|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een onderstreepte naam, dan ziet u de betekenis)
1 En gaat naar , want heel kwam naar om hem koning te maken.
2 En het gebeurt toen , zoon van , het hoorde, want hij was in omdat hij wegrende voor het aangezicht van , de koning, dat terugkeerde uit .
3 En men zendt en men roept tot hem. En komt, en heel , en zij spreken tot , zeggend:
4 "Uw vader maakte ons juk hard. En nu, verlicht het harde dienstbetoon van uw vader en van zijn zware juk, dat hij op ons gaf, en wij zullen u dienen."
5 En hij zegt tot hen: "Gaat nog drie dagen en keert tot mij terug." En het volk gaat.
6 En koning raadpleegt de ouden die stonden voor het aangezicht van , zijn vader, terwijl hij nog in leven was, zeggend: "Hoe geven jullie mij raad om aan het volk dit woord te beantwoorden?"
7 En zij spreken tot hem, zeggend: "Indien u goed wordt voor dit volk en u hen aanvaardt, spreek dan tot hen goede woorden. Dan worden zij voor u tot dienaren, alle dagen."
8 Maar hij liet de raad van de ouden die hem raad gaven liggen en hij raadpleegt de jongens die met hem opgroeiden, die voor zijn aangezicht staan.
9 En hij zegt tot hen: "Wat is jullie raad, met welk woord zullen wij dit volk antwoorden dat tot mij sprak, zeggend: Verlicht het juk dat uw vader op ons gaf."
10 En de jongens met wie hij opgroeide spreken met hem, zeggend: "Zo zal jij tot het volk zeggen dat tot jou sprak, zeggend: Uw vader maakte ons juk zwaar, maar u, verlicht het van ons! Zo zal jij tot hen zeggen: Mijn kleine vinger is dikker dan het middel van mijn vader.
11 En nu, mijn vader legde een zwaar juk op jullie, en ik, ik zal toevoegen aan jullie juk. Mijn vader tuchtigde jullie met zwepen en ik met schorpioenen."
12 En en heel het volk komen naar , op de derde dag, zoals de koning sprak, zeggend: "Keert tot mij terug in de derde dag."
13 En de koning antwoordt hen obstinaat en koning liet de raad van de ouden liggen.
14 En hij spreekt tot hen naar de raad van de jongens, zeggend: "Ik zal voor jullie het juk van mijn vader zwaar maken en ik zal er aan toevoegen. Hij tuchtigde jullie met zwepen, maar ik met schorpioenen."
15 En de koning luisterde niet naar het volk, want het was de omstandigheid van de Elohim, zodat Jahwehs woord werd uitgevoerd, dat Hij sprak door de hand van , de Shiloniet, tot , zoon van .
16 En heel zag dat de koning niet naar hen luisterde, en het volk antwoordt de koning, zeggend: "Wat is voor ons het deel in ? En: Wij hebben geen lotdeel in de zoon van ! Een ieder naar zijn tenten, ! Zie nu uw huis, !" En heel gaat naar zijn tenten. [2Sam. 20:1]
17 En de zonen van verblijven in de steden van en regeert over hen.
18 En koning zendt , die over de schatplichtige dienst was aangesteld. En de zonen van werpen stenen naar hem en hij sterft. En koning was vastberaden om op te gaan in de strijdwagen om naar te vluchten.
19 En overtreedt tegen het huis van tot aan deze dag.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Kronieken 11
|
|