een ding gelijk of gelijksoortig is aan iets anders; daarom is de notatie nodig om er aandacht op te vestigen, zoals "alle vlees is als gras." De metafoor is stoutmoediger. Die verlaat het gebied van feiten en zegt dat het een iets anders is, zoals "alle vlees is gras." Nog opvallender is de gevolgtrekking, die de gelijkenis als vanzelfsprekend ziet, zoals "het gras verdort." De parabel gaat nog verder en maakt een hele uitspraak, inclusief actie, zoals "Genezer, genees uzelf." Men zal zien dat deze figuren, op een bepaalde wijze, figuren van weglating zijn, want ze zijn ingekorte vergelijkingen. Speciaal in parabelen zijn er veel woorden die helemaal letterlijk schijnen in hun context, maar figuurlijk worden omdat de context een vergelijking is. Ze zijn gemarkeerd met een P voor Parabel en een V voor Visie in de Keyword Concordance. De figuren van gelijkenis bestaan uit Vergelijking, Metafoor, Toepassing, Parabel, Allegorie, Visie, Teken, Type, Schaduw, Voorbeeld, Beeld, Verpersoonlijking, Verwaardiging, Verkleining.

Vergelijking

Het is alleen wanneer van twee ongelijke zaken wordt gezegd dat ze op een bepaalde wijze gelijk zijn, dat de vergelijking een spraakfiguur wordt. Zelfs dan is het in feite waar, en daarom is het slecht deels over de grenslijn van figuren. Maar aangezien het de essentie van alle figuren van gelijkenis is, waarin ze alle ontwikkeld worden, zullen we het in onze classificatie opnemen.

Metafoor

De metafoor is een ingekorte vergelijking. Ze laat de uitspraak van gelijkenis weg en is daarom feitelijk niet waar, maar krachtig als gevoel. In plaats van te zeggen dat iets als een ander is, staat het er vrijmoedig op dat het dat andere is. Het werkwoord is gewoonlijk in de tegenwoordige tijd, zoals "dit is Mijn lichaam." Letterlijke feiten kunnen met of zonder het werkwoord gesteld worden, maar deze figuur vraagt om de aanwezigheid er van. Het wordt aangeduid in de kleine M vóór de versverwijzing.

Toepassing (figuur)

Verreweg de meest voorkomende figuur is de Toepassing (Hypocatastasis), die we hier eenvoudig aanduiden met de letter F voor Figuur. Niet alleen laat dit de uitspraak van gelijkenis weg (die de vergelijking wel heeft), maar het doet het zonder het werkwoord "zijn" (is), gewoon de gelijkenis als vanzelfsprekend aannemend. De gelijkheid wordt verondersteld.

Parabel

Een gelijkenis die in actie komt wordt een parabel genoemd. In het Grieks is dit letterlijk "dat wat terzijde wordt geworpen", een parallel. Daarin wordt een set omstandigheden in het fysieke gebied vergeleken met een geestelijke tegenhanger. De vergelijking breidt zich uit tot actie, en moet een werkwoord bevatten dat figuurlijk wordt gebruikt. Om het populair te zeggen, een parabel is een bewegend plaatje, terwijl een metafoor of toepassing een stilstaand beeld is. Elke figuurlijke actie schijnt het maken van een parabel in zich te hebben. Er kunnen geen absolute grenzen getrokken worden, noch zijn ze van belang. Er zou een figuurlijk voorwerp moeten zijn, gecombineerd met een figuurlijke actie. De kortste parabel in de Schrift is:  "Genezer, genees uzelf!"(Lukas 4:23). Hier zijn zowel het zelfstandig naamwoord als het werkwoord figuurlijk. Onze Heer wordt niet slechts vergeleken met een dokter, maar met iemand die let op zijn eigen zaak. De actie van de geneesheer wordt aan de gelijkenis toegevoegd. Volgens dit geïnspireerde voorbeeld is er geen lang verhaal nodig om een schriftuurlijke parabel op te stellen. Daarom zijn er hiervan veel meer dan gewoonlijk wordt aangenomen. Het werkwoord en het zelfstandig naamwoord die de parabel maken, moeten, ten opzichte van elkaar, letterlijk zijn. Een geneesheer geneest. Maar in het geval van "doe ... de oude mensheid aan"(Efe. 4:22), is het geen parabel, hoewel zowel werkwoord als zelfstandig naamwoord figuurlijk zijn, want we doen kleding aan, niet mensheid. Misschien is in de Schrift de meest uitgebreide parabel de tabernakel en de rituelen er van (Hebr. 9:9). Hetzelfde figuur moet duidelijk zijn in zowel het werkwoord als in het zelfstandig naamwoord.  "Geneesheer doe wat aan je eigen ongeluk!" zou geen parabel zijn omdat het figuur in het werkwoord ontbreekt. Ook "u zou uzelf moeten genezen" past niet, want de overeenkomende figuur ontbreekt in het zelfstandig naamwoord. Veel parabelen zijn samengesteld, wat wil zeggen: ze bestaan uit meer dan één beeld, soms in een parabel, zoals maak een weg gereed en maak paden recht (Matt. 3:3). Soms is het progressief, zoals verzamel in en schuur en verbrandt het kaf (Matt. 3:12), of complex, met meer dan één werkwoord, zoals zout dat zouteloos wordt gemaakt, uitgeworpen, vertrapt (Matt. 5:13). Omdat de taak van een parabel is om een fysieke parallel te maken voor een metafysische waarheid, hoeft die niet gebaseerd te zijn op feiten. Druiven plukken van dorens (Matt. 7:16) kan geen echt voorval zijn. Het is niet waarschijnlijk dat iemand hetzelfde loon betaald voor het werk van één uur als voor een hele dag (Matt. 20:1-16). Het fysieke moet aan de waarheid aangepast worden om een parallel te kunnen worden, want daarin, en niet in het vertelde verhaal, ligt het punt.

Allegorie

De enige allegorie in de Schrift doet een feitelijke, historische gebeurtenis waarheid vertegenwoordigen in een ander gebied. Twee vrouwen staan voor twee verbonden (Gal. 4:22-28). Dit schijnt het werkelijke onderscheidende kenmerk van de allegorie te zijn: echte personen die in hun dagelijks leven een waarheid uitbeelden in het geestelijk gebied.

Visie

In een visie nemen de ogen waar wat buiten het gebied van menselijk zicht is of op dat moment niet werkelijk bestaat. Hoewel geen echt spraakfiguur, wordt het, net als de parabel, vaak gevuld met toepassingen die zo veelvuldig gebruikt worden dat ze symbolen zijn geworden. Zo staat in Openbaring de troon voor heerschappij en de tempel voor godsdienst, het Lammetje voor het offer van Christus en het wilde beest voor de tegenstaande krachten.

De belangrijkste visies

De transformatie, Matt. 17:1-5, Mark 9:2-7, Lukas 9:29-35; het brandende doornbosje, Hand. 7:30-34; Ananias en Saulus, Hand. 9:10-16; boodschapper van God aan Cornelius, Hand. 10:3-6; Petrus, een laken dat neergelaten wordt uit de hemel, Hand. 10:11-16, 11:5-10; een man uit Macedonië aan Paulus, Hand. 16:9; Paulus in Korinthe, Hand. 18:9, 10; Zoon des mensen, temidden van lampenstandaarden, Openb. 1:10-20; troon, rol, Lammetje, Openb. 4:1-5:14; zegels geopend, Openb. 6:1-17; de 144,000, 7:1-8; grote menigte, Openb. 7:9-17; zeven bazuinen, Openb.. 8:1-9:21; zeven donderslagen, Openb. 10:1-7; het kleine rolletje, Openb. 10:8-11; de twee getuigen, Openb. 11:1-13; de zevende bazuin, Openb. 11:15-18; de tempel geopend, Openb. 11:19-13:18; de 144,000, Openb. 14:1-13; de oogst, Openb. 14:14-16; de pluk, Openb. 14:17-20; de zeven rampen, Openb. 15:1-16:21; de omtrouwe vrouw en het rode wilde beest, Openb. 17:1-18; Babylon, Openb. 18:1-19:5; huwelijk van het Lammetje, Openb. 19:6-10: Gods grote maaltijd, Openb. 19:11-21; de duizend jaren, Openb. 20:1-10; de grote witte troon, Openb. 20:11-15; het nieuwe Jeruzalem, Openb. 21:1-23; de rivier des levsn, Openb. 22:1-3.

Teken

Een teken is een feitelijk voorval dat in zich een belang draagt dat aan het oppervlak niet duidelijk is. Het kan een eenvoudig feit zijn, zoals de kus van Judas (Matt. 26:48), die aangaf wie Christus was, of het kan verscheidene dingen omvatten en aanzienlijke omstandigheden, zoals de vrouw en de mannelijke zoon (Openb. 12:5). Een groet van Paulus' hand was een teken van de echtheid van zijn brieven. Besnijdenis was het teken van God's verbond. Onze Heer deed vele duidelijke tekenen om te laten zien dat Hij de beloofde Messias was. Vrijwel elke wonder van genezing gaf Zijn herstel van Israel in het komende Koninkrijk aan. Bijna al Zijn daden zijn van belang voor de toekomst.

Tekenen in de Schrift

Jona de profeet, Matt. 12:39, 16:4, Lukas 11:29, 30; de zoon des mensen, Matt. 24:30, Lukas 11:30; Judas’ kus, Matt. 26:48; uitewerpen van demonen, nieuwe talen spreken, slangen oppakken, dodelijk drank drinken . . . geen schade, plaatsen van handen op zieken ... genezen, Markus 16:17, 18; baby in een kribbe, Lukas 2:12; in de zon,, maan, sterrenstelsel, op aarde. druk op de natiën, het razen van de zee, schudden, beven van mensen vanwege vrees, Lukas 21:25, 26; huwelijk in Cana, Joh. 2:1-11; de tempel afbreken en opbouwen, Joh. 2:19; genezing van de zoon van de hoveling, Joh. 4:46-54; voeden van de vijfduizend, Joh. 6:10-14; opwekken van Lazarus, Joh. 11:23-44; genezing van de lamme, Hand. 3:2-10; onreine geesten worden uitgeworpen, verlamden worden genezen, Hand. 8:7; genezing van de verlamde Eneas, Hand. 9:33-34; Dorcas terug tot leven gebracht, Hand. 9:36-41; lamme man uit Lystra genezen, Hand. 14:8-10; besnijdenis, Rom. 4:11; talen als teken, I Cor. 14:22; Paul’s hand, 2 Thes. 3:17; vrouwe, Openb. 12:l; draak, Openb. 12:3-6; boodschappers met rampen, Openb. 15:1.

Type

Een type is letterlijk de afdruk die blijft wanneer een inkt of verf wordt gebruikt, zoals de afdruk van de nagels (Joh. 20:25), het patroon dat gevolgd moet worden. Het is daarom een gelijkenis die zich uitbreidt in details. De enige die in de Schrift wordt genoemd is die van Adam die overeenkomt met Christus (Rom. 5:12-21). De tabernakel werd gemaakt om overeen te komen met het type of model dat aan Mozes op de berg werd getoond (Hebr. 8:5). Een antitype is, in het Grieks, niet de werkelijkheid die uitgebeeld wordt, maar is, net als het type, een vertegenwoordiging van het ware, zoals de door mensen gemaakte heilige plaatsen (Hebr. 9:24) en de doop (1 Petr. 3:21).

Schaduw

Schaduw is de passende schriftuurlijke term voor duistere vermeldingen van ongeziene of toekomstige werkelijkheden. De aanbiedingen onder de wet waren een schaduw van het goddelijk dienstbetoon van de hemelingen. De wet had een schaduw van aanstaand goed (Hebr. 10:1). De instructies aangaande voedsel, drank, feesten, nieuwe manen en sabbatten voorafschaduwden wat nog moet komen (Kol. 2:16,17).

Voorbeeld

Het voorbeeld (exemplum) is een ander aspect van de Schaduw, want onder de wet van Mozes waren de offers zowel een voorbeeld als een schaduw van het goddelijk dienstbetoon van de hemelingen (Hebr. 8:5). De tabernakel en de vaten er van zijn voorbeelden van wat in de hemelen is (Hebr. 9:23).

Beeld

Een beeld is een nauwere gelijkenis dan een schaduw, een zichtbare afbakening van dat wat onzichtbaar of afwezig is; Christus is het Beeld van god (Kol. 1:15). Ceasar's beeld was op het geld (Matt. 22;20). Het beeld van het wilde beest zal zijn beeldenaar zijn.

Verpersoonlijking

In deze figuur wordt van dingen gesproken als van personen. Zoals de letter P nodig is om een parabel aan te geven, gebruiken we de letter I om het te markeren.

Verwaardiging

Wanneer van god wordt gesproken alsof Hij menselijk is, of deel uitmaakt van Zijn schepping, wordt dit gedaan in Zijn verwaardiging, zodat Hij Zich kan onthullen in termen binnen het gebied van menselijke waarneming.

De verkleining

Dat wat klein in omvang is wekt in ons een verscheidenheid aan gevoelens op, voornamelijk aanhankelijkheid of minachting. Dit kan ook deels voortkomen uit associatie. Zo wordt in sommige talen de verkleining vrijelijk gebruikt om achting aan te geven. In de Schrift hebben we een bijzonder voorval waarin het in een geringschattende wijze wordt gebruikt. De "kleine vrouw, bevlekt met zonden," zou nauwelijks beperkt mogen worden tot hen van kleine statuur. Toch is er een krachtige waarschijnlijkheid dat het aanvankelijk een term van aanhankelijkheid was en alleen door associatie geringschattend werd.

A.E.Knoch.

Dit artikel werd eerder in het Engels gepubliceerd in U.R.Magazine.
U.R. Magazine is een uitgave van Concordant Publishing Concern

Naar deel 3


© ©Concordant Publishing Concern