|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En Bileam zegt tot Balak: "Bouw voor mij in deze plaats zeven altaren en bereidt voor mij in deze plaats zeven jonge stieren en zeven rammen."
2 En Balak doet zoals Bileam sprak. En Balak en Bileam offeren een jonge stier en een ram op het altaar.
3 En Bileam zegt tot Balak: "Plaats u bij uw opstijgoffer, dan zal ik gaan. Misschien zal het gebeuren dat Jahweh mij ontmoet. En welk woord Hij mij zal tonen, dat zal ik u vertellen." En hij gaat de heuvelrug op.
4 En Elohim ontmoet Bileam en hij zegt tot Hem: "De zeven altaren heb ik in orde gebracht en ik offerde een jonge stier en een ram op het altaar."
5 En Jahweh plaatst een woord in de mond van Bileam en Hij zegt: "Keer terug naar Balak en jij zal zo spreken."
6 En hij keert naar hem terug. En zie!, hij en al de leiders van Moab staan bij zijn opstijgoffer.
7 En hij neemt zijn spreekwoord op en hij zegt: "Vanaf Aram leidt Balak mij, de koning van Moab van de berggebieden van het oosten. Ga, vervloek Jacob voor mij! En ga, bedreig Israel!
8 Wat zal ik smaden? EL smaadde hem niet! En wat zal ik bedreigen? Jahweh bedreigde niet!
9 Want vanaf de top van de rots zie ik hem en van de heuvels beschouw ik hem. Zie!, een volk dat alleen tabernakelt en het rekent zichzelf niet onder de natiën.
10 Wie telt de grond van Jacob en het aantal van een kwart van Israel? Mijn ziel zal de dood sterven van rechtschapenen en mijn hiernamaals zal zijn zoals het zijne."
11 En Balak zegt tot Bileam: "Wat deed je me aan? Ik nam jou om mijn vijanden te smaden, en zie!, jij zegent hen, ja zegent hen!"
12 En hij antwoordt en hij zegt: "Wat Jahweh in mijn mond plaatst, zal ik dat niet waarnemen om te spreken?"
13 En Balak zegt tot hem: "Ga, alstublieft, met mij naar een andere plaats van waar hij hem zal zien. U zal alleen zijn uiterste deel zien en u zal niet allen van hem zien. En smaadt hem van daar voor mij!"
14 En hij neemt hem mee naar het veld van Zofim, naar de top van de Pisgah. En hij bouwt zeven altaren, en hij offert een jonge stier en een ram op het altaar.
15 En hij zegt tot Balak: "Plaats uzelf zo bij uw opstijgoffer, en ik, zo zal ik Hem ontmoeten."
16 En Jahweh ontmoet Bileam en Hij plaatst een woord in zijn mond en Hij zegt: "Keer terug naar Balak en zo zal jij spreken."
17 En hij komt bij hem en ziet hem geplaatst zijnd bij zijn opstijgoffer, en de leiders van Moab zijn bij hem. En Balak zegt tot hem: "Wat sprak Jahweh?"
18 En hij neemt zijn spreekwoord en hij zegt: "Sta op, Balak, en hoor! Geef mij uw oor, zoon van Zippor!
19 EL is geen man, dat Hij liegt of een zoon van een mens dat Hij spijt heeft. Zegt Hij, en doet Hij niet? En spreekt Hij, voert Hij het dan niet uit? [Titus 1:2]
20 Zie!, ik aanvaard om te zegenen en Hij zegent. En ik zal het niet terug draaien.
21 Hij ziet niet uit naar wetteloosheid in Jacob en Hij ziet geen gezwoeg in Israel. Jahweh, hun Elohim, is met hen. En de roep van een koning is onder hen.
22 EL, Die hen uit Egypte bracht, was voor hen als de kracht van een wilde os.
23 Want er is geen voorspelling tegen Jacob en geen waarzegging tegen Israel. Op de juiste tijd zal tot Jacob en tot Israel gezegd worden: Wat bedacht EL?
24 Zie!, het volk staat op als een ouderleeuw en als een leeuw tilt het zichzelf op. Het zal niet neerliggen totdat het een prooi verslindt en het bloed drinkt van wat gewond is.
25 En Balak zegt tot Bileam: "Als u hem ook niet smaadt, zal u hem zeker ook niet zegenen!"
26 En Bileam antwoordt en hij zegt tot Balak: "Sprak ik niet tot u, zeggend: Al wat Jahweh zal spreken, dat zal ik doen?"
27 En Balak zegt tot Bileam: "Ga, alstublieft! Ik zal u meenemen naar een andere plaats. Misschien zal deze rechtschapen zijn in de ogen van de Elohim en smaadt u hen van daar voor mij."
28 En Balak neemt Bileam mee naar de top van de Peor, die uitziet over de vlakte van de wildernis.
29 En Bileam zegt tot Balak: "Bouw voor mij in deze plaats zeven altaren en bereidt voor mij in deze plaats zeven jonge stieren en zeven rammen."
30 En Balak doet zoals Bileam zei. En hij offert een jonge stier en een ram op het altaar.
Terug naar de indexpagina
Naar Numeri 24
|
|